Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 65 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 65
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 65Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 65

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.93 MB)

Scans (18.91 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 65

(1947)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 194]
[p. 194]

Algemeen Beschaafd en Maastrichts
of
La force d'intercourse et l'esprit de clocher (II)

We zijn intussen reeds gedeeltelijk op het gebied der klankwijzigingen terecht gekomen. Voordat we wat nader op die klankwijzigingen ingaan, willen we eerst een paar opmerkingen maken omtrent hetgeen met klankwijzigingen nauw kan samenhangen nl. het dynamisch accent, de rekking van vocalen en diftongen en de sleep- en stoottoon. Daar dynamisch accent in de spelling niet wordt weergegeven, moeten we ons in deze tot onze persoonlijke ervaringen bepalen. We menen dan te hebben opgemerkt, dat vooral bij de bastaardwoorden het dynamisch accent nog al eens verschilde met dat in het A.N. Het Maastrichts accentueerde vaak in overeenstemming met het gewone accentsysteem ook daar waar het A.N. het vreemde accent behield. In het Maastrichts accentueerde men (zie boven) derhalve bu'ro, kaf'fee, ka'jee, pal'to, in het A.N. valt het accent op het tweede lid. Welnu, men hoort tegenwoordig hoe langer hoe meer in het Maatrichts buro', kaffee', kajee'. Misschien is dit weer niet zuiver A.N. invloed, maar is de nieuwe accentuering een reaktie tegen of afkeer van Frans-onkundige volksheid, zoals dat ook met de Haagse uitspraak-evolutie porte-monnaie > portemenee > porte-monnaie het geval schijnt te zijnGa naar voetnoot31). Tou'bak (< toebak) wordt nog niet verdrongen door tabak' (< Fr. tabac). Bij buro ontwikkelt zich een betekenisverschil nl. de bu'ro = politiebureau en 't buro' = meubel, kantoor.

De zogenaamde rekking van vokalen en diftongenGa naar voetnoot32) komt in het algemeen bij de jonge generatie en de hogere sociale kringen minder

[pagina 195]
[p. 195]

voor dan bij de oude generatie en de lagere sociale kringen. Men hoort in het eerste geval meer de ongerekte uitspraak van bank, al, danse, van, dan de gerekte. De enigszins minachtende uitlating van een jong student over de taal van een oude, tot de kleine burgerij behorende Maastrichtenaar: ‘Dee sprik dat laangk Mestreechs’ is in dezen typerend. In het geschreven Maastrichts zien we de rekking b.v. bij de pas genoemde woorden door middel van de spelling van dubbele a niet altijd weergegeven. Bij het boven vermelde lam: laam drukt de rekking betekenisdifferentiëring uit.

Sleep- en valtoon worden, indien ze funktie- of betekenisverschil uitdrukken, meestal nog goed onderscheiden. Niemand die Maastrichts kent, zal de sleeptoon verwaarlozen, noch in het enkelvoud boum, bein, peerd tegenover het meervoud zonder sleeptoon bein, buim, peerd, noch in broet (= bruid), hoed (= huid), ouch (= ook), moer ( = muur), douf (= doof), tegenover het sleeptoonloze broed (= brood), hoed (= hoed), oug (= oog), Moer (= Moor), douf (= duif). Wel wordt aan sleep- en valtoon in het rijm niet altijd de hand gehouden. Zo in

 
Iech zit hij in m'n kluis,
 
'ch Höb väöl op mie gewete.
 
't Is hij gaar neet pluis:
 
Iech loer in de planete,

waarin kluis, dat geen sleeptoon heeft, rijmt op pluis, waarvan de ui normaliter wel sleeptoon heeft evenals de uu in pluus. Soortgelijk rijm weeg (= weg) met sleeptoon: leech (= licht) zonder sleeptoon, sterker nog: stél wonder sl.: hel (= hard) met sl.

In de evolutielijn van het A.N. ligt het soms gelijkworden van de ó (> germ, ŭ) met de o (< germ. o). Terwijl Hou. uitsluitend als uitspraak opgeeft krómme (verbogen vorm v. krómp, ohd. chrump), jóng (ohd. en os. jung), lóng (ohd. lunga), tóng (ohd. zunga), tón (ohd. tunna), zón (ohd. sunna)Ga naar voetnoot33), hoort men, en ziet men gedrukt kromme, jong, long, tong, ton, zon. De verkleinwoorden hebben gewoonlijk de Umlaut van ó: jungske, lungske, tungske, tunneke, zunneke. Bij betekenisdifferentiëring vallen beide o's niet samen b.v. bók

[pagina 196]
[p. 196]

(= buk): bok (= mannetjesgeit), klók (= kloek zn.): klok ( = uurwerk), póp (= poupée): pop (- gulden), stóp ( = stoep): stop (= kurk). ó en o zijn in deze gevallen toch wel fonemen. In slordig rijm onderscheidt men beide klanken dikwijls niet. Aldus rijmt tróp op Job en tóp op op.

Een vergelijking tussen hetgeen Fra. ons leert over de klinkers en tweeklanken en de door hem gegeven voorbeelden met de tegenwoordige werkelijkheid toont ons weer andere verschillen tussen 1853 en nu, gedeeltelijk het gevolg van A.N. invloed.

Fra. sprak uit: Thans zegt men algemeen:
prechtig § 2 Ib prachtig
smeike § 4 3 smeke
fiest § 4 4 fies, naast feesGa naar voetnoot34)
kroke § 5 2 kreuke
dés § 6 I dis, gewoonlijk taofel
fabriek § 7 I febrikGa naar voetnoot35)
ivoer § 8 7 ivoor
fooi § 10 2 foj (= A.N. foei)
verfooije § 10 2 verfoeie
droepe § 12 2 drupe
verdeume § 9 2 verdommeGa naar voetnoot36)

Fra. geeft ook op de uitspraak hijge, dus met diftongering. Olterdissen schrijft echter, een halve eeuw later, hiege: ‘dao is ruizing gewees in de kaffee’, hiegde ze. Men zou het omgekeerde verwachten.

De consonanten zijn voor zover dat nog is na te gaan, weinig veranderd. Alleen de oorspronkelijk zuiver affektieve uitspraak van sjt in dat is sjterrek! sjteinaaid! waarnaast de affektloze sterrek, steinaaid, schijnt - hetgeen het tegenovergestelde van A.N. expansie is

[pagina 197]
[p. 197]

- in woorden, die van nature een zeker affekt hebben, ook, indien het zinsverband geen affekt vereist, vrij gewoon te worden en zich vandaar uit te breiden over andere woorden, zodat bij de jonge generatie de uitspraak sjtampe, sjtele, sjtrukele, sjterrek, esjtrant (= astrant) enz. normaal gaat wordenGa naar voetnoot37). Het Hollandisme sr in woorden als schraal, schril, schrikkelijk enz. wekte indertijd bij leerlingen van Maastrichtse stam de lachlust op, als ze het hoorden van hun ‘Hollandse’ medeleerlingen of bij hun ‘Hollandse’ leraren, niet navolging, noch als ze A.N. spraken, noch als ze het hadden over 't sjrieve, 't sjriewe, 't sjrikkeljaor enz.

Boven gaven we een voorbeeld van het uitsterven van een constructie (het dubbele perfectum). De eigenlijke syntaxis, de woordschikking, is meestal in overeenstemming geweest met het A.N. en blijkbaar op dezelfde wijze geëvolutionneerd, afgezien van sporadische versnellingen of vertragingen. Omtrent enige constructies nog dit.

De dubbele ontkenning b.v. in Iech en weit 't neet leeft nog in het Maastrichts, maar heeft toch al een ietwat archaïstisch karakter evenals in het A.N. Ik en weet het niet. Echter klinkt het in Trijn de begijn zeer natuurlijk en echt: gei middel wat ze neet genómmen en heet. Naast de ook in het A.N. bekende onpersoonlijke constructies als 't rouk, 't fiets hij gemekelik (het rookt, het fietst hier makkelijk), was in het Maastrichts 't belt allergewoonst, en is het nog. Ernaast begint echter ook op te komen: dao weurd gebeld.

De wederkerende ww. ziech beechte, ziech beije hoort men ook niet reflexief:

 
Beijt veur stad en land en velder,
 
Beijt veur g'louf en ierzaamheid,
 
Beijt veural tot hij de glorie
 
Vaan Servaos noets óndergeit.
 
(Loontjens)

De wederkerige ziech kloppe, ziech roemele, ziech beurstele, ziech de woerheid zègke enz. houden goed stand, natuurlijk ook, omdat elkan-

[pagina 198]
[p. 198]

der, elkaar niet in het Maastrichts gewild zijn (aan elkaar = aonein, met elkaar = mèdein).

Niet gemakkelijk zal het aan het A.N. vallen elk doeluitdrukkende veur door um te vervangen en elk relativum wat in plaats vani dat ('t keend wat) te verdringen.

Tegenover het Noordnederlandse in de eerste plaats, dat een leenvertaling schijnt te zijn van het Franse en premier lieu volgens P. Gerlach Royen en C.B. van Haeringen (zie NTg 18, blz. III, XXIX, blz. 22) handhaaft zich het Brabants-Limburgse op d.e.p. ook in het Maastrichtse op de ierste plaots, dat ‘volkomen idiomaties Nederlands’ is, hetgeen men niet kan zeggen aangaande het Noordnederlandse in d.e.p.

Tenslotte nog enige voorbeelden van wijzigingen in A.N. richting op het gebied van woordvorming en buiging.

Het oude Maastrichtse suffix -s, dienende om samen met het prefix ge- substantieven van ww. te vormen, een herhaalde werking of handeling te kennen gevende, krijgt steeds meer concurrentie in de vormingen zonder s. Naast gebedels, gelachs, geluiers, gesjrieuws, gerammels (alle vijf nog bij Hou.) komen voor gebedel, gelach, geluier, gesjrieuw, gerammelGa naar voetnoot38).

Het suffix -se, van mannelijke persoonsnamen vrouwelijke vormende, is improductief geworden. Wel handhaven zich de oude afleidingen hoeshèlderse, naoberse, opkuiperse, zwiegerse en ook strikeers en nejeers, maar nieuwe als fietserse, verplegerse (fietseers, verplegeers) hoort men niet en de Jansense, de Mawhinse voor de vrouw van Jansen, Mahwin, afleidingen, die een halve eeuw terug nog vrij gangbaar waren, zijn thans gewoonlijk alleen humoristisch bedoeld.

Ook het suffix -igheid, naar aanleiding waarvan Fra.Ga naar voetnoot39) beweert, dat de afleiding met -igheid ‘bijna altijd plaatsheeft’ (verg. de A.N. afleidingen kleinigheid, nieuwsgierigheid, vuiligheid, zoetigheid), verliest terrein. Hou. is dan ook spaarzamer met zijn voorbeelden dan Fra.

[pagina 199]
[p. 199]

Een feit is het dat naast de afleidingen op -igheid die op -heid dikwijls voorkomen: dómmigheid naast dómheid, luiigheid naast luiheid, slummigheid naast slumheid, nu en dan met kleine affekt- of betekenisschakering. Men hoort steevast: valsheid in gesjrifte, niet valsigheid i.g. Eveneens komen de suffixen -etig en -tere in 't gedrang, zodat b.v. springetig, speuletig (bij Fra.) reeds betrekkelijk weinig gehoord worden, terwijl - helaas! - zelfs loupentere, wandelentere enz. soms loupend(e), wandelend(e) worden.

A.N. invloed is misschien ook het opkomen van de meervoudsvorming door middel van uitgangen, naast de isosyllabische. Fra.Ga naar voetnoot40) geeft als meervoud van kraom alleen kräöm. Tegenwoordig spreekt men altijd van kraome. Naast bök, benk, häös, häök, mör, kump, kneuk van baanke, haoze, haoke, moere, kómpe (in De Kómpe), knobeGa naar voetnoot41).

Indien Hou. bij de meervouden, die geheel gelijk zijn aan het enkelvoud, opnoemt neus, pruuk, zeeg (blz. 56 § 197 V), dan moet men hierbij voegen, cat tegenwoordig neuze, pruke, zege minstens even vaak gehoord worden en dat naast het meervoud jaor het steeds luidt: jaore geleije. Waarschijnlijk zijn overigens déze meervouden oorspronkelijker dan de isosyllabische, daar het immers, ook volgens Hou., best mogelijk is, dat de isosyllabische door apocope van de meervoudsuitgang e (ə) zijn ontstaan.

Het is juist, naar Hou. voor zijn tijd vaststelt, dat de meervoudsuitgang -er zich uitbreidde. Maar thans komen de meervouden met -e in plaats van -er weer vrij veel in zwang, dus: take, stekke, stökke, sjepe, kanonne naast taker, stekker, stökker, sjeper, kanonderGa naar voetnoot42).

 

Zouden de hierboven gesienjaleerde wijzigingen, voor zover veroorzaakt door het A.N., het begin zijn van een onweerstaanbaar A.N. offensief met als resultaat een A.N. nivellering? Al gaat het die kant

[pagina 200]
[p. 200]

uit, alles bij elkaar genomen is de struktuur van het Maastrichts nog niet ernstig aangetast. In de lexicologische sector, die zoals gewoonlijk het meest blootstaat, is het verweer nog altijd krachtig en niet zonder succes.

Ten eerste komen de meeste A.N. indringers er niet zonder kleerscheuren af: ze worden op een of andere manier vermaastrichtst, vaak wat de klinkers en medeklinkers, altijd wat de bulging betreftGa naar voetnoot43). Toen Olterdissen de vervanging van mispele, spinnewefsel door wèsp, wèb als verhollandsing betreurde, had men hem kunnen troosten met erop te wijzen, dat die è in beide woorden toch geen zuiver Hollands was, maar Maastrichts. De è en ook de ó b.v. ónderwijzer (de ó wordt door sommigen geheel als ō uitgesproken en geschreven, dus: oonderwijzer) verdringen dikwijls de A.N. klanken in de binnengedrongen A.N. woorden.

Elke sch en schr wordt onherroepelijk sj en sjr.

Aan het woordeinde na een medeklinker, behalve l, n, r wordt elke d of t, tenzij deze buigingsuitgangen zijn, geapokopeerd.

Rekking, val- en sleeptoon ondermijnen vaak de eigen aard van de vreemdeling.

Tenslotte worden de ‘Hollanders’ nu en dan geïsoleerd door betekenis- en affektdifferentiëringGa naar voetnoot44).

Het resultaat van een vermaastrichtsingsproces handhaaft zich ook in de namen van oud-ingezetenen ondanks adresboeken en telefoongidsen. Dies heten b.v. Schoonbrood, Schappin, Schefman, Bastiaens, Daenen, Dumoulin in de wandeling: Sjoenbroed, Sjapping, Sjefman,

[pagina 201]
[p. 201]

Bastiaons, Daone, Du'meling of Dummeling'. Als Vrijthof, Looiersgracht, Munt(straat), Jodenstraat nog steeds heten Vrietof, Luregraof, De Mäönt (mannelijk), Jäöstraot, dan bewijst dit, dat deze oude namen zich eveneens handhaven ondanks de straatbordjes. Nuijstraot voor het jonge Nieuwstraat is een gehele vermaastrichtsing, terwiji Statiónsstraot voor het jonge Stationsstraat een gedeeltelijke is, daar de gehele zou luiden Stasiestraot.

Een zeker aantal A.N. woorden schijnt in het tegenwoordige Maastrichts, zelfs niet via samenstellingen en koppelingen een bescheiden plaatsje te kunnen veroveren. Onder die vogels van Hollandse pluimage zijn er, die toch tot verrijking van de Maastrichtse woordenschat zouden dienen, indien nl. het Maastrichts slechts het begrip kan uitdrukken met een omschrijving. Ziehier enige voorbeeldenGa naar voetnoot45):

A.N. Maastrichts
blozen roed weurde, 'n kleur kriege
boos koed
breien strikke
brij pap
dicht touw
fraai sjoen
hoeveelheid ondanks wieväöl steeds omschreven
mooi sjoen
naar akelig, akelik
naast neve
ontbijten koffiedrinken
ooi sjaopGa naar voetnoot46)
pret plezeerGa naar voetnoot47)
pruilen mótse, mónke
rijtuig kouts, vwattuur, vetuur (e = ə)
ruiker boekèt
ver(re) wied

De reden van het niet gewild zijn van zulke woorden kan men somtijds vermoeden.

[pagina 202]
[p. 202]

Blozen is misschien geen persona grata wegens het Maastr. bloze = blazen; ontbijten, omdat men 's morgens ‘koffie’ (geen thee) dronk, en te 1 uur at, eventueel dineerde, maar geen koffiedronk; ruiker wegens het Maastr. ruiker = rokerGa naar voetnoot48).

Waarom echter fraai, dat vroeger moet zijn voorgekomen blijkens het liedje op Muneke Bex in 1790:

 
Breussel, Leuve en Douwauy
 
Roope 't is veur Mastreegh froauyGa naar voetnoot49)

uit Maastricht is verbannen, is ons niet duidelijk.

In verband met dit defektieve in de woordenschat, wijzen we er ook op, dat bij sommige woorden bepaalde buigingsvormen ontbreken. Het participium gesjaope (= geschapen) staat zelfs geheel alleen, zodat bv. ‘God schiep de mens’ in het Maastr. moet luiden ‘God heet de mins gesjaope’. Sjöpsel (= schepsel) is zeer gewoon: wie mennig sjöpsel get stokes menkeert (Polis). En sjöppe = a) schoppen, b) scheppen, putten eveneens. Is dit laatste sjöppe de reden geweest van de ondergang van een ander sjöppe = uit het niet te voorschijn brengen? Er bestaat een enkelvoud leed (= lied) naast het meer voorkomende leedsje (= liedje). Maar het meervoud van leed luidt steevast leedsjes, al schrijft men sporadisch onder Hollandse invloed wel eens ledereGa naar voetnoot50). Heeft hier het meervoud van lid nl. lede (= lidmaten) een rol gespeeld? Waarom echter bestaat alleen nisje (= nichtje en nicht) in de verkleiningsvorm?

Terwijl in het A.N. de ‘geslachten’ der woorden ondanks woorden-

[pagina 203]
[p. 203]

lijsten, sterk in het gedrang komen en in de praktijk behalve bij de voornaamwoordelijke aanduiding (vervanging) het drieklassensysteem, mannelijk, vrouwelijk en onzijdig, plaats maakt voor het tweeklassensysteem, de de- en het-woorden, handhaaft zich in het Maastrichts het drieklassensysteem nog steeds krachtig zowel bij de voornaamwoordelijke aanduiding (vervanging) als bij de buiging in het enkelvoud van het onbepaalde lidwoord en van sommige attributief gebruikte bijv. voornaamwoordenGa naar voetnoot51). Dat gevoel (of moet men

[pagina 204]
[p. 204]

zeggen: taalgeheugen?) voor een grammatisch geslacht verhindert niet, dat een aanzienlijk aantal woorden een ander geslacht heeft dan in de woordenlijst van De V. en Te W. Ziehier één honderdtal van de honderden.

De V. e. Te W.Ga naar voetnoot52) Maastrichts
1 aal, voorwerpsn. m.; stofn. v.Ga naar voetnoot53) iel, steeds m.
2 andijvie, v.Ga naar voetnoot54) andievie, m.
3 azalea, v. azalea, m.
4 baars, voorwerpsn. m.; stofn. v. baars, steeds m.
5 bagage, v. { bagazje (reisgoed) v.
5 bagage, v. { bagazje (schorriemorrie) o.
6 bal (danspartij) o.Ga naar voetnoot55) bal, m.
7 bassin, o. De Bassing (havenkom)m.
8 bloemkool, v. blomkuul, m.
9 bodega, v. bodega, m.
10 boot, v.Ga naar voetnoot56) boot, m.
11 bouquet, m. boekèt, o.

[pagina 205]
[p. 205]

De V. e. Te W. Maastrichts
12 brok, m. en v. brok, m.
13 bureau, o. bu'ro, m. (soms o. en buro').
14 bussel, m. bössel, v.
15 concours, o.Ga naar voetnoot57) concours, m.
16 deksel, o. dèksel, m.
17 credo, o.Ga naar voetnoot58) credo, m.
18 diktee, o. diktee, m.
19 diner, o. diner, m.
20 dood, m. doed, m. en v.
21 dossier, o. dossjee, m.
22 dozijn, o. dozijn, o. en v.
23 duo, o duwo, m.
24 echo, v. echo, m.
25 elastiek, o. èllestik, m.
26 excuus, o. ekskuis, v. en o.
27 fabriek, v. febrik, o.
28 festival, o. festival, m.
29 fiets, v. fiets, m. (ook wel fits, m.)
30 fijt, v. fiet, o.
31 filiaal, o. filiaal, v.
32 film, v. en o. film, m.
33 fonds, o. fóns, o. en m.
34 fonograaf, v. fonograaf, m.
35 fret, o. fret, o. en v.
36 gang (wijze van lopen) m. } gaangk, steeds m.
gang (gaanderij, weg) v. } gaangk, steeds m.

[pagina 206]
[p. 206]

De V. e. Te W. Maastrichts
37 gas, o. gaas, m.
38 gips, o. gips, m.
39 graat (ruggegraat, visgraat) v. graot, m.
40 haven, v. haven, m.
41 haver, v. haver, m.
42 hazepeper, v. haozepeper, m.
43 jas, v. jas, m.
44 kaf, o. kaof, m.
45 ladder, v. lèdder, m.
46 markt, v. merret, m.
47 mergel, v. merregel, m.
48 monstrans, m. monstrans, v.
49 muil (bek), m. moul, v.
50 muziek, v.Ga naar voetnoot59) muziek, v. en o.
51 nacht, m. nach, v.
52 neus, m. neus, v.
53 nummer, o. nummer, m.
54 oksaal, o. oksaol, m.
55 olie, vr. olie, m.
56 oog, o. oug, v. (ook wel: o.)
57 overschot, o. euversjoot, m.
58 plein, o. De Plein (= Onzelie-vevrouwenplein) m.
59 peper, v. peper, m.
60 peterselie, v. pitterseelje, m.
61 petroleum, v. petroleum, m., petrol', m.
62 Pinksteren, v. Pinkstere, m.
63 plak (schijf, doek), v. plak, m.
64 pluche, o. plusj, m.
65 port (bestelloon), o. port, m.
66 portemonnaie, v. portemonnee, m.
67 postelein, v. postelein, m.
68 prei, v. poor, m.

[pagina 207]
[p. 207]

De V. e. Te W. Maastrichts
69 programma, program, o. programma, program, m.
70 prop, v. prop, m.
71 pulver, o. pollefer, m.
72 prul, o. pröl, m.
73 raam, o. raom, m.
74 rabarber, v. rabarber, m.
75 rijst, v. ries, m.
76 riool, o. riejool, v.
77 roest, o. ros, m.
78 sabel, v. sabel, m.
79 salade, sla, v. slaoj, m.
80 satijn, satinet, o. satien, satinèt, m.
81 scheen, v. sjeen, m.
82 schouder, m. sjouwer, v.
83 servet, o. servèt, v.
84 sik (kinbaard), v. sik, m.
85 slijk, slik, o. sliek, m.
86 slijm, o. sliem, m.
87 slip, v. slip, m.
88 sneeuw, v. snie, m.
89 snor, v. snor, m.
90 snot, o. snòts, m.
91 snuif, v. snouf, m.
92 snuit, m. snoets, v.
93 sok, v. zok, m.
94 stof (stoffage), v. stof (stuifzand), o. stof, o.
94 stof (stoffage), v. stof (stuifzand), o. stöb, m.
95 spijt, v. spiet, m.
96 sport, v.Ga naar voetnoot60) sport, m.
97 staaf, v. staaf, m.
98 stomp (overblijfsel) v. stómp, m.
99 suiker, v. sókker, m.
100 tabak, v. tou'bak, m.

Een volledige geslachtslijst vertoont ongeveer dezelfde verhoudingen als deze 100-woordenlijst. Ontwijfelbaar is het, dat het gevoel voor

[pagina 208]
[p. 208]

een grammatisch geslacht niettegenstaande de tegenwoordige tweeklassentendens van het A.N. zich in het Maastrichts handhaaft, maar ook dat dit geschiedt op eigen manier met allerlei afwijkingen van de jarenlang op de scholen onderwezen officiële geslachtslijst van De V. en Te W.Ga naar voetnoot61).

Geheel onjuist zou natuurlijk de gevolgtrekking zijn, dat wegens enige algemene overeenkomsten met de Zuidnederlandse dialekten in België, het Maastrichts met deze dialekten een gesloten eenheid zou vormen, wat de geslachten betreft. In de bovengenoemde studies van Van Beughem en Goemans vindt men bewijzen van het tegendeel te kust en te keur. Zij derhalve, die de regeling van De V. en Te W. wilden handhaven op grond van het gevoel voor grammatisch geslacht in de Zuidnederlandse dialekten, vergaten, dat dit gevoel zich op geheel andere wijze openbaart als in de regeling van De V. en Te W., in ieder dialekt op eigen wijze, ook in het Maastrichts.

 

Maastricht

H.J.E. Endepols

voetnoot31)
Verg. C.B. van Haeringen NTg 30, blz. 159.
voetnoot32)
De door Fra. aldus geformuleerde regel: ‘De gesloten a, gevolgd door l, m, n wordt verlengd tot aa: aal, gevaal, staal, vaals (valsch) enz.; - taam, laam, laamp, daamp, aambacht enz.; - maan, braand, laang, klaank enz.’ is niet meer algemeen. Of de regel in Franquinets tijd dat wel is geweest? De uitspraken van Fra. wekken hier en daar twijfel.
voetnoot33)
Zie Hou. de woordenlijst en § 96.
voetnoot34)
Vooral in samenstellingen: 't feesgebouw van de Staar; 't dörrep is in feeskleid veur de brónk (Jaspar) en in afleiding: dat waor dao hiel feestelik gevierd (Olterdissen).
voetnoot35)
Fabriek heeft aan het vermaastrichtsingsproces niet weerstand geboden; fabriek was in 1853 nog een betrekkelijk nieuw woord, sedert is het aantal fabrieken steeds toegenomen en ‘'t febrik’ is een van de belangrijkste elementen in het leven van het volk geworden. Vermoedelijk dateren ook het reeds in een ander verband aangehaalde kèzjem en kollefitsje uit dezelfde tijd, dat de fabriek 't febrik werd.
voetnoot36)
Toch nog in O 1901: wee wèlt! maag heum (l. häöm) verdeume.
voetnoot37)
Hetzelfde is op te merken bij sl, sm, sn, sp in Anlaut: sjloeper, sjmiete, sjnakke, sjpek, wel is waar woorden, waarbij een affekt zeer voor de hand ligt.
voetnoot38)
Idem gedónder, geduij, gejiemer, geklaog, gepraot, gesjater naast gedónders, geduijs enz.
voetnoot39)
Fra. § 15 2.
voetnoot40)
Fra. & 16 3 b.
voetnoot41)
Tösse de kraome hóng 'nen iemeujetige reuk van oliekeuk. Eine van de ierste kraome waos ‘De Ketel’. (Olterdissen).
En gaof miech dóf op dóf op mien verkneuzde knoke. (Olterdissen), totdat me de ‘haoken en ouge’ meister waor. (Olterdissen).
voetnoot42)
Sjeper in S 1883; idem ald. kanonder: achter de piejotte kaome de kanonneers mèt de kanonder.
voetnoot43)
Die vermaastrichtsing ondervonden in de Franse tijd en thans nog de Franse indringers, zoals kèzjem, kollefitsje, 't febrik, de suffixen -ment, -et(te), die werden tot mint en èt b.v. aongazjemint, mansjèt. En de Engelse gaat het evenzo, al worden deze meestal via het A.N. overgenomen. Men verbuigt in het Maastr. spietsje, spiedzjde, gespietsj, spörte, spördde, gespört, starte, stardde, gestart, tooste, toozde, getoos, tosse, tozde, getos.
voetnoot44)
Eéndagsvliegen komen en gaan gewoonlijk ongedeerd. Aldus ook meestal de via straat- of volkslied binnendringende A.N. woorden, vormen en klanken. Maar him gebruikssfeer beperkt zich tot het lied. Iedere Maastrichtenaar kent da beide met Carnaval uitentreure gezongen liedjes En dan hebben zij een paar laarzen aan en Jij moet met so draaien, maar in het dagelijkse leven slaan stievel, sjoon, diech, de elke laars en elk jij uit het veld.
voetnoot45)
Men vergelijke ook de namen uit de Nat. Hist. blz. III.
voetnoot46)
Olterdissen: ramme en ooie kinne veer neet; 't is hij mer de sjaopebok en 't sjaop ‘tout court’.
voetnoot47)
‘Hollandse pretjes’ spottend van Hollandse meisjes. Enigszins spottend is palzier.
voetnoot48)
Ofschoon A.N. dood, dode (zn.) beantwoorden aan Maastr. doed, doeje, is er geen Maastr. woord voor het ww. doden. Wegens het Maastr. doeje dat dooien betekent? Alleen las ik een enkele maal bij Olterdissen de vorm gedud = gedood. Anders hoort en leest men doedmake, kepotmake, vermaorde enz. Deze gevallen kunnen dus wel voorbeelden zijn van homoniemenvrees in een dialekt. Dat men echter voorzichtig moet zijn met het argument homoniemenvrees, blijkt duidelijk uit C.G.N. de Vooys, Homoniemenvrees, Homoniemenvermijding in de NTg 33, blz.1-17.
voetnoot49)
Mestreechter Spraok2 blz. 23; eveneens in O 1857: iech gluif m'n ziel, dat waos al fraoj (rijmende op vlaoj).
voetnoot50)
Advertentieblad voor Limburg Nr. 3854, 74ste Jg. 28 April 1945: ‘leet heer de klokke de plechtige Valeriusledere zinge’, maar iets later: ‘heet heer ouch tot taak nuij leedjes op de trommel te zette’ (Fons v. Hees).
voetnoot51)
Overigens verschijnt dikwijls een 'n in plaats van e in het onzijdig enkelvoud van het onbepaald lidwoord en een m'n, d'n, z'n in plaats van me, de, ze eveneens in het onzijdig enkelvoud, als het zelfstandig naamwoord zelf met een d, t, h of een klinker begint of de attributieve bepaling die aan het zelfstandig naamwoord voorafgaat.
e de, ze wief maar 'n, d'n, z'n duvels wief
e, de, me zwart duuske 'n, d'n, m'n duuske
e, de, ze smaal teurensje 'n, d'n, z'n teurensje
ze, de, e vèt ezelke 'n, d'n, m'n ezelke

 

enz.
Dr. J.L. Pauwels, Bijdrage tot de kennis van het geslacht der substantieven in Zuid-Nederland (Uitgave van de Kon. Commissie voor toponomie en dialectologie, Tongeren 1938) stelt ook vast, dat in veel Zuidnederlandse dialekten ən staat voor een onzijdig woord, dat met t begint. De gevallen zullen wel evenals in het Maastrichts, toch ook een Zuidnederlands dialekt, niet uitsluitend voor t voorkomen. Deze n verschijnt onder soortgelijke omstandigheden ook in het mannelijk enkelvoud, subjekts- en objektsvorm:
'ne maan 'nen dikke maan
'nen ezel 'nen dikken ezel
'ne magere maan 'ne mageren ezel

 

Deze n idem bij deze, dee (= die), de enz.
De n kan o.i. slechts gedeeltelijk een sandhi-n zijn. Immers onder dezelfde fonetische omstandigheden verschijnt de n niet, als het woord in een andere funktie voorkomt dan subjekt- en objektfunktie enkelvoud.
enkelvoud meervoud
d'n duvel, d'n erremen duvel de duvele, de errem duvele
de roeien duvel de roei duvele.

 

Sluit zich bij deze gevallen aan het bij sommige Maastrichtenaars gehoorde onderscheid tussen
enkelvoud meervoud
brevendreger brevedregers
droeventros droevetrosse
hierenhoes hierehoezer.

 

enz. enz.?
voetnoot52)
Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal door L. De Vries en L.A. Te Winkel7, door Dr. A. Beets; bij het ontbreken van het woord in deze lijst werd gevolgd het Handwoordenboek van Koenen-Endepols19.
voetnoot53)
De meeste namen van vissen - vès en de samenstellingen als meivès, sjèlvès in de eerste plaats - derhalve baars, snook enz. zijn zowel als stofnaam als voorwerpsnaam m. Er bestaat in alle geval geen genuskontrast, hetgeen P. Gerlach Royen in het algemeen meent te kunnen vaststellen voor Zuidelijke dialekten (NTg 28, blz. 33).
voetnoot54)
Uit de volgende woorden blijkt reeds, dat vele namen van planten en bloemen m. zijn in het Maastrichts.
voetnoot55)
Namen van dansen zijn in het algemeen m. in het Maastr. zoals polka, sjottiesj, wals, foxtrott, charleston enz. Ook de namen van wijnen zijn m. Bordeaux, Julien, Pauillac enz. Hetzelfde stelde Dr. A.E Van Beughem vast in Bijdrage tot de studie van het geslacht der zelfstandige naamwoorden in de Zuidnederlandsche dialecten HTopDial 8 (1934) voor de Zuidnederlandse dialekten in België. Zie over de Zuidned. geslachten verder Dr. Leo Goemans, Over het geslacht van aan het Fransch ontleende zaaknamen in het Nederlandsch MedV A 1937 blz. 769-789 en het V. Beughem aanvullend werk van Dr. J.L. Pauwels, bovengenoemd.
voetnoot56)
Boot was in het Mnl. m. Andere overeenstemmingen in geslacht tussen het Maastrichts en het Mnl. o.a. nog: Mnl. cudde, o. (later v.), beest, v. (later o.), raven, m., scotel, v., scoudere, v., sneeuw, m. (gewoonlijk tenminste), wortele, v., zale, m. (soms v.). Maastr. köd, o., bies, v., raof, m. sjotel, v., snie, m. wortel, v, zaol, m. enz. Op grond van der Rabe, die Schüssel, der Schnee, die Wurzel, der Saal en andere overeenstemmingen in geslacht met het Hoogduits uitsluitend te denken aan Rijnlandse invloeden op het Maastrichts is dus niet nodig.
voetnoot57)
Tal van Franse bastaardwoorden, volgens De V. en Te W.o., hebben in het Maastrichts het geslacht der Franse woorden. Behalve de in deze lijst voorkomende nog: congé, défilé, menu, quattuor, souper ook door Van Beughem (zie noot 55) vermeld. Verg. ook het aanhangsel in het boven vermelde artikel van Goemans (blz. 785).
voetnoot58)
De Lat. namen van gebeden, kerkzangen en delen der Mis zijn in het Maastr. over het algemeen m., dus ook gloria, tedeum, paternoster (idem bij V. Beughem en Goemans).
voetnoot59)
In NTg 28, 176 klassificeert Gerlach Royen moer (= muur) v. en noemt Limburgs: ein moer: ze is u. Maastr. moer is m. en derhalve eine moer: heer is umgewejd.
voetnoot60)
Veel van deze Engelse leenwoorden hebben in het Maastr. het m. geslacht, zoals spurt, spietsj, tram, tunnel en het sedert 1944 in Maastricht zo populaire zjiep (met valtoon) en tenk (met sleeptoon).
voetnoot61)
Andere voorbeelden van het verschil in ‘geslacht’ tussen De V. en Te W. en het Maastrichts ook in P.H.M. Shepherd, Van Taol naar Taal, Maastricht 1946, blz. 37 en vlgd. Het boekje bevat heel wat materiaal voor wie de gave des onderscheids bezit.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.J.E. Endepols


plaatsen

  • over Maastricht


taalkunde

  • Dialectologie

  • Woorden (lexicografie)

  • Klanken (fonologie)

  • Zinnen (syntaxis)