Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 7 (1850)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 7
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.83 MB)

Scans (1188.48 MB)

ebook (6.44 MB)

XML (3.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 7

(1850)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een portie schildpadsoep. Gemeenzame gesprekken over het maatschappelijk leven.

Naar het Fransch van A.E. Cherbuliez, oud-hoogleeraar in de Staatshuishoudkunde. Te Arnhem, bij J.A. Nijhoff. 1849.

Het is een stelsel, dat dweepers en berooide lui alleen konden uitdenken, tot welks invoering men de misdaad noodig heeft, en welks verwezenlijking op algemeene vernieling zou uitloopen.
Een geschrift uit dezen tijd.

Wij willen over den titel niet twisten; het is intusschen geen soep. De portie is zwaar genoeg voor de arbeidende klasse in Nederland, dat wil zeggen, om door haar te worden genuttigd en gedigereerd, d.i. begrepen. Die klasse heeft bij ons in het algemeen meer schoolsche opleiding, minder vorming en ontwikkeling in het maatschappelijk en werkelijk leven dan deze heeft in Frankrijk, waar meer esprit minder degelijkheid, meer vlugheid minder bezadigdheid, meer helderheid van blik minder nadenken, maar vooral meer vurige

[pagina 190]
[p. 190]

drift ja belangstelling voor de staatkundige vragen van den dag heerscht. De Franschman leeft in een klaarder, doorschijnender, zonniger atmosfeer, wij in een meer nevelachtigen dampkring, Daarvoor zien wij de voorwerpen om ons heen minder blinkend en schoon, maar juister. Dat is in het intellectuele en morele ook het geval. Hij springt; wij gaan, tot slenterens toe. Het laatste is secuurder, doch men brengt het er niet zoo ver mede, indien.... het eerste goed afloopt. - Hadden wij onzen landaard de portie voorgediend, wij zouden hem en wat soep uitgenomen en wat huisbakkenbrood ingebrokt hebben. - Wij zouden de Proudhonsche grondstelling: la proprieté est le vol in al zijne brutaliteit hebben laten zien, en aangetoond, dat daaruit, onder welken vorm ook, de stelling moet voortvloeijen: le vol est la proprieté. Wij zouden nog duidelijker hebben aangewezen, dat het zoogenoemde regt op den arbeid inderdaad een regt op de luiheid, dat de organisatie van den arbeid inderdaad eene desorganisatie van den arbeid was. Wij hadden gaarne gezien, dat er meer voor Nederlandsche ooren ware gepredikt. Wij zouden het onzedelijke nevens het onredelijke van de gedane eischen hebben aangewezen - iets wat minder onmiddellijk op den weg van den professor in de staatshuishoudkunde lag. Wij zouden meer naar de Nederlandsche bevatting en opvatting, meer tot het Hollandsch gemoed hebben gesproken.

Intusschen neemt dit niet weg, dat hier menige gezonde gedachte wordt geúit, menig woord gesproken, dat verdient te worden vernomen en behartigd. Over de gelijkheid, de weelde, den eigendom verneemt men hier veel wat juist mag heeten. - De gevolgen van verzet en omkeering der maatschappij zijn goed, doch schier te beknopt geschetst. De raddraaijers bij zulke bewegingen krijgen op blz. 123 eene geeseling; wij hadden hun het brandmerk er bij gegeven.

Onwillekeurig ontglipte ons soms bij de lezing een dankbaar: God zij geloofd! het kwam onder ons niet zoo ver. Maar niettemin was het ons als bij de lektuur van eenig boek over eene ziekte die elders heviger woedde, doch waarvan zich onder ons verschijnselen genoeg openbaarden, die bewezen, dat wij daarvoor niet zoo bepaald vrij en veilig zijn. Het pauperismus is er, het dreigt te verergeren. Het heet: principiis obsta! ga het kwaad in zijne beginselen te keer. - Den drenkeling redding indien mogelijk, doch hulp vooral den zinkende, dobberende, met de laatste krachten kampende, den nijveren arme, door patronaat, door voorlichting, den kleinen landbouwer en keuterboer in uwe landprovinciën door kleine, rentelooze voorschotten ter aankooping van goed zaaikoren, pootgoed, meststoffen, het vervoer van deze en van zijne producten gemakkelijk gemaakt, en daarbij wel de regten maar geene aanmatigingen van aristokratische mannen ontzien! - Voor onze vervallen fabrieksteden eene vrije vereeniging tot gebruik van inlandsche stoffen. Er zullen er genoeg wezen, die niet toetreden. Het minder blinkende, meer solide, zal fatsoenlijk worden. Dat zij minder de geest des tijds; - het is het instinct van eigenbehoud. - Geene holle theoriën gevolgd, ach! waarom ook niet geene opgedrongene scheepvaartwetten aangenomen, die een paar jaren levendigheid kunnen aanbrengen, doch dan....? - Zijn wij een volk of niet?

Maar in de eerste plaats is daartoe, nevens een goed deel public spirit, iets

[pagina 191]
[p. 191]

noodig, waarvan wij den naam met zekere smart en weemoed lazen op den titel van het aangekondigd werkje. De heer Cherbuliez is oud-hoogleeraar in de staatshuishoudkunde. Waar zat deze bij ons tot voor korten tijd? Waar zit zij nog? - Bij onze schrijvers? Bij onze staatsbeambten? Bij onze hoogleeraren? Bij onze volksvertegenwoordigers? En welk goed burger mag zij vooral in onzen tijd zoo geheel vreemd wezen?

Wij zouden wel eens willen weten wat de professor zou zeggen van het schepsel bij ons aan te treffen uit de orde der zoogdieren, klasse mensch, species couponnenknipper, die den stapel zijner effecten door coupons, dien zijner coupons door effecten vergroot, zonder deel te nemen aan de redelijkste, nuttigste ondernemingen; zonder te geven, zonder te helpen? - Zij zijn evenwel nog als de stadsregenbakken aan kerken of paleis, waarin steeds vergaard en slechts vergaârd wordt, totdat zij eindelijk met hunnen dood, en wie zou daarbij: ‘ongelukkig!’ zeggen, worden geopend en dan diensten doen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken