Tiecelijn. Jaarboek 11 (jaargang 31)
(2018)– [tijdschrift] Tiecelijn–
[pagina 170]
| |
De onderwereldrechtszaak van de luis tegen de vlo en de bedwants
| |
[pagina 171]
| |
gegevens werd de ziel veroordeeld tot langdurige foltering in een van de vele hellen voorafgaande aan wedergeboorte, of tot onmiddellijke wedergeboorte als god, mens (man of vrouw), dier of hongerige schim. Bovendien boden deze rechtbanken de mogelijkheid je rekeningen te vereffenen met je vijanden tijdens je leven. De hoogste rechter in deze onderwereld was Koning Yama, die zitting hield in de Senluo Hal (de Hal van het Duistere Zwerk), maar ook de overige negen onderwereldrechters werden wel aangeduid als Yama vorsten. Deze rechters werden bijgestaan door een onafzienbaar aantal toegevoegde rechters, klerken en gerechtsdienaren. De opvallendste onder deze veelal monsterlijke gerechtsdienaren waren Ossenkop en Paardenhoofd, die afgebeeld werden als mannen met respectievelijk de kop van een os en het hoofd van een paard.Ga naar eind3 Talloze tempels bevatten muurschilderingen of driedimensionale visualisaties van de tien gerechtshoven en de talloze hellen die weinig overlieten aan de verbeelding. Niet alleen de zielen van overleden mensen, maar ook die van overleden dieren deden een beroep op de rechtspraak in de onderwereld. In de oudste verhalen klagen deze zielen mensen aan die zich onderscheiden hebben door hun uitzonderlijke wreedheid tegenover dieren, zoals moordzuchtige jagers en inventieve koks. Ook de geslachte os komt zich beklagen over de ondank die hij ervaart van zijn eigenaar voor wie hij zich zijn leven lang heeft afgebeuld. Uit de laatste dynastie, de Qing (1644-1911), vinden we ook verhalen van dieren die andere dieren aanklagen. Het bekendste voorbeeld daarvan is de zaak van de muis tegen de kat, dat we tegenkomen in bewerkingen in verschillende genres uit vrijwel iedere provincie van China. Dit thema heeft ook in de twintigste eeuw zijn populariteit behouden. Verschillende bewerkingen zijn beschikbaar in Engelse en Nederlandse vertalingen.Ga naar eind4 Maar als een nietig wezen als een muis een beroep kan doen op het rechtvaardige oordeel van Koning Yama, dan kunnen natuurlijk nog kleinere schepsels dat ook. Het kleinste dier dat zo genoegdoening zoekt is de luis. Soms richt zijn aanklacht zich tegen de mens die hem heeft doodgeknepen, maar vaker tegen andere insecten die zijn gastheer hebben gewekt, waardoor hij het slachtoffer werd van diens ergernis. Uit de late negentiende eeuw beschikken we bijvoorbeeld over de aanklacht van een luis tegen een vlo. In dit geval veroordeelt Koning Yama de vlo tot veertig stokslagen en de luis tot eeuwige foltering in de hel. Ook al wordt het verhaal van de luis die het slachtoffer wordt van eigen goedgelovigheid en het agressieve gedrag van de vlo hier verteld vanuit een post-mortemperspectief, toch toont het een opmerkelijke overeenkomst met de fabel van de luis en vlo | |
[pagina 172]
| |
zoals die voorkomt in de oude Indiase fabelbundel Panchatantra. Daar wordt een onwillige luis (of bedwants) overreed door een vlo hem gastvrijheid te verlenen zodat hij kan proeven van het bloed van diens gastheer, de koning. Wanneer de koning wakker wordt van de beet van de vlo, wordt de luis gedood terwijl de vlo ontsnapt. Vele verhalen uit de Panchatantra bereikten via Perzische, Syrische en Arabische bewerkingen uiteindelijk het laatmiddeleeuwse Europa. Tijdens dat proces veranderde de koning in een prinses en veranderde de luis van een toevallig slachtoffer van de activiteiten van de vlo in het beoogde slachtoffer van diens moordcomplot. Dat is de versie die we bijvoorbeeld aantreffen in Roerende zeker bedrijf van de vloo en de luis, de eerste van de Leerzame fabelen van Jacob Cats (1577-1660).Ga naar eind5 Ook al werd de Panchatantra nooit in het Chinees vertaald voor de twintigste eeuw, toch bereikten enkele verhalen uit die verzameling langs uiteenlopende wegen uiteindelijk China. Buiten China eindigt het verhaal met de dood van de luis, de ontsnapping van de vlo en - in de woorden van Cats - de volgende moraal: Een vijands streelen is venijn,
Want 't is bedrog en enkel schijn.
Maar harde reden van een vriend
Is balsem die ten goede dient.
In de hier vertaalde Klacht van de luis (‘Baishi mingyuan’) richt de klacht van de luis zich tegen de vlo en de bedwants die door hun beider roekeloze gedrag onheil over hem gebracht zouden hebben. De vlo en de bedwants, die al spoedig ook in de onderwereld arriveren, zijn zich van geen kwaad bewust. De pogingen van de muskiet en de roofkever om te bemiddelen zijn tevergeefs ondanks een lange opsomming door de muskiet van de kosten verbonden aan een proces. Koning Yama weigert uiteindelijk om vonnis te vellen omdat de registers van leven en dood geen informatie bevatten over de luis, de vlo of de bedwants. De tekst heeft de vorm van een toneelstuk, en we weten dat een stuk met de titel Klacht van de luis deel uitmaakte van het traditionele repertoire van Qinqiang-theater in de provincie Shaanxi.Ga naar eind6 De tekst is hoogstwaarschijnlijk gebaseerd op een ballade want soms springt de tekst opeens over van de tweede persoon op de derde persoon. Het was in de populaire literatuur niet ongebruikelijk om balladen om te vormen tot toneelteksten door de dialogen te verdelen over de verschillende personages in de tekst, die dan ook de beschrijvingen van hun handelingen kregen toegemeten. | |
[pagina 173]
| |
Deze vertaling van De klacht van de luis is gebaseerd op de tekstuitgave door Zhang Guixi en Zhang Wei in hun Oude volksballaden uit Shanxi en Shaanxi (Shan Shaan guyi minge sudiao lu, Taiyuan: San Jin chubanshe, 2013), p. 291-302. Helaas verschaffen beide heren zeer weinig informatie over de herkomst van hun teksten. In hun inleiding prijzen zij De klacht van de luis als ‘een genadeloze onthulling van, en aanval op, de duisternis en de corruptie van het feodale bestuur’ (p. 4), maar dat is dan ook alles wat ze over deze tekst te melden hebben. Moderne invloeden zijn in De klacht van de luis niet herkenbaar, dus hoogstwaarschijnlijk gaat hun tekst terug op een manuscript of gedrukte uitgave uit de negentiende eeuw. Secundaire literatuur over deze tekst heb ik niet gevonden. Afgezien van enkele vierregelige gedichten en korte prozadialogen die voornamelijk gebruikt worden voor de zelfintroducties van de hoofdpersonen, is de tekst geschreven in regels van tien syllaben. Dergelijke regels hebben een sterke cesuur na respectievelijk de derde en de zesde syllabe. In mijn vertaling heb ik getracht dit ritme aan te geven met typografische middelen door een regel van tien syllaben te vertalen als drie korte regels, waarbij de derde iets langer is. Van begin tot einde wordt in het origineel dezelfde rijmklank gebruikt, maar in mijn vertaling heb ik niet geprobeerd dat voorbeeld na te volgen. | |
De klacht van de luis(Luis:) Vanaf dat ik geboren werd schoot ik tekort in krachten
Zodat ik al mijn dagen op het mens'lijk lichaam sleet.
En toen dat tweetal onverlaten rotzooi trappen moest,
Was het daardoor ook ik, hun buurman, die het leven liet.
(Spreekt:) Mijn familienaam is Witte, mijn eigennaam is Luis, en mijn roepnaam is Halvegare. Ik ben afkomstig uit het district Kleren in de prefectuur Vlees en Vel. Sinds oudsher hebben wij geen eigen bedrijf: we verlaten ons op de bescherming van 's Hemels zegen om in getal te vermeerderen, en omdat elk zijn eigen kostje bijeenscharrelt, genieten we voortdurend een Grote Vrede. Maar wie had kunnen denken dat met het aanbreken van de zomer opeens Vlo | |
[pagina 174]
| |
en Bedwants rotzooi zouden komen trappen en de beest uithangen, zodat ze de aandacht zouden trekken van onze gastheer, die overal naar hen op zoek ging. Die twee wisten te ontsnappen, maar mij kreeg hij te pakken: hij vermorzelde mijn lichaam en verpulverde mijn botten. Ook al moge het dan zo zijn dat alle mensen op aarde uiteindelijk moeten sterven, toch kan ik niet in mijn dood berusten omdat ik ben gestorven door hun schuld. Als ik me mijn dood voor de geest haal, is mij groot onrecht aangedaan! (Zingt:) Mijn ziel bereikt
De onderwereld,
Steeds diepe zuchten slakend;
Al stierf ik ook,
Mijn hart blijft nog
Bezorgd om mijn familieleden:
Nooit zie ik meer
Mijn beide ouders,
Vrouw en kroost en broers!
Wie zal nu zorgen
Voor hen allen,
Het gezin van oud tot jong?
Hoe haat ik die
Vervloekte Vlo
En die schurftige Bedwants!
Zij hebben schuld
Aan het onheil waardoor
Ik de Gele Bronnen bezoek.Ga naar eind7
Nu ik hier bij
De Schimmenpoort ben,
Kan ik beter even wachten
Tot Koning Yama
Zitting houdt in de hal
Om mijn klacht in te dienen.
(Vlo en Bedwants komen op en reciteren:) Wij trappen rotzooi waar wij ook maar gaan,
Gevaar voor eigen leven doet ons niets.
(Vlo:) Ik ben Zwarte Ezel Vlo. | |
[pagina 175]
| |
(Bedwants:) En ik ben Rode Kapitein Bedwants. Waarde vriend, gegroet! (Vlo:) Dank je wel. (Bedwants:) Nadat wij beiden in KangstadGa naar eind8 door dat ongeluk ons leven hadden verloren, doolden onze zielen om. De hemelgoden weigerden ons toe te laten en de aardegoden wilden niets met ons van doen hebben, zodat we nu hier aangekomen zijn in de onderwereld om nog eens wat rond te kijken. Laten jij en ik hier tweeën even gaan zitten en elkaar vertellen van onze heldendaden tijdens ons leven. (Vlo:) Zoals je wilt! 'k Herinner me
Hoe ik krankzinnig
Liep en rende als een pijl,
Maar het liefst
Was ik gedienstig
In een jongemeisjeskamer.
Eens zag ik een keer
Hoe mijn gastvrouw
Geheel naakt ging slapen,
Dus ik sprong erbij
Omdat ik die nacht
Met haar het bed wilde delen.
Haar opgestoken wrong
En afgeknipte lok:
Als in inkt gedoopt zo zwart;
Haar leliewangen
Leken wel appelbloesem,
De oorhangers waren van goud.
Een kersenmond,
Rijstkorreltanden,
Wenkbrauwen als wilgenblaadjes;
Haar beide armen
Leken lotuswortels,
Haar vingers waren rank en slank.
Haar boezem was
Glad en teer, blank
Als pas ontloken perenbloesems;
| |
[pagina 176]
| |
Haar beide borstjes
Leken wel perziken
En waren heel mooi om te zien.
Met zilver doorwoven
Was de lap rode zijde
Die haar middeltje omwikkelde,
Maar ik viel flauw
Bij het zien van
Die duim in 't vierkant daaronder:
Dat leek nog het meest
Op een wit kadetje,
Met een mes doormidden gesneden.
Haar zilverwitte dijen
Leken wel bamboescheuten
En lagen daar dicht tegenaan gevlijd.
Ik zag dat buiten de poort
Het gras nog schaars was
Want nog niet volledig volgroeid;
De deur was half toe
Maar daarbinnen zag ik
De flonkering van rood en roze.
Haar gouden lotussenGa naar eind9
Maten krap drie duim,
De voetbanden waren heel kort;
Haar rode slaapschoentjes
Met bloemen geborduurd
Rustten vaak op geurige schouders.
Nadat ik haar
Gehele lichaam
Nauwkeurig had geobserveerd,
Was ik zo hitsig
Dat ik de aap van mijn lust
En het paard van mijn wil niet meer in kon tomen,
Maar toen ik toesloeg
Trok me die schone
Opeens een heel ander gezicht:
Ze ontstak de lamp,
| |
[pagina 177]
| |
Sloeg het dekbed op,
Alsof ze me daar werd verkracht!
Wie kon verwachten
Dat mijn zes poten
Verstrikt raakten in het nieuwe vilt,Ga naar eind10
Zodat ze me ving
En zonder ophouden
Zou knijpen en nog eens knijpen.
Ik zat zo in het nauw
Dat ik niet wist wat te doen
En enkel wild om me heen sloeg,
Maar na eenmaal
Knippen met je vingers
Was het afgelopen met mijn leven.
Al werd dan ook
Mijn lichaam vernietigd
Tussen haar o zo venijnige nagels,
Ik mocht jong sterven
Tussen de bloemen,Ga naar eind11
Dus klaag allerminst om mijn dood.
(Bedwants) Waarde vriend, 'k Herinner me
Dat ik in wezen
Een man was vol trouwe moed
Die maalde om armoe
noch taalde naar rijkdom,
En geduldig berustte in zijn lot.
We woonden in
Een kier in de muur,
In een uiterst nederige woning;
We betaalden geen graan
Of hooi als belasting
En leefden er gelukkig en vrij.
Overdag wijdden wij
Ons als priesters en monniken
In stilte aan strenge meditatie,
| |
[pagina 178]
| |
En pas 's avonds
Kwamen we tevoorschijn
Om ons kostje bijeen te zoeken.
Maar op een avond
Was ik met mijn troepen
Kangstad net binnengetrokken,
Toen onze gastheer
Zich omdraaide nog voor
Wij hadden kunnen toeslaan.
Bij het licht van de lamp
Vervolgde hij ons genadeloos
Overal waarheen we vluchtten,
Zodat wij in paniek,
Ieder van ons,
Leken op hondsdolle honden!
De jongeren konden,
Nog rap van leden,
Alle het vege lijf wel redden,
Maar ik bleef achter,
Zwaarlijvig als ik was,
En kon me nergens verschuilen.
Toen mijn gastheer mij
Eenmaal ontwaarde,
Weigerde hij genade te tonen,
En tussen zijn nagels
Bleef hij me knijpen totdat
Mijn bloed de viltmat kleurde.
Ook al werd ik dan
Na mijn verscheiden
Niet netjes afgelegd en gekist,
Toch kan ik zeggen
Dat ik door mijn gastheer
Wel ten grave werd gedragen.
(Spreekt:) Al pratende zijn jij en ik hier voor de Pas aangekomen. Nu ik opzie lijkt het wel of dat onze vriend Luis is die daarginds zit. Laten we naar hem toe gaan en hem vragen om het laatste nieuws. | |
[pagina 179]
| |
(Vlo:) Dat is goed. (Vlo en Bedwants spreken samen:) Beste Luis, gegroet! Waarom zit je hier zo alleen? (Luis spreekt:) Jullie schurken! Zijn jullie hier ook beland? Ik ben met opzet hierheen gekomen om een aanklacht tegen jullie tweeën in te dienen. Je kunt dan misschien wel springen, maar je kunt niet de hemel bestijgen, en kunt dan misschien wel rennen, maar je kunt niet in de aarde verdwijnen. Vandaag vecht ik het uit met jullie, hier in het hof van Koning Yama! (Vlo spreekt:) Beste Luis, je hebt het bij het verkeerde eind. Elk gaat zijn eigen weg, en elk vervult zijn eigen taak. Je weet toch ook wel dat de Heilige heeft gezegd, ‘Span niet samen met derzulken wier Weg niet dezelfde is.’Ga naar eind12 We hebben jou niets misdaan, dus waarom val je nu zo tegen ons uit? Waarlijk, ‘paarden en runderen zoeken zelfs tochtig niet elkaars gezelschap.’Ga naar eind13 Hoe kun jij ons dan in het wilde weg zonder enige reden valselijke beschuldigen? (Luis spreekt:) Jullie schurken!
(Zingt:) Jij lelijke schurk,
Het heeft geen zin
Je met je gladde tong te verweren,
Luister naar Luis
Die je de situatie
Eens haarfijn uit de doeken zal doen.
De Hemel schiep ons,
Het geslacht Luis,
Met onze afkomst en ons ponteneur:
Hoe kunnen wij dus
Vergeleken worden
Met jullie twee dakloze zwervers?
Wij zijn vanouds
Vertrouwd met de mens
Omdat we leven op zijn huid,
Zodat men zelfs meent
Dat zijn lijf ons voortbrengt
In elk van de vier seizoenen.
Van top tot teen
Mogen we leven
| |
[pagina 180]
| |
In de scheuren van hun kleren,
En we verkeren
Vertrouwelijk met elkaar
Als de leden van één gezin.
Wij zullen nooit
Zoals jullie schurken
Valselijk domicilie claimen -
Hier geboren,
Daar gevestigd:
Grensoverschrijdend geteisem!
Jullie veroorzaakten
Een geweldige ramp
En maakten je snel uit de voeten,
Maar hoe zou mijn gastheer,
Gekweld door zijn pijnen,
Bereid zijn het daarbij te laten?
Halverwege
Stuitte hij op mij
En zag hij mij aan voor de dader -
De sterke leeft,
De zwakke sterft:
Zo heb ik onschuldig geleden.
Hier gold met recht
Dat os schaap verving:Ga naar eind14
Die woede is niet te verkroppen.
Daarom zal ik
In de Senluo HalGa naar eind15
Jullie beschuldigen van moord!
(Vlo:) Luister eens Luis,
Dit verhaal van jou
Raakt werkelijk kant noch wal.
Dit is waarlijk
Ongefundeerd:
Rook zonder ergens een vuur!
Wat ik ook deed,
| |
[pagina 181]
| |
Ik heb nooit of te nimmer
Jou van jouw akkers beroofd,
En welbeschouwd
Heb ik jou geen enkele keer
Onder bedreiging afgeperst.
Volgens jouw woorden
Zouden wij beiden
Anderen bruut tiranniseren,
Maar wat is dan wel
Jouw broodwinning?
Waar is jouw boerenbedrijf?
Wij alledrie
Stelen ons kostje bijeen,
Levend van 's Hemels gunsten:
Als het gaat om moraal
Dan zijn we gelijk
En van 't zelfde laken een pak.
Dat wij ontsnapten
Kwam door onze
Handigheid en onze kracht;
Dat jij toen stierf,
Dat was jouw fout
Omdat je wou blijven eten.
Jijzelf zocht de dood,
Maar nu vandaag
Krijgen wij daar de schuld van.
Onwillekeurig
Rijzen keer op keer
Mijn haren ten berge van woede.
Mijn waarde vriend,
Kijk me toch eens
Naar Luis, die schurftige schurk:
Hier in de onderwereld
Heeft die gozer het lef
Ons straks vals te beschuldigen!
Luis, wees zo vrij,
Dien je aanklacht in
| |
[pagina 182]
| |
Met die gezochte argumenten,
Maar ik ben geen
Boertje van buut'n
Dat benauwd is voor de rechter.
Bedenkt dat ik
Wel een paar keren
Naar de Hoofdstad ben geweest,
Mij maak je niet bang,
Jij smerig hondsvot,
Door een aanklacht in te dienen.
Waarde vriend,
Wees gerust,
Je hoeft je geen zorgen te maken:
Zijn soort mensen
Is pas tevreden
Wanneer ze gras zien verdorren.
(Bedwants:) Mijn beste vriend,
Verlaag je niet
Tot een woordenstrijd met hem,
Laat mij die Luis
Zo vervloeken
Dat hij met goede redenen sterft.
Mensen met rust
Knijpen zijn lichaam
Tussen hun nagels tot rotte pulp
En de bedelaars
Die hem vangen
Drukken hem plat met hun hand.
Hebben vrouwen
Maar even de tijd,
Dan gaan ze naar hem op zoek,
Dus hoe heeft hij dan
In hemelsnaam het lef
Om een aanklacht in te dienen?
Hier vandaag beweert hij
| |
[pagina 183]
| |
Dat het wij beiden zijn
Die hem dit ongeluk bezorgden!
‘Os verving schaap’:
Wie mag daarvan
Dan wel als getuige verschijnen?
Vriend, jij en ik
Zijn dan misschien geen
Hooggeboren haantjes-de-voorste,
Maar hoe kunnen wij
Hem hier in de onderwereld
Ons valselijk laten beschuldigen?
Gesteld dat hij ons
Aanklaagt voor moord
Bij de tien hoven van Yama-heren,
Dan zijn er vast ergens
In deze onderwereld
Oliedomme toegevoegde rechters!
Tot welke instantie
Hij zich ook wendt,
Daartoe kunnen wij ons ook wenden,
Maar met als gevolg
Dat deze zaak dan
Zich vele jaren voort blijft slepen!
(Muskiet en Roofkever komen samen op en spreken:) Na onze dood was er geen plek die ons een woonplaats bood, (Roofkever:) En in de onderwereld werken wij als volontairs. (Muskiet:) Ik ben het spook van de regio, Muskiet Draak. (Roofkever:) En ik ben de grote schoonmaker, Aard Tijger. Goedemorgen! (Muskiet:) Hetzelfde! (Roofkever:) Nu we vandaag vrij zijn en verder niets te doen hebben, moesten wij tweeën maar een wandeling maken buiten het bureau. (Muskiet:) Inderdaad. Mijn waarde vriend, kijk eens daar in de verte: die drie personen daarginds komen me bekend voor. Laten we daarheen gaan en kijken wie het zijn. Ach, het blijken onze oude vrienden te zijn! Is dat niet toevallig? (Zingt:) | |
[pagina 184]
| |
Bij het zien van Vlo
Word ik meteen
Overspoeld door warme gevoelens;
Ook al heten wij anders,
Toch is onze vriendschap
Hechter dan die van volle broers.
Ik kon goed vliegen,
Jij kon goed springen:
Wij hadden beiden onze sterkte,
En ik herinner me
Hoe wij tweeën vroeger
Samen ons plachten te vermaken.
Nadat wij in de herfst
Afscheid hadden genomen
Moest ik steeds aan je denken,
We hadden afgesproken
Dat we na drie maanden
Elkaar weer zouden ontmoeten.
Je kindertjes
Zullen nu toch wel
Opgegroeid zijn tot hele kerels?
En mag ik vragen
Hoe het gaat
Met de gezondheid van je vrouw?
(Roofkever zingt:) Waarde Bedwants,
Jij en ik zijn
Elkaar nader dan bloedverwanten,
Dus nu ik je zie
Toont onwillekeurig
De vreugde zich op mijn gezicht.
Wat betreft vorm
Ben ik dan wel rond
En jij uitgerekend langwerpig,
Maar onder de feestmat
Hebben wij tweeën
| |
[pagina 185]
| |
Altijd van harte samen genoten.
Na ons afscheid
Heb ik lange tijd
Niets meer van je vernomen,
Ook al heb ik
Een tijdje terug
Iemand een brief laten brengen.
Waarom zitten
Jullie drieën
Hier met zo'n toornig gezicht?
Vertel het aan ons,
Zodat wij wellicht
Dit probleem op kunnen lossen.
(Vlo zingt:) Goede Muskiet
En waarde Roofkever,
Als jullie willen bemiddelen,
Neem dan hier plaats
Zodat ik aan jullie
Het hele verhaal kan vertellen.
Oude Luis hier
Verloor zijn leven
En geeft daarvan ons de schuld,
Zeggend dat ik
En vriend Bedwants
Ons onrechtmatig gedroegen:
Hij verloor zijn leven
Door de rampspoed
Die wij zouden hebben verwekt,
Zodat hij ons
In de Senluo-hal
Wil beschuldigen van die moord.
Om die reden
Zitten wij drieën
Hier nu met elkaar zo te ruziën -
Waarde heren,
| |
[pagina 186]
| |
Geven jullie tweeën
Een billijk oordeel in deze zaak!
(Muskiet zingt:) Bij het horen
Van deze woorden
Moet ik onwillekeurig glimlachen:
Naar alle billijkheid
Wekt deze zaak
Enkel ergernis en veroordeling.
Wij waren allen
Daar bij Lintong
Toch helden van hetzelfde soort,Ga naar eind16
Dus wie zou een ander
Een probleem bezorgen
Zonder daarbij goed na te denken?
Dat ik dit zeg
Is niet omdat ik
Partij kies voor de sterkste hier,
Maar omdat jij, Luis,
In je handelswijze
Ondoordacht hebt opgetreden.
Dat komt omdat jij
Niet kunt lezen
En de wet en statuten niet kent.
En waarom zou je
Willen procederen
En je daardoor vijanden maken?
Een gewonnen proces
Is nooit zo voordelig
Als een onderhandse schikking:
Je bent weer vrienden
En lijdt geen verlies -
Daarbij, het kost je geen centen.
Het spreekwoord luidt:
‘De gerechtsdienaren
Tonen genade noch gevoel.’
| |
[pagina 187]
| |
Sta me toe dat ik
De hele procedure
Tot in ieder detail beschrijf.Ga naar eind17
Voor 't schrijven van de aanklacht
Vraagt de desbetreffende klerk
Tenminste een halve snoer duiten;
Voor 't kopen van het formulier
En het indienen op de zittingsdag
Krijgt hij nog zo'n honderd of drie.
Is de klacht ingediend,
Dan is het maar afwachten
Of hij ontvankelijk is en of je wint.
In afwachting van het vonnis
Ben je de uitgaven kwijt
Van een aantal dagen verblijfskosten,
En in de kanselarij
Kost het afschrift
Ook nog weer dertig koperen duiten.
Heb je het aanhoudingsbevel
En zie je de betreffende agenten,
Dan geeft dat alleen maar narigheid:
Je moet die agenten
Immers trakteren
In het beste restaurant ter plaatse,
En je moet die lieden
Op de ereplaatsen
Aanhoren tijdens hun snoeverijen.
Hebben zij zich bezat
Dan willen zij nog eens
Vier schotels en twee kommen rijst,
En als je hen uitwuift
Moet je hen ook weer
Hun komende kosten vooruitbetalen.
Als ze met meer zijn,
Verzinnen ze uitvluchten
En tonen ze je de lelijkste gezichten,
Maar zijn het er minder
| |
[pagina 188]
| |
Dan doet dat afbreuk
Aan de indruk die jij toch wilt maken.
Mocht je dat niet
Willen accepteren
En hun een ander gezicht laten zien,
Dan erger je die
Agenten zelfs zo
Dat ze jou in de boeien gaan slaan,
Zodat je alleen maar
Je woede kunt verbijten
En hun een glimlach kunt tonen.
Voor het gerechtsgebouw
Moet je met vriendelijke woorden
Het beloofde bedrag weer verhogen,
Hopend dat als je betaalt
Dan binnen enkele dagen
De zaak spoedig beklonken zal zijn.
Maar zouden de griffiers
Echt zomaar bereid zijn
Om daarmee genoegen te nemen?
Ze zullen je zeggen
Dat de zaak pas voorkomt
Wanneer je wat extra spendeert.
En dan zijn er ook nog
De dienstdoende bodes
En de agenten voor de folteringen.
Wanneer je je hele verhaal
Dan eindelijk kunt vertellen
Tijdens de zitting aan de ambtenaar,
Dan is het niet te voorspellen
Welke partij wel zal winnen -
Beide zijden hebben hun argumenten.
In het geval
Dat jij hebt verloren,
Zullen geen woorden jou nog baten:
Je lijdt een onrecht,
Je wordt onderdrukt,
| |
[pagina 189]
| |
En er is niets dat je nog kunt doen.
Met gebogen hoofd
Denk je dan na,
Je hart wordt verteerd door berouw.
Om de zaak af te sluiten
Moet je nog weer een keer
Dokken binnen en buiten de rechtszaal.
Heb je geen geld,
Dan zul je ten slotte
Je huis en je have moeten verkopen.
Dus wat is de noodzaak
Die zaak aan te spannen
Ook al moet je onrecht verkroppen?
Luister naar mij!
Het is echt veel beter
Jouw toorn te bedwingen
Om weer als vroeger
Als beste vrienden
Samen in vrede te leven.
(Roofkever zingt:) Luis, ik zeg je
Luister goed
Naar het advies van Muskiet:
Het is geen schande,
Je wordt niet vernederd
En hoeft geen duit te betalen.
Waarom wil je zo nodig
Een proces beginnen:
Donderslag en bliksemschichten!
Je denkt toch niet
Dat de onderwereld
Er is om jou aan je recht te helpen?
Zie je ervan af,
Dan gaan we samen
Naar de herberg van Strontvlieg
Om die zaak van jullie
| |
[pagina 190]
| |
Voorgoed bij te leggen
En onmin uit de wereld te helpen.
Van kippendarmen
En madenlarven
Bestellen we een paar schotels;
De ossenbotten
En 't hondenvlees
Zijn daar beide in olie gebraden.
Het maakt me niets uit
Of jullie mijn vrienden
Daar een extra kom drinken,
Want vandaag
Spendeer ik dat geld
Met de allergrootste liefde.
Maar al pratende
Hoorde hij opeens
Dat de zitting snel zou beginnen,
En hij nam haastig
Afscheid van zijn buren
Omdat hij de rijen moest vullen.
Beste vrienden,
Blijf in de buurt
En ga in geen geval aan de wandel,
Zodat we na de zitting
Het er met z'n allen
Nog eens flink van kunnen nemen.
(Allen af. De schimmensoldaten stellen zich op in rijen.) (Koning Yama spreekt:) Hoog opgehangen blinkt de karmascoop.Ga naar eind18
Hij onderscheidt de goeden en de kwaden.
Uiteindelijk vindt elke daad vergelding -
Geen geld wil ik, ik wil je lieve leven.
Ik ben de Yama-vorst Koning QinguangGa naar eind19 en houd nu zitting in de Senluo-Hal. Bij het licht van de karmascoop zie ik dat voor de Pas van Schimmenpoort een aantal bandeloze schimmen met elkaar in gevecht is. Een van hen moet wel een onrecht hebben ondergaan. Schimmensoldaten! | |
[pagina 191]
| |
(Schimmentroepen:) Tot uw orders! (Yama:) Leid die schimmen voor! (Schimmentroepen:) Begrepen! (Luis:) Koning Yama, spaar mijn leven! (Koning Yama:) Vertel me in alle detail wat je deed tijdens je leven en welk onrecht je hebt ondergaan.
(Luis zingt:) Ik Witte Luis
Kniel neer voor de hal,
Mijn wangen nat van mijn tranen
En roep uit,
O Koning Yama,
Hoor naar mijn ware getuigenis.
Ik woonde in
Het district Kleren
Van de prefectuur Vlees en Vel
Met mijn ouders,
Vrouw en kroost,
En broers in vreugde tezamen.
In onze familie
Was ieder zwakkelijk:
We durfden ons niet te misdragen;
We werden door onze gastheer
Her en der heengedragen
En doorstonden zo honger en kou.
Beperkt in kennis
En zonder nering
Zochten we enkel kleding en eten,
En de hele dag
Leefde ons hele gezin
Vrij en vrolijk, door niets gestoord.
Maar wie had gedacht
Dat die schurk van een Vlo
En daarbij die schurftige Bedwants
Zich om middernacht
In de slaapkamer gekomen
| |
[pagina 192]
| |
Daar naar willekeur uit zouden leven?
Vertrouwend op hun gaven
En snoevend op hun heldenmoed
Trokken ze daar toen overal rond;
Hetzij mannen,
Hetzij vrouwen,
Ze beten ieder mens in het vel.
Die bedwants
Was van die twee
Dan nog weer de allerkwaadste:
Wie door hem werd gebeten
Kreeg een temperatuur
En leek wel op spelden te zitten.
Zij beiden lokten
Het onheil uit
Maar konden beiden ontsnappen.
Helaas het was ik
Die zijn leven verloor:
Mij is waarlijk een misdrijf bedreven!
Moge u, Koning Yama
Op uw drakenzetel
De zaak nauwgezet onderzoeken.
Is mijn aanklacht vals,
Dan mag mijn hoofd
Aan een staak worden opgehangen!
(Koning Yama:) Bij het horen
Van deze woorden
Worden Wij vervuld van woede:
Wie had gedacht
Dat in de bovenwereld
Dit soort zaken zich voordoen?
Het is toch ondenkbaar
Dat er geen verantwoordelijke
Districtsmagistraat zou wezen?
Hoe kunnen Wij
| |
[pagina 193]
| |
Dit soort gespuis
Toestaan zo'n rotzooi te trappen?
Hij draaide zich om
En richtte het woord
Tot Ossenkop en Paardenhoofd,
Arresteer die Vlo
En zorg dat hij
Hier verschijnt in de rechtszaal!
(Schimmensoldaten:) Tot uw orders! Hier brengen wij u Vlo.
(Koning Yama zingt:) Ik zie daar Vlo
Neerknielen voor de hal:
Schimmenbrauwen en spokenogen;
Tegen alle deugden
Zich telkens kerend
Met z'n lange haren en scherpe bek.
Geef hem veertig
Met de grote knuppel
Ter verwelkoming hier in de hal,
(De soldaten ranselen hem af.) Strek zijn benen uit
Om vervolgens
Bij hem de klemmen aan te leggen.
(De soldaten ranselen hem af.) Geef hem tweehonderd
Kletsende oorvijgen
Zonder verlichting of vermindering.
Is het vonnis geveld
Dan wordt hij beslist
In een vat met kokende olie gestoten!
| |
[pagina 194]
| |
(Vlo:) Majesteit! Zodra ik Vlo
Maar een woord hoorde,
Waren mijn hart en gal geschokt!
Koming Yama,
Stil uw woede
En laat mij mijn onrecht klagen.
Sinds oudher heet het
Dat de beklaagde
Zich tegen de klager mag verweren.
In Kier tussen Stenen
In de prefectuur Aarde,
Hebben wij onze woning en erf.
In ons lot berustend
Zullen wij nimmer
Rotzooi trappen, misdaden plegen,
Wat wij doen elke dag
Is zoeken naar kleding en voedsel
Ter bescherming tegen honger en kou.
De jonge schone
Die ons daarbij zag,
Wou ons wel doodtrappen en -knijpen,
Maar gelukkig
Zijn we behendig
En sprongen we snel op kleed en hemd.
Die gelegenheid
Was de eerste keer
Dat oude Luis en ik elkaar ontmoetten.
Zijn karakter
Is werkelijk minderwaardig,
En dat op een onverdraaglijke manier!
In zomer en winter,
Bij dag en bij nacht,
Zwerft hij om op 's mensen lichaam,
En dan verwekt hij
Ook nog eens neten,
Met honderden en duizenden tegelijk.
| |
[pagina 195]
| |
Met als gevolg
Dat zijn gastheer natuurlijk
Bij helder daglicht op zoek naar hem gaat,
En als die hem vangt
Verliezen oud en jong
Hun leven en gaan naar de Gele Bronnen.
Maar na zijn dood
Kon hij niet berusten
En wijt hij die doodsoorzaak aan mij!
Dit heet met recht
‘Zonder enige reden
Andere mensen in het onheil storten.’
Koning Yama,
Onderzoek de feiten
En wijs een weloverwogen vonnis -
Heb meelij met mij,
Deze eenzame Vlo
Die hier ten onrechte is beschuldigd.
(Koning Yama:) Ga jij daar aan de kant staan. Breng Bedwants binnen. (Schimmensoldaten:) Tot uw orders. Hier brengen we u Bedwants.
(Koning Yama:) Ik zie daar Bedwants
Neerknielen in de hal:
Wat een afschuwelijk schepsel!
Die gruwelijke stank
Bedwelmt me zo
Dat ik helemaal duizelig word.Ga naar eind20
Van veraf bezien
Lijkt hij warempel
Een echte kerel met rode wangen;
Van dichtbij beschouwd
Blijkt zijn lichaam niet rond
En heeft hij een langgerekte snuit.
Zijn lijf wordt rood
Van het gedronken bloed -
| |
[pagina 196]
| |
Dat is overduidelijk waar te nemen.
En vertrouwend
Op zijn dikke buik
Stelt hij zich voor de mensen op -
Wie wil jou behouden,
Zo'n schurkachtige
Pooier, zo'n schurftig gedrocht?
Haal ijzeren kettingen
Om hem in de boeien te slaan,
Sluit zijn benen ook in het blok.
Is het vonnis geveld,
Dan zullen we dit beest
De Zwaardenberg laten bestijgen.
(Bedwants:) Bedwants knielde
Neer voor de hal,
Zijn tranen waren onstelpbaar.
Hij riep eerbiedig,
Majesteit, wees zo goed
Te luisteren naar mijn verhaal.
Ik woon in het
Dorp Huisfundament
Van het district Gat in de Muur;
Mijn hele familie,
Oud en jong,
Leeft daar in simpele eenvoud.
Zolang het licht is
Wagen wij niet
Om ons gezicht te vertonen,
Maar 's avonds
Moeten we wel
Vanwege de honger en kou.
Op de Hemel vertrouwend
Verlaten wij ons holletje
En handelen naar omstandigheden,
Talmend tot onze gastheer
| |
[pagina 197]
| |
Zich heeft uitgestrekt
In de derde wake, na middernacht.
Gekweld door honger
Kon ik niet wachten
Tot het olielampje was gedoofd,
En toen mijn gastheer
Plotseling ontwaakte
Werd ik van mijn leven beroofd.
Deze oude Luis
Heeft nooit samen met mij
Wacht gestaan op dezelfde post,
Dus waarom beschuldigt
Hij me nu valselijk
Van een vete tussen ons beiden?
Koning Yama,
Onderzoek dit zorgvuldig
Met uw bliksemgelijke scherpte
En wijs vonnis,
Wie er gelijk heeft
En wie hier onwaarheid spreekt!
(Koning Yama:) Bij het horen
Van deze woorden
Zijn Wij in verwarring gestort.
Zowel de aanklager
Als de beklaagden
Hebben allen hun argumenten.
Het lijkt erop
Dat deze twee zaken
Allebei dezelfde daad betreffen -
Op wat voor wijze
Moeten Wij beslissen
Om hen uit de hal weg te werken?
Hij draaide zich om
Naar de toegevoegde rechter
Die de zorg had voor de registers
| |
[pagina 198]
| |
En droeg deze op
Om na te zoeken
In de registers van leven en dood
Wat dit drietal
Wel had bedreven
Tijdens hun leven in de bovenwereld:
In welke gestalte
Worden ze herboren?
Jaag ze snel de Schimmenpoort uit!
(Toegevoegd rechter:) De toegevoegd rechter
Verscheen met in zijn armen
Het register van goed en van kwaad,
Dat hij doornam
Van begin tot einde,
En daarna nog een keer doorzocht:
Ik heb hier de wolf,
De tijger, het luipaard -
Die staan hier allen in geboekstaafd.
Maar alleen dit drietal
Is nergens te vinden -
Ik zou echt niet weten in welk deel,
Zodat ik ook
Niet uit kan zoeken
In welke gedaante of welke gestalte
Zij herboren
Dienen te worden -
Ik ben hier waarlijk ten einde raad!
Mijn advies aan u
Is daarom om deze zaak
Onontvankelijk te willen verklaren:
Laat hen leven,
Laat hen sterven
Naar eigen believen daar op aarde!
Helaas voor die mensen
Die in zomermaanden
| |
[pagina 199]
| |
Te lui en te laks zijn om te werken:
Deze insecten dienen
Om hun te bijten
Opdat ze vlijtig hun akkers bewerken,
En ieder die
Daar last van heeft
Moet ze zelf maar naarstig vangen
Opdat hij vermijdt
Dat hij door hen
De hele nacht door niet kan slapen.
Bovendien, deze beesten
Worden niet voortgebracht
Door onze onderwereldinstanties,
Dus jaag ze weg,
Zodat wij niet langer
Hier worden gekweld en geërgerd.
(Koning Yama:) Na deze woorden
Moeten Wij onwillekeurig
Keer op keer diepe zuchten slaken.
Het is toch ondenkbaar
Dat deze drie beesten
Zonder een reden op aarde leven?
Het moet wel zo zijn
Dat de Jade KeizerGa naar eind21
Dit drietal destijds heeft vergeten,
Want anders zouden ze
Ergens toe dienen
En dan dus ook ergens van leven.
We hebben gegevens
Voor wolf en tijger
En voor het volk der geschubden,
Maar voor dit drietal
Kwalijke schepsels
Hebben we uitgerekend geen data.
Als Wij de zaak overdenken
| |
[pagina 200]
| |
En dan nog eens overwegen,
Is het ondoenlijk vonnis te wijzen:
Het beste blijft
De zaak te verwerpen
Zodat We Ons deze sores besparen.
Hij beval de soldaten,
Jaag het hele gezelschap
Hier nu zo ver mogelijk vandaan,
Sluit voor- en achterpoorten
Op de meest afdoende wijze
Zodat deze stevig zijn vergrendeld
Om te voorkomen
Dat dit drietal
Toch weer Ons paleis binnensluipt
En zowel Wijzelf
Als ook Onze echtgenote
Geen rust zouden kunnen vinden.
Hij beval de schimmen
Voor de gerechtszaal
Om terug te keren naar hun huis:
Terug in Ons paleis
Zullen Wij allereerst
De kang vegen, het vilt borstelen,
Dat alles omdat
Ook Wij allerminst
Dit geteisem kunnen beheersen.
Dus laat ze maar
Naar hartelust
De beest uithangen hierboven!
(Spreekt:) Schimmensoldaten! (Schimmensoldaten:) Tot uw orders. (Koning Yama:) Ingerukt mars! |
|