Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118 (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.45 MB)

Scans (30.99 MB)

XML (1.31 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118

(2002)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ingrid Glorie
Veel vibraties, weinig wol

Cultural studies: een inleiding / (ed.) Jan Baetens, Ginette Verstraete. - Nijmegen: Vantilt, 2002. -189 p.
ISBN: 90-75697-66-X Prijs: € 22, -

Ginette Verstraetes inzet, in haar inleiding tot Cultural studies. Een inleiding, is hoog. ‘Vele aanhangers van cultural studies’, meldt ze tevreden, hebben inmiddels gehoor gegeven aan Stuart Halls oproep tot een ‘nieuw politiek engagement’. Maar, vervolgt ze, niet iedereen is even gelukkig met de populariteit van de nieuwe ‘beweging’ binnen de geestes- en sociale wetenschappen: ‘voor de conservatieven onder ons is het einde van de universele cultuur en de daarmee gepaard gaande proliferatie van culturele particularismen een ghostly matter, omdat dit ons confronteert met wat we altijd al verdrongen hebben: namelijk dat cultuur [...] altijd de inzet van een diepe strijd is geweest’. Met hun aandacht voor de ‘veelvormigheid, materialiteit en irrationaliteit’ van deze ‘strijd’ zouden cultural studies een ‘turbulent grensgebied’ bestrijken, ‘en dat is voor velen die zich in het centrum wanen - in het centrum van een discipline of faculteit en natuurlijk in het centrum van de beschaving - angstaanjagend en traumatisch’ (p. 18). Al eerder noemde Verstraete als een mogelijke verklaring voor de negatieve houding die veel academici in binnen- en buitenland tegenover de snelgroeiende en uiterst productieve cultural studies zouden innemen, het gegeven dat het vak de traditionele indeling in disciplines ‘op zijn kop heeft gezet en daarmee niet alleen de autoriteit maar ook het inkomen van duizenden wetenschappers bedreigt’ (p. 8).

Dat liegt er niet om. Van iemand die insinueert dat collega-onderzoekers conservatief zijn en bang voor hun eigen hachje, mag je een goed verhaal verwachten. Maar die verwachting wordt in Cultural studies. Een inleiding niet waargemaakt. Hoewel de bundel enkele mooie, even gedegen als verfrissende voorbeelden bevat van waar interdisciplinair onderzoek toe in staat is, kan het geheel, net als de inleiding van Verstraete zelf, uiteindelijk allerminst bevredigend worden genoemd.

Het is, volgens Verstraete, erg moeilijk om het Engelse begrip ‘cultural studies’ in het Nederlands te vertalen. De reden hiervoor lijkt te zijn dat er aan verschillende Nederlandse en Belgische onderwijsinstellingen inmiddels afdelingen zijn opgericht met min of meer gelijk-

[pagina 366]
[p. 366]

luidende benamingen (‘culturele studies’, ‘cultuurwetenschappen’, ‘cultuuranalyse’), die zich allemaal in meer- of mindere mate distantiëren van de cultural studies-traditie zoals die zich sinds de jaren zestig in de Angelsaksische wereld heeft ontwikkeld. Zonder dat dit expliciet wordt gezegd, lijkt dit voor Verstraete (en collega-redacteur Baetens) aanleiding om de Engelse term dan maar te laten staan. Het is een weinig elegante en weinig creatieve oplossing voor een probleem dat in zichzelf nauwelijks overtuigt. Als dit boek het uitgangspunt moet zijn voor de beoefening van cultural studies in Nederland, dan zitten we tot in lengte van dagen opgescheept met alweer een discipline waar zelfs geen Nederlandse naam voor bestaat.

Maar ach, het gaat hier nog om een probleem van hoofdzakelijk cosmetische aard. Ernstiger wordt het, wanneer het gebrek aan methode zich openbaart. Verstraete heeft grote moeite om uit te leggen wat het vak cultural studies nu eigenlijk inhoudt. Dat is ook lastig, met ‘zo'n controversieel “vibrerend” concept dat in allerlei vormen circuleert binnen een netwerk van elkaar beconcurrerende interpretatieve praktijken en disciplines’ (p. 13). Het meest verhelderend is Verstraetes opsomming van de voornaamste aandachtspunten binnen cultural studies die in de verschillende bijdragen aan deze bundel worden gethematiseerd: ‘interdisciplinariteit en contextualisering; aandacht voor contemporaine en alledaagse cultuuruitingen, waarbij vooral de media een belangrijke plaats innemen; kritiek op de traditionele canonvorming en verbreding van het cultuurbegrip richting populaire literatuur, populaire muziek, sport, science fiction, internet, virtual reality; politiek engagement en de interpretatie van cultuur als conflict en macht (vooral uit de hoek van vrouwen en minderheden); zelfreflexiviteit en bewuste positionering van de onderzoek(st)er tegenover zijn of haar studieobject; analyse van representatiemechanismes en van beeldvorming als niet-onschuldige manieren van betekenisgeving, en van insluiting en uitsluiting’ (p. 18-19). Methodes die worden gebruikt zijn tekst-, beeld- en discoursanalyse, geschiedschrijving, empirisch onderzoek, participerende observatie en het interview.

Met de eerste twee artikelen zijn we nog op redelijk vertrouwd terrein. Jan Baetens geeft een historisch overzicht van de ontwikkeling van cultural studies in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, en René Gabriëls beschrijft de doorwerking binnen cultural studies van de kritische theorie van de Frankfurter Schule. De auteurs zijn enthousiast over de manier waarop cultural studies het traditionele onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur heeft doorbroken, de werking van machtsstructuren (bijvoorbeeld binnen de massamedia) heeft blootgelegd en een stem heeft gegeven aan allerlei voorheen gemarginaliseerde groepen. Toch constateren ze tegelijkertijd dat er hier en daar nog wel wat rammelt. Zo klaagt Baetens over de ‘methodologische en conceptuele overmoed’ waarmee in Amerika veel problemen worden aangepakt, en ‘de ondoordachte manier waarop cultural studies met concepten goochelt en vrijpostig de nauwkeurig opgetrokken muren tussen disciplines overhoop gooit’ (p. 34). Ook Gabriëls stelt vast dat het de cultural studies-adepten vaak ontbreekt aan ‘de conceptuele middelen om tussen diverse maatschappelijke sferen een helder onderscheid te maken en ze vervolgens aan elkaar te relateren’ (p. 52).

De overige artikelen bieden een staalkaart aan mogelijke onderwerpen en benaderingen binnen een cultural studies-opzet. Je kunt je wel voorstellen dat veel wetenschappers afkomstig uit traditionele disciplines het leuk vinden om zich eens met iets geheel anders bezig te houden, of dat ze gedreven worden door het maatschappelijk belang dat ze aan hun onderwerp toekennen. Er zijn bijvoorbeeld bijdragen over de representatie van het mannelijke en het vrouwelijke lichaam in science-fiction- en virtual reality-films (Anneke Smelik), over de betekenis van internet voor de positie van vrouwen (Liesbet van Zoonen), over de effecten van achtergrondmuziek op de werkvloer (Karin Bijsterveld), over nieuwe vormen van waarneming in het multimediatijdperk (José van Dijck) en racistische en seksistische noties in het taalgebruik van voetbalsupporters (Joke Hermes).

Didactisch gezien zit Cultural studies. Een inleiding slim in elkaar. Bovenstaand overzicht laat zien dat binnen cultural studies werkelijk alles object van onderzoek kan zijn. Een korte samenvatting boven elk artikel geeft aan wat de centrale vraagstelling zal zijn, in welke maatschappelijke context het te beschrijven verschijnsel geplaatst moet worden en welke wetenschappelijke methode hier gevolgd wordt. Idealiter zou dit de lezer moeten helpen om vast te stellen uit welke disciplines er is geput, wat de overwegingen van de auteur zijn geweest, en hoe deze precies te werk is gegaan. De meeste auteurs hebben het project vol enthousiasme aangepakt. Dat

[pagina 367]
[p. 367]

levert boeiende, onorthodoxe en zinvolle stukken op, over kwesties waar een traditionele neerlandist doorgaans niet snel mee in aanraking komt.

Maar dat geeft ook meteen de gevaren van de cultural studies-benadering aan. Zelfs met behulp van de samenvatting bovenaan het artikel lukt het lang niet altijd om de redenaties en bevindingen van de auteur te volgen, laat staan te controleren. Mogelijk komt dit doordat de lezer onvoldoende thuis is in de verschillende disciplines die worden aangedaan. Maar soms ontstaat ook de indruk dat de auteur niet helemaal consistent is, wat zowel zou kunnen liggen aan de uitvoering van het onderzoek (Baetens' ‘methodologische en conceptuele overmoed’) als aan het verslag daarvan (een gebrek aan transparantie).

Een probleem met zo'n heterogene bundel is natuurlijk ook, dat maar weinig artikelen voor de vakspecialist direct relevant zijn. Wat de Nederlandse letterkunde betreft, hebben alleen de bijdragen van Maaike Meijer en Lies Wesseling raakvlakken met het traditionele onderzoeksveld. Maaike Meijer geeft een opsomming van populaire liederen en gedichten waarin de (meestal vrouwelijke) geliefde als pop wordt voorgesteld, van Cliff Richards ‘Living doll’ via Donald Jones' ‘Ik zou je het liefste in een doosje willen doen’ tot de poëzie van Sylvia Plath, Anne Sexton en Ankie Peijpers. Daarmee wil ze laten zien hoe zelfs de meest onschuldig lijkende vertogen onze opvattingen over onder meer gender en etniciteit beïnvloeden, en welke rol bijvoorbeeld tekstanalyse kan spelen bij het ondergraven van deze verborgen ideologieën. Wat het artikel weinig overtuigend maakt, is de vraag in hoeverre de door Meijer aangevoerde voorbeelden het incidentele overstijgen en karakteristiek mogen worden geacht voor de opvattingen van hun tijd.

Lies Wesseling eist eerherstel voor Annie M.G. Schmidt binnen het mannenbolwerk van de neerlandistiek. Helaas draaft ze in haar ijver om het belang van Schmidts oeuvre binnen de naoorlogse Nederlandse literatuur aan te tonen en zo de heersende praktijk van uitsluiting van vrouwelijke auteurs en kinderboekenschrijvers in canonvorming en literatuurgeschiedschrijving te doorbreken, af en toe wel wat door. ‘Het is onmogelijk om een andere Nederlandse schrijver aan te wijzen die meer uiteenlopende hoog- en laagculturele genres in één schrijversloopbaan heeft verenigd dan Schmidt’, verklaart ze bijvoorbeeld (p. 161). Een interdisciplinaire benadering zou kunnen helpen om de ‘literatuursociologische microkosmos’ (p. 162) die Schmidts werk volgens Wesseling is, naar waarde te schatten; tenzij de neerlandistiek kiest voor ‘geheel ander literatuur- en cultuurhistorische aandachtspunten en organisatieprincipes’, blijft ‘de ware koningin van Nederland ongekroond’ (p. 166).

Wesselings bijdrage weerspiegelt tegelijkertijd de sterke en de zwakke kanten van cultural studies. Een dergelijke strijdbare benadering maakt de weg vrij voor nieuwe perspectieven, en vormt als zodanig een waardevolle aanvulling of zelfs een correctie op de traditionele disciplines. Een korte rondvraag onder promovendi wijst uit dat er in de neerlandistiek momenteel ook een sterke tendens bestaat om literairhistorische thema's binnen een breed maatschappelijk kader te plaatsen. En steeds meer neerlandici zullen ertoe overgaan om zich rekenschap te geven van inzichten uit cultural studies-kringen. Maar de uit Amerika overgewaaide neiging tot overmatige political correctness kan tevens leiden tot blikvernauwing, zoals de bijdragen van Verstraete en Wesseling laten zien.

Aan een inleiding in cultural studies bestaat, ook binnen de neerlandistiek, wel degelijk behoefte. De vraag is alleen, wat dat woord ‘inleiding’ betekent. Het boek van Verstraete en Baetens biedt - afgezien van de uitstekende historische overzichten van Baetens en Gabriëls - weinig meer dan een eerste kennismaking. Waar we echt op zitten te wachten, is een solide methodologische onderbouwing van een (anti-) wetenschap die nu nog te veel blijft steken in euforie over ‘leuke’ projecten en het ondergraven van de vermeende ‘ivoren toren’ van de traditionele disciplines.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken