Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 7 (1850)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 7
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.83 MB)

Scans (1188.48 MB)

ebook (6.44 MB)

XML (3.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 7

(1850)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Nog een woord over 't onderwijs. (In socialen zin).

Victor Hugo, sprekende over het onderwijs in de Fransche nationale vergadering, heeft gezegd: ‘Kosteloos en verpligt onderwijs, verpligt op den laatsten trap, kosteloos op alle trappen, ziedaar het ideaal van het vraagstuk!’

‘Het was noodzakelijk,’ zegt hij verder, ‘dat ideaal aan te wijzen, want men moet altijd zeggen waarheen men zich rigt.’

Kosteloos onderwijs van staatswege, vereenigd met de vrijheid van onderwijs, ziedaar wat men ook, naar ons oordeel, in Nederland moet trachten te bereiken voor de toekomst.

Maar er zijn er, die niet instemmen met dien wensch, zoo schoon uitgedrukt door Victor Hugo, wanneer hij zegt:

‘De deuren der wetenschap moeten wijd geopend zijn voor elk verstand; de Staat moet met vaste hand bij de laagste en geringste volksklasse een ladder plaatsen van menschelijke kennis, leidende tot het licht!’

Sommigen zouden dien wensch gaarne een vromen wensch willen doen blijven. Hoor slechts hunne redeneringen. De soort van menschen, die behooren tot den geringen stand, zeggen zij, zijn veel gelukkiger, kunnen zich veel beter schikken in hun lot, wanneer ze geene opvoeding erlangd hebben.

Ergo: beschaving is voor die soort van menschen ongeluk. Ergo: die soort van menschen zijn gedoemd van geslacht tot geslacht in den zoogenaamden geringen stand te blijven.

Maar, vooreerst: zijn er standen?

De revolutie van 1848 heeft er de laatste overblijfselen van omvergeworpen. Dat die omwenteling dit niet alleen gedaan heeft in Frankrijk, bewijst de spoorlooze verdwijning van art. 127 onzer oude grondwet, ‘de Staten der Provinciën zijn zamengesteld uit leden, gekozen door de volgende drie standen.’

En wat wel aardig is, de hevigste opposanten, van vóór 1848, tegen die ongelukkige standen, zouden er nu met der daad wel weder willen instellen.

Hoe is het gegaan met de standen?

[pagina 6]
[p. 6]

Vroeger, bij het begin onzer tegenwoordige maatschappij, waren er edelen, geestelijken en lijfeigenen.

Hoe jammer, hoe rampzalig moeten sommigen het niet vinden, willen zij ten minste consequent blijven, dat er nog op den huidigen dag geen lijfeigenen bestaan. Want die soort van menschen zullen zich toch ook wel hebben kunnen schikken in hun lot. Maar, toen zij min of meer beschaafd werden, bedankten zij om slaven te blijven; de beschaving had hen bedorven.

Tot groot ongeluk dan voor die lijfeigenen, werden ze in verloop van tijden veranderd in poorters en landbouwers of boeren. De tiers-état trad te voorschijn; die middelstand, opgestaan uit het voik, toen het gepeupel geheeten, verhief zich daarboven door meerdere beschaving en vandaar meerderen invloed. Die meerdere beschaving was te danken aan geld. De middelstand was het rijkste gedeelte van het volk; maar dat hij er een deel van uitmaakte, werd al spoedig vergeten.

De Fransche revolutie van 89 deed het gebouw van het leenstelsel, welks grondvesten lang waren verouderd en ondermijnd, ineen storten. Voor één oogenblik geraakte het volk, het arme volk in top van staat: toen heerschte er barbaarschheid en regeringloosheid; het arme volk toonde te zijn: onbeschaafd.

Na de eerste Fransche revolutie hief de burgerstand (thans la bourgeoisie geheeten) weder het hoofd op. De adel, waar men vroeger voor had moeten buigen en wijken, was vernietigd; de geestelijkheid, die de zedelijke vrijheid wilde aan banden leggen, kon geen magt meer uitoefenen in den Staat.

En nu zeide de bourgeoisie, dat is: het rijke gedeelte, het bezittende gedeelte van het volk, l'État c'est nous!

Thans waren alle loopbanen voor hen geopend; als kinderen hadden zij reeds op de schoolbank gezeten naast een afstammeling van den een of anderen Sire, die regt had over leven en dood van hunne voorouders. Later konden zij stijgen tot de eerste bedieningen, de hoogste waardigheden, alleen door hun eigen waarde, door hunne eigene talenten. De nazaten van vroegere edelen smeekten om de hand hunner dochters.

Maar in de bedwelming van hunne grootheid vergaten zij, nog meer dan vroeger, hun afkomst, vergaten zij, dat zijzelven niet konden dulden een' stand boven zich, vergaten zij de gelijkheid der menschen, die spreuk, die zij vroeger in hun banier hadden gevoerd.

