Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 6 (1849)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 6
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.64 MB)

Scans (1189.22 MB)

ebook (7.40 MB)

XML (3.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 6

(1849)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eene nieuwerwetsche parabel van den schrijver der Fransche wespen.

Vermits al wat men tot hiertoe had aangebeden achtervolgens verwoest, en alles waaraan men gehoorzaamheid betoonde van lieverlede afgeschaft is, zijn de menschen er op bedacht geworden zich een nieuw geloof te scheppen. De mensch is niet, zooals men te dikwerf in proza en poëzij gezegd heeft, een slaaf die zijne kluisters tracht te verbreken, hij is slechts een knecht, die door

[pagina 150]
[p. 150]

zijne luimen bestuurd wordt, en gaarne van meester verandert.

Men heeft die onsterfelijke goden voor altoos verloochend, en een God verzonnen dien men dagelijks maakt voor de behoefte van den dag, die des morgens alvermogend is, des middags reeds ongeloovigen vindt, en des achtermiddags verzaakt wordt.

Ziehier hoe hij gemaakt wordt.

Omstreeks het einde van de maand Maart, zaait men vlas in losse aarde en hennep in wel bemesten grond.

In Julij vertoont de hennep onbeduidende groenachtige bloempjes, en weldra graauwe ronde korrels, waarop de vogelen zoo gretig azen, en eene maand vroeger zijn de vlasvelden bedekt met blaauwe bloempjes op dunne stengels, die op den adem des winds wiegelen gelijk de baren der zee.

Als beide geel worden zet men ze in het water, en dàn begint de ontzettende magt, die ze later zullen hebben, zich te openbaren: de visschen die het water bewonen waar ze in gedompeld worden, vlugten of sterven. De menschen die den hennep en het vlas bewerken worden getroffen door eene drooge kuch, en zeldzaam ouder dan vijftig jaren.

Beide zetten hunne gedaanteverwisselingen voort, die niet minder in getal zijn dan van den Indischen God Vischnou.

De hennep en het vlas zijn veranderd in garen.

De hennep wordt tot lijnen om de schuiten voort te trekken, en tot koord voor de bromtollen en vliegers der kinderen.

Welk eene driftige en nieuwsgierige menigte holt daar langs de straat? Een mensch met doodsbleek gelaat en strakken blik wordt naar de strafplaats geleid, men levert hem over aan den scherpregter, die hem een strik van hennep om den hals werpt, en hem de eeuwigheid binnenstoot.

Talrijke schepen drijven op de zee als reusachtige zwanen met uitgespreide vleugelen. Die blanke vleugelen zijn alweder de hennep tot zeildoek gevormd. Inmiddels is het linnen tot fijner en ligter doek geworden en heeft het vijgenblad vervangen, dat de eenige kleeding onzer eerste ouders uitmaakte, en zeldzame lotwisselingen onderging. Heden althans moet het vijgenblad tien ellen lang en ten minste een half el breed zijn.

Het linnen bedekt, verbergt en beschermt het teedere ligchaam der vrouwen voor de aanraking van de lucht en voor de wulpsche blikken van den wellust.

Beide houden weldra op die bekoorlijke rol te spelen, de storm heeft de zeilen van den hennep verwoest; de mode heeft de linnen kleeding van gedaante veranderd.

Eenmaal op het glibberige pad van verval en smaad, worden zij welhaast tot jammerlijke lompen, achteloos weggeworpen op de hoeken der straten, en te midden van het slijk der steden.

Maar deze vernedering is het pad tot glorie: de brandstapel, die Hercules loutert en hem tot eene Godheid verheft.

Over 't algemeen sterven de groote mannen van honger, en geraken spoediger in 't bezit der onsterfelijkheid dan hun lief was, en hunne tijdgenooten vergoden hen alsdan met roerende feesten, waaraan de blijdschap zich paart datze van hen ontslagen zijn.

Toch verliezen de hennep en het vlas den moed niet, en verwachten met de kalmte van een' wijsgeer de nieuwe vernederingen, die hen, wel is waar, van de oppermagt scheiden, maar er hen des niettemin toe brengen.

[pagina 151]
[p. 151]

Des nachts komen er menschen in gescheurde kleeding, met een' lantaren in de hand, deze lompen zoeken, die zij in kuipen pakken, waar weldra het vlas en de hennep tot een soort van walgelijk slijk worden.

Van dit slijk maakt men papier.

Tot papier geworden, zijn ze nog geen goden, men verkoopt ze bij den riem en bij 't boek: maar het zal toch niet lang duren, of ze worden tot goden verheven.

Inmiddels zijn andere menschen bezig met het een en ander te kneuzen en te stampen en vochten te mengen, die op het vuur te zetten totdat ze eene sombere rouwkleur, een afzigtelijk zwarte tint verkrijgen.

Dan sluiten de priesters van den God dien men gemaakt heeft zich nevens het papier op, en zij zetten er hunne karakters op.

Deze karakters zijn vierentwintig in getal, maar zeer verschillend van waarde, naar gelang hunner plaatsing.

Op honderd uren afstands verheft iemand fier het hoofd, en voelt zich gestreeld van hoogmoed en blijdschap, en anderen benijden en eeren hem.

Indien, daarentegen, de karakters anders geplaatst zijn, is diezelfde man gebogen onder het wigt van smart en schande, durft zich niet te vertoonen, ontwijkt aller blikken.

Als de god voltooid is, vouwt men hem in vieren en schuift hem onder door de reten van de deuren.

Eenmaal daarbinnen is hij meester van elk huis, hij begint zijne orakelen te geven, en van de orakelen tot de wonderen is slechts ééne schrede; van een dwaas maakt hij een man vol geest, van een vuigen baatzuchtige een deugdzaam en belangeloos burger, een koning zendt hij in ballingschap en zet de vorstenkroon op, wien 't hem lust.

Hij kondigt u wonderdoende wateren aan die de hairen beletten te grijzen, hij belooft u ambtenaren die niet omgekocht worden en niet omkoopen, belangelooze burgers, die geheel zich wijden aan het heil van 't algemeen, hij verhaalt de ongerijmdste dingen, en hij wordt geloofd.

Maar de dag spoedt ten einde: de god ziet zijne altaren verlaten. Den volgenden morgen, vindt hij in zijne warmste aanbidders slechts verontwaardigde beeldstormers, hij is aan allerlei hoon en versmading blootgesteld.

Men snijdt hem in ronde stukken, om er potten met ingelegde vruchten meê te bedekken. In lange reepen om de pijp aan te steken. In 't vierkant, om voor de kinderen paardjes en poppetjes te maken. Geen huiselijk gebruik zoo onkiesch, of de arme, die gisteren zoo geëerd werd, is er heden toe gedoemd.

Een ander komt nu op zijne beurt orakelen geven, wordt met denzelfden eerbied gehoord en gevolgd, totdat hij den volgenden dag naar den banketbakkerswinkel gaat en den oven aan brand helpt.

Zietdaar de waarachtige en onopgesmukte geschiedenis van de grootheid en het verval van den hennep en het vlas.

Wie zou dat vooral van het vlas kunnen gelooven, dat er zoo rein, en onschuldig uitziet, als het zijne teedere en brooze bloempjes voor het morgenkoeltje ontsluit!

Glosse.

Deze Parabel, in gansch anderen trant dan die van Krummacher, is de aandacht van den Nederlandschen lezer dubbel waardig. Er bestaat thans, gelijk dat op blz. 131 en volgg. in de Teekenen des Tijds te lezen is, een eigenaardig courantenheil, een courantengenot, en het getal hunner is legio, die de aankomst van

[pagina 152]
[p. 152]

den papieren God met het reikhalzend ongeduld des verlangens te gemoet zien. Nogtans schijnt er ten opzigte van couranten en dagbladen in ons vaderland eene zekere leemte te zijn opgemerkt, die men door Zondagsbladen, Polichinellen enz. op verschillende wijze tracht aan te vullen. De kerk kan slechts een gedeelte van den eindeloozen Zondag innemen, en wat, de nog overige uren, uitgerigt zonder het weldadige dagblad? Veel van hetgeen in de Parabel voorkomt is op ons niet van toepassing. Enkele bijzonderheden treffen ons daarentegen door de overgroote gelijkheid. Zoo is het schuiven der couranten door de reten der deuren ook bij ons geene zeldzaamheid (hoezeer het wenschelijker is voor den bewoner des huizes, als zijne deur zulks niet gedoogt), en òf aan het minder matineuse der dienstboden, òf aan den spoed der courantenombrengers toe te schrijven. De bestemming der oudecouranten? Ware 't hier slechts: exitus alget! 't Zou niet onaardig zijn voor een novellenschrijver, om zijne krachten eens daaraan te beproeven, en b.v. het uiteinde van een Handelsblad, van een Arnhemmer, van een Kampertje, van een 's Gravenhaagschen Nieuwsbode te schetsen. 't Zegt wat, eerst zooveel wijsheid te verkoopen, zoo menigen goeden raad, belangeloos (zoolang de geabonneerden nog in genoegzaam getal zijnen blijven betalen) aan vorsten, ministers en volken toe te dienen, zoovele overheerlijke theoriën van staat- en staatshuishoudkunde, zelfsbedachte, en van anderen gestolene, te verbreiden en dan eindelijk af te dalen naar kommenijswinkels, naar.... Sic transit gloria mundi! Maar - wat de Parabel van den invloed der couranten vermeldt, van hun onbegrensd vermogen op de publieke opinie - is dat alles ook op ons vaderland van toepassing? Zijn het alleen de landlieden in de provincie, die zich door het dagblad laten voorlichten? of worden allerwege de orakelen verstaan, en als orakelen opgenomen? In ieder geval is het niet alleen wenschelijk, maar ook noodzakelijk, dat de dagbladschrijvers, behalve veel politische en alle andersoortige kennis, ook iets hebben, dat men naauwgezetheid, of, verkiest men 't wat ouderwetsch uitgedrukt, geweten hebben!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken