Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdstroom. Jaargang 1 (1930-1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdstroom. Jaargang 1
Afbeelding van De Tijdstroom. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdstroom. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.04 MB)

Scans (50.39 MB)

ebook (14.04 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdstroom. Jaargang 1

(1930-1931)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 349]
[p. 349]

Boekbesprekingen

J.H. Wismans. Overzicht der Engelsche letterkunde. Uitgave Paul Brand's uitgeversbedrijf. Hilversum.

Over 130 bladzijden wordt geheel de Engelse, daarinbegrepen de Ierse en de Amerikaanse (vanaf Longfellow) literatuur behandeld.

Eerst het Oud-Engelse of Angelsaksiese tijdperk (Beowulf, Caedmon, Beda, Koning Alfred) dat uitsterft door een Normandies-Franse invloed. Het duurde van 450 tot 1066.

Zo begint het Normandies tijdperk (1066-1300) dat feitelik een tijdperk is van volk- en taalstrijd, en waarin o.a. de invloedrijke Arthurromans ontstaan.

Alhoewel er intussen een enigszins nieuwe taalvorm is gekomen, zegeviert het Germaanse element toch over het Romaanse. En dan begint het Middel-Engelse tijdperk. (1300-1450. - Langland, Wycliff, Chaucer Jacob I van Schotland.)

Van 1458 tot 1558 ondergaat ook Engeland de invloed der Renaissance (Thomas, Morus, Tyndale en Surrey, de eerste verdediger der blanke verzen, waarmede men, ook volgens Byron, moeiliker een goed gedicht maakt, dan met rijmende verzen.)

Maar reeds in 1550 breekt het grote bloeitijdperk aan, het Elizabetiaans tijdperk, dat duurt tot 1630. (Peele, Greene, Marlowe, Shakespeare, Ben Jonson, Spenser Sidney, Southwell Lyly, Bacon.

Met Cromwell komt het Puriteinse tijdperk (1630-1660) dat Milton zijn ‘Paradise lost’ ziet schrijven, waarop een restauratie-tijdperk volgt met Dryden en Butler. Maar het duurt amper 40 jaar.

Met het herstel der Stuarts, komt ook een on-Engelse, namelik een Frans-klassieke geest over Engeland gewaaid, zijn invloed op de letteren houdt aan tot 1760. Pope volgt Boileau na, Swift schrijft zijn ‘Gulliver's Reizen en Daniël Defoe zijn Robinson Crusoë. Verder zien we hier nog Addison, die door onze Justus van Effen werd nagevolgd, Richardson, de eerste Engelse en Europese romanschrijver, en Fielding.

Van 1760 tot 1800 is er evenwel een terugkeer tot de natuurlikheid. Hier komen Johnson, Goldsmith, Cowper, Burns, Young, Macpherson, die grote invloed had op de romantiek door zijn ‘Zangen van Ossian’, Gibbon, Sterne en Sheridan.

Dan krijgt ook Engeland zijn romantiek, die loopt over de eerste helft der XIXe eew. Weer een bloeidtijdperk voor de Engelse literatuur. Noemen we even de grootsten: Wordsworth, Coleridge, Southey, Byron, Shelly, Keats, Moore (de Ier, tijdgenoot van O'Connell) en Walter Scott.

De tweede helft van de XIXe eew wordt naar Koningin Victoria het Victoriaans tijdperk genoemd. We vinden hier Thackeray, Dickens, Eliot, een eindeloze reeks romanschrijvers, waaronder Bulwer Lytton, Wilkie Collins en Robert Stevenson benevens de priesters Hugh Benson en de Ier Sheehan. Als geschiedschrijvers hebben Macaulay en Carlyle een gerechtigde faam. Ook Ruskin en Newman worden behandeld, de laatste de grootste prozaschrijver der negentiende eew. In Newman hebben we misschien wat eenzijdig de grote leider der Oxford-beweging gezien, en niet genoeg de grote kunstenaar.

Speciaal voor de poëzie worden hier behandeld: Tennyson, de lievelingsdichter van het Engelse volk, Robert en Elizabeth Browning. Hier vinden we ook de Pre-Raphaëlieten, een kunstrichting, die vóór alles streefde naar eenvoud en innigheid. Als hun modellen beschouwden ze de Italiaanse Primitieven voor Raphaël, doch ze misten het eenvoudig geloof der primitieven, en waren in menig opzicht veleer decadenten. Tot deze

[pagina 350]
[p. 350]

school behoren Ruskin, Morris, Rossetti en Swinburne. De katholieke herleving, door Newman ingezet, bracht Frederick, Faber, Conventry Patmore, Alice Meynell, Francis Thompson.

De twintigste eew, vooral na de wereldoorlog is gekenmerkt door een afbrekende kritiek van al wat ook maar enigzins verband houdt met het Victoriaans tijdperk.

Hier worden behandeld: voor het toneel Shaw, Galsworthy en de Schot James Barrie. Voor de romankunst Galsworthy en Wells. Als representatieve katholieken Chesterton en Belloc.

Het boek sluit met een hoofdstukje over de Amerikaanse letterkunde: Longfellow, Poe, Irving, Emerson, Mark Twain, Father Finn, e.a.

Aan deze onder onze lezers, die verlangen een klaar en juist gedacht te krijgen over haar geschiedenis, kunnen we gerust dit werk van J.H. Wismans ten zeerste aanbevelen. Trouwens de schrijver is Rooms-katoliek, wat, als we de Nederlandse geschiedschrijving op het oog nemen, eer een waarborg is voor zijn objektiviteit. En zo verdient hij als gids ook ten volle het vertrouwen van oningewijden.

Trouwens, het leest heel vlot. De werken der behandelde figuren worden gesitueerd in hun levensgebeuren. En zo ontsnapt de schrijver aan de dorheid van een data- en namenlijst van schrijvers en boeken, tevens maakt hij het werk levend en brengt het dichter bij ons. Om het ineens te zeggen. als het geen gemeenplaats was, zou ik getuigen: het boek leest als een roman.

JAN VERCAMMEN.

René L. Ide. Mensen. Houtsneden van Jan F. Cantré.: Uitgave ‘De Goudkever’ Gent.

Dit is het vierde boek van de reeks, door de Goudkever voorzien. Het bevat drie novellen: Verhoudingen, Pater, Ursula.

In de eerste wordt Lieske bedrogen door een Pool, in de tweede wordt Martha bedrogen door een getrouwd man, en in de derde snoepen twee rijke broers aan Ursula. Zo loopt er tenminste een lijn door het werk. Maar we vragen ons verwonderd af, of Vlaanderen nu een kolonie van seksuëel-abnormalen geworden is.

Neen, de vissen komen niet gebraden uit de zee, en de vruchten hangen niet gedroogd aan de bomen, maar zo wordt het toch wat erg.

Er is ook nog een andere lijn. ‘In den Heer ontslapen’ wordt genoemd: ‘Grote pasterwoorden’. - Zuster Constancia regeert natuurlik met strengheid, want... ‘de weg des Heren is met doornen belegd’ - Het is natuurlik... de koster, die er van onder trekt met een vrouw naar Brussel. - De oom doet Lieske zich geheel ontkleden om te... bidden, en dat uit... boetvaardigheid. En de boeken van die oom zijn ‘meestal over erotiek. Hij had eksemplaren, die zeer wonder waren, zo van illustratie als van inhoud en bijna enig in hun soort.’

Dat alles uit de eerste novelle. Het moet ons dan ook niet verwonderen, dat de pater uit de tweede, de getrouwde bedrieger bij Marta ('s paters zuster) brengt en zegt: Vreest de werkelikheid niet. Elkaar zult ge steunen en liefhebben. Mensen zullen u veroordelen maar God zal u oordelen’. L'amour, a-t-il tous les droits? - En Cyriel is natuurlik een brave jongen en Maria twijfelt of ze wel gezondigd heeft.

Ik citeer maar liever niet voort. Spijtig voor Ide, dat hij zijn personen kiest onder ‘kristene’ mensen. Als hij die buiten het Kristendom liet, zouden ze heel wat winnen aan natuurlikheid en de katholieken onder zijn lezers niet kwetsen. Zijn personen zijn dan ook voor ons vaak onbegrijpelik.

Ik zeg spijtig. Want ik geloof dat Ide kan schrijven. Al vond ik zijn novelle in ‘De doedelzak’ beter dan wat ons hier wordt geboden.

Deze novellen zijn psycho-realisties getint, al is het meer realisties dan psychies. Hier en

[pagina 351]
[p. 351]

daar wil de schrijver eens goed op dreef komen, maar hij houdt het niet vol.

Als ik kiezen moest, zou ik het bij de derde novelle houden. Die is goed verteld.

Het hindert wat, zo gedurig na het eindpunt van een zin nog eens de herhaling van het laatste woord te lezen. Soms past dat best, maar heel niet altijd. Ook kunnen we moeilik voor fouten als: toegetakelt, uw beeld weerspiegelt te zien, alles is verandert, de zetter bij de oren nemen, en oog minder voor: ze ontmoetten zich. (zich wordt hier nog meer verkeerd gebruikt.)

De houtsneden van Jan F. Cantré zijn mooi. Daarvoor alleen reeds zou je het boek graag bezitten.

Ide moet zich maar eens herpakken. Geloof me, ik vraag waarachtig niet beter, dan te mogen zeggen: het is goed.

En als ik vraag, dat Ide zich herpakken zou, het bewijst mijn vertrouwen in zijn kunnen.

JAN VERCAMMEN.

J. Decroos. Aucassin en Nicolette. Verhaal uit het Fransch der XIIIe eeuw. Vertaald. Houtsneden van V. Stuyvaert. Uitgave ‘De Sikkel’ Antwerpen.

We lazen van Dr J. Decroos reeds een bundel gedichten, waarover Cyriel Verschaeve zich waardeerend uitliet. Klaarblijkend nogal verstandelik georienteerd, wat de lezers trouwens kunnen zien aan wat van hem in ‘De Tijdstroom’ verschijnt.

Maar wat hij vooral doet is vertalen. Vanuit het verre Westfalen, (hij is lektor aan de universiteit te Münster,) tracht hij zó Vlaanderen te dienen. En hij doet het werkelik.

Hij vertaalde reeds uit het Oud Engels Marlowe en Shakespeare. - Uit het Nederduits Wagenfeld's ‘Lucifer’. En nu ook uit het Frans der XIIIe eeuw deze ‘chantefable’ Aucassin en Nicolette.

Bemerk hoe hij talen kiest, waaruit een vertaling niet gemakkelik tot ons zou komen. En eveneens hoe goed hij zijn stof te kiezen weet. Dat alleen reeds zijn twee grote verdiensten.

De ‘chantefable’ Aucassie en Nicolette dagtekent uit de laatste jaren der XIIe of uit het begin der XIIIe eeuw, en is waarschijnlik in het Noorden van Frankrijk ontstaan. Over de dichters is niets bekend. Het thema van het verhaal lijkt van Arabiese oorsprong te zijn. Ook de vorm, in 't bizonder de afwisseling van verzen, die gezongen werden, en proza, dat werd voorgedragen, doet oosterse afkomst vermoeden. In de middelewen heeft Aucassin en Nicolette, in zover we weten, geen grote opgang gemaakt. Na de middelewen tijdens de renaissance en het klassieke tijdperk, geraakte de in haar naïeveteit zo bevallige vertelling geheel in vergetelheid. Eerst in de tweede helft der XVIIIe eew werd ze weer voor de dag gehaald, en sindsdien wordt ze steeds weer èn in de oorspronkelike tekst èn in vertalingen uitgegeven. Behalve in het hedendaagse Frans is ze in de meeste Europeese talen: Duits, Engels, Deens, Zweeds, Italiaans, Russies, enz. overgebracht.

Aldus de vertaler in zijn voorbericht. Beter kan ik de herkomst en de waarde van het boek niet tekenen. Er moet alleen aan toegevoegd, dat V. Stuyvaert bij deze middeleeuwse liefde-idylle mooie en vooral passende houtsneden maakte, die heel wat atmosfeer scheppen bij de tekst. Dat doet ook dat oud handpapier uit Auvergne, waarop Erasmus het mooi heeft gedrukt.

Dr Decroos vertaalt werkelik goed, en in een keurig en vloeiend Nederlands.

JAN VERCAMMEN.

Theo Bogaerts. Het oog op den hemel. Roman. Uitgave ‘Het Kompas’. Mechelen. Prijs: fr. 18.-

Het kan ons slechts verheugen, dat deze goedbevolkte, bijna fantastiese roman van Theo Bogaerts een twede goedkope druk mag beleven. Dit boek, dat zeker getuigt van een rake opmerkingsgave en wel eens genoemd werd in verband met de film ‘Me-

[pagina 352]
[p. 352]

tropolis’ blijft, over het geheel, als roman toch al te vaag zodat wij liever een andere ondertitel hadden gewenst.

De uitgave is sierlik verzorgd en verlucht met merkwaardige houtsneden van Albert Droesbeke.

GEO ROZENBERG.

Jozef Van Reusel. Mijn ander boek. N.V. ‘Standaard’ Boekhandel.

Van pedagogies standpunt vermits het een schoolboek geldt. Wie daar een graat wil in vinden om ‘De Tijdstroom’ te prikken, kan het gerust doen.

Jozef Van Reusel schonk ons reeds het fijne spel ‘Hoe een jonge Monnik bij Maria ter feeste ging’. We mogen dan verwachten, dat deze handleiding van geschiedenis voor kleuters in een keurige taal zou gesteld zijn. Want dat zijn we in de leerboeken voor de lagere en zelfs voor de middelbare school waarachtig niet gewoon. Om de zuiverheid van zijn taal alleen dus, is het boekje welkom in de schoolwereld.

De stof is verdeeld in lesjes. Ieder lesje behandelt een bizondere gebeurtenis. En alleen de bizonderste worden verhaald. Lakonieke en goed-gevormde zinnetjes, bijna ieder een bepaald beeld. Best.

Ieder lesje is ook geïllustreerd met een zwart-rood plaatje, waarop slechts het nodige is aangegeven. Ook dat dus is best in orde.

Verder, wat de inhoud aangaat, die is, zooals we dat ‘vaderlandse’ geschiedenissen best gewoon zijn.

Erasmus heeft het boekje mooi gedrukt

E. Du Perron. ‘Voor kleine parochie’. A.A.M. Stols, Brussel.

Du Perron schijnt me belangrijker als criticus dan als dichter. In deze bundel schrijft hij scherp en persoonlik over allerlei personen en boeken. Zijn oordeel is van onzen kant uit gezien niet altijd juist, of rechtvaardig, maar dit belet niet dat sommige van zijn opstellen voor elke letterkunde-kenner van waarde zijn.

A.D.

Ingekomen boeken:

H. Marsman. KORT GEDING. (2e Uitgave) Stols, Brussel, fr. 20.-.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jan Vercammen

  • André Demedts

  • Geo Rozenberg

  • over René Ide

  • over Jérôme Decroos

  • over Jozef van Reusel

  • over J.H. Wismans