‘En in plaats van, - ik haal hier de woorden aan van een Fransch Schrijver - geen aanhanger, maar zelfs een bestrijder van het socialismus, Emile Saisset, en in plaats van te begrijpen, dat, indien verlichting, eigendom, politieke regten wettig in hare handen berustten, dit dan ook was onder voorwaarde, dat zij hare grenzen gedurig zou uitbreiden, dat zij met sympathie de armen zou openen voor de volks-massaas, die zij verpligt was in toom te houden, maar tevens voldoening te geven, in de plaats daarvan vertoonde zich eene dagelijks sterker uitkomende strekking om de bourgeoisie te herscheppen in eene afgesloten kaste, die alle regten in zich wilde opnemen, die alleen, en voor zichzelve alleen, wilde regeren, zonder aan iemand rekenschap verschuldigd te zijn.’

De Februarij omwenteling was de nederlaag van den middelstand, die alzoo de gestrenge straf ontving voor het egoïsmus en de verblinding, die hem eerst het volk, eindelijk zichzelf deden verlaten.

De Februarij omwenteling was de triomf van het democratisch beginsel.

[pagina 7]
[p. 7]

Maar er waren nationale werkplaatsen opgerigt, niet het tweeledig doel om arbeiders, die ten gevolge der revolutiedagen buiten werk waren geraakt, den kost te geven en ten minste van de straat af te houden, een goed doel voorzeker; maar ook, om ten allen koste een voorbeeld te geven van de onmogelijkheid der toepassing van de regeling van den arbeid; maar ook, om een tegenwigt te vinden voor de aanhangers van het Luxembourg, om een feit te kunnen overstellen tegen de theoriën dáár gepredikt. En plotseling werden die nationale werkplaatsen, valschelijk toegeschreven aan het Socialismus, ontbonden, en daardoor massaas arbeiders zonder verdiensten en zonder brood op straat gezet, die natuurlijk eene gemakkelijke prooi moesten worden voor de terroristen en de vijanden der maatschappij: de Junijopstand brak los. Toen die opstand gedempt was, zegevierden de reactionairen of de oude middelstand; de democratie werd onderdrukt; het Socialismus werd een spook, dat men zich gewapend voorstelde op de barricaden, rood van bloed, gereed om de maatschappij, niet te hervormen, maar te vernietigen.

Evenwel werden door die reactie de zaden niet uitgeroeid door de Februarij-omwenteling gestrooid, en poogt men weder het stelsel van uitsluiting, in plaats van dat van gelijkheid te doen gelden, krachtige stemmen verheffen er zich tegen.

Tot dat stelsel van uitsluiting behoort ook het niet toestemmen van het regt van ieder kind op gelijk onderwijs.

We spreken thans niet over de mogelijkheid om dit ideaal iets vroeger of later te verwezenlijken; we weten, dat de bereiking daarvan in verband staat met financiële kwestiën, dat de onmiddellijke uitvoering daarvan onmogelijk is. Wijspreken alleen van het denkbeeld; wij bestrijden alleen het nadeelige, dat men zien wil in de volgende formulen:

Door gelijkheid van onderwijs van staatswege te bezorgen aan elk kind, zou men de standen vernietigen; zou men allen, zonder onderscheid van geboorte, gelijke aanspraak geven tot het bekleeden van betrekkingen, het verrigten van werkzaamheden, thans het monopolie van den middelstand; zou men het uitoefenen van geringer beroepen, van allen handenarbeid niet meer kunnen terugdringen binnen den kring van een zeker soort van menschen; zou men dus, in één woord, allen gelijke regten geven, en hen slechts onderwerpen aan de hiërarchie, naar gelang der bekwaamheden.

Dit laatste is juist wat naar ons oordeel bereikt moet worden. - Beschouwen wij het verder aangevoerde:

Wat de standen betreft, wij hebben ons oordeel reeds te kennen gegeven, dat die zijn vervallen.

En indien men gelooft aan een vooruitgang, dan is hunne vernietiging goed.

Maar het is toch niet te loochenen, dat er nog onderscheid bestaat tusschen de verschillende leden der maatschappij. En welk is dat onderscheid? Er zijn twee groote partijen: de bezitters en de niet-bezitters, rijken en armen, eigenaars en prolétaires.

De middelstand, opgekomen door de vernietiging van het leenstelsel, kan echter niet wel bewaren, dat geboorte eenig regt geeft, en het strijdt tegen elk eerlijk gemoed, om regten toe te kennen aan de zoogenaamde geldaristocratie.

Indien dus alle menschen gelijk zijn, hebben ze ook gelijk regt op verlichting en beschaving, tenzij men beweren wilde, dat verlichting en beschaving

[pagina 8]
[p. 8]

voor sommige individuën goed, en voor anderen slecht zouden zijn. En die bewering houdt geen streek.

De beschaving is goed of slecht. Is ze goed, dan is ze dat voor iedereen, zonder onderscheid.

Een middel om tot die beschaving te komen, is: opvoeding; die opvoeding moet voor allen gelijk zijn; want sluit men de kinderen der prolétaires, der arbeidende klasse, uit, dan zou men stilzwijgend erkennen een regt van geboorte, van stand, en dat bestaat niet.

Maar de hoofdzaak ligt hierin: de beschaafde zegt: wanneer mijne kinderen en de kinderen van mijn koetsier, van mijn knecht, van mijn oppasser, dezelfde opvoeding verkrijgen, in staat worden gesteld om het zelfde te leeren, zoodat misschien mijne kinderen in intellectuële ontwikkeling ver achter zullen staan bij de kinderen van mijn knecht, van mijn oppasser, wie zullen dan in het vervolg de kleederen schoon maken van mijne kinderen, hunne schoenen poetsen, hun rijtuig inspannen, hun eten aanbrengen, enz. enz.?

O, het leenstelsel is nòg in zwang, en de nazaten der lijfeigenen zijn op hunne beurt ridders geworden, ridders met al den trots der geboorte, met aide minachting voor hunne vassalen, met al de aanbidding van hun eigen ras, alsof zij door God waren uitverkoren om niet alleen meesters te zijn over de aarde, maar ook over een deel hunner naasten!

En waarom dan die adel gevloekt, waarom dan de heerendiensten niet in stand gehouden, waarom dan heden geene leenheeren meer geduld!

O, rijken van heden, met uwe vorderingen, met uw hoogmoed, met den dwang, dien gij uitoefent door het geld op menschen, die niets bezitten, zijt gij de leenheeren van onzen tijd?

Maar leenheeren, die even min zijn te dulden, voor ieder, die het groote woord vrijheid heeft geschreven in de ziel, voor ieder, die zich als mensch geadeld voelt, en geen oppermagt erkent, dan die van God alleen.

Maar gij, bezitters! ge wilt doen even als de geestelijkheid in de middeleeuwen: om uwe magt te behouden wilt ge duisternis laten heerschen; want altijd komt het hier op neder:

Als alle menschen hun geest evenzeer kunnen ontwikkelen, wie zal ons dan willen dienen, ons, bevoorregten?

En nu, wanneer men aanneemt, dat er geen uitsluiting mag bestaan, dat de armen even veel regt hebben op verlichting als de rijken, en dat, wanneer zij kundigheden hebben opgedaan ook zij zullen geroepen worden tot de vervulling van den nationalen pligt om ambten te bekleden; wanneer men dàt aanneemt, dan vervalt ook de would be menschlievende aanmerking: dat men de armen ongelukkig zou maken door verlichting. Hetgeen eigenlijk wil zeggen: Gij, arbeiders, blijft maar dom en weest daardoor van geslacht tot geslacht geschikt tot arbeiders, - ten zij het toeval wilde, dat een rijke oom van één uwer op Java kwam te sterven, en u zijne erfenis naliet; want van dat oogenblik af aan, zoudt gij waardig zijn op te rijzen; het geld is de maatstaf der intellectuële ontwikkeling!

Wie dat voor grondregel aanneemt, wie tegen alle wetten van gelijkheid in, ontkent, dat elk kind dezelfde regten in de maatschappij kan doen gelden, wie zich kant tegen eene gelijke opvoeding, omdat alsdan de dienstbaarheid tot het verrigten van handenarbeid niet meer zou overgaan van vader op zoon, hij behoort te huis in de dertiende eeuw bij de heerendiensten.

[pagina 9]
[p. 9]

En werp ons niet tegen: dat sommigen of velen onder die arbeiders misschien veel gelukkiger zijn dan wij, die opvoeding en beschaving genieten; want dan zou ik u vragen:

Waartoe dan beschaving? Vernietigt dan de drukpers, haalt uwe academiën onder den voet, verbrandt uwe boeken, en laat ieder een stuk grond gaan bebouwen, eten, slapen en sterven.

Werp ons ook niet tegen, dat de Voorzienigheid elk mensch hier op aarde door zijne geboorte zijn' te bewandelen weg aanwijst, en dat dit niet meer zou kunnen geschieden, wanneer die weg werd afgebakend door de bekwaamheden, die elk zich zou kunnen verwerven; want dan spreekt ge uzelven tegen of ge lastert God.

Even als Victor Hugo zegt: men moet zich een doel voorstellen, en dat doel zij ook bij ons:

Kosteloos onderwijs van staatswege. Zal artikel 194 der tegenwoordige grondwet daartoe leiden?

Wij hopen, dat het er een trap toe moge zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken