Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 8 (1851)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 8
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.48 MB)

Scans (1177.89 MB)

ebook (5.96 MB)

XML (3.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 8

(1851)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina t.o. 235]
[p. t.o. 235]


illustratie
ZINNEPRENT VAN PUNCH
OP DE GROOTE TENTOONSTELLING.


Zinneprent van Punch.
Op de groote tentoonstelling.

De prent verbeeldt de groote kooi, die op Londens straten de verbazing van dienstmeisjes, buitenlieden en de lieve jeugd gaande maakt, en waarin de vijandigste dieren, de kat en de muis, de vos en de kip, enz. in zulk eene eendragt met elkander leven, dat de geheele vertooning: daardoor den naam van the happy family (de gelukkige familie) heeft verkregen en behouden. In plaats van met de opgenoemde en dergelijke dieren, is echter deze kooi gevuld met representanten van al de volken des aardbols, de kooi zelve is naar het model van het kristallen paleis gevolgd. De zedeles, die uit deze prent kan getrokken worden schijnt te wezen, dat evenmin als de vijandige dieren, die door kunstmiddeltjes hunne vijandschap afleggen, zullen ophouden elkander weder te bijten te krabben en op te eten als zij maar kunnen, ook evenmin de wangunstige en haatdragende volken der aarde zullen nalaten elkander bij gelegenheid met kanonnen en geweren te beschieten en elkanders welvaart te verwoesten, en dat de vriendschappelijkheid, door de tentoonstelling tusschen hen gesticht, en waarover met zoo veel zalving wordt gepraat en geschreven, maar larie is. Weet iemand er eene andere zedeles uit te trekken, het staat hem vrij.

De vertooner (Prins Albert) spreekt:

 

Kom maar bij, kom maar bij, heeren en dames. Daar ziet ge dat wonder der natuur, de gelukkige familie van allerlei vijandige beesten, waaraan men zien kan hoeveel men met geduld en beleid kan doen om de bloeddorstigste wilde dieren hunne boosheid af te leeren. Hier ziet ge ze met elkander wonen en leven, zoo genoegelijk en vreedzaam als de nijvere bijtjes in een' glazen korf. Deze kooi, moet ge weten, is met verbazende kunst opzettelijk voor deze vertooning gemaakt, door den vermaarden Jozef Paxton, architect van het glazen paleis van de groote exhibitie.

Daar vooreerst en vooral ziet gij, vlak in het midden, dat edele, grootmoedige dier: den Britschen leeuw. Let wel op hoe genoegelijk hij zit rond te kijken, want hij is nu in zijn schik met zichzelven en al wat hij ziet, en de reden daarvan is, dat hij bij zichzelven zit te denken, dat hij ze toch maar allemaal de baas is.

Daar vlak tegenover dat edele dier ziet gij den Franschen haan. Tusschen deze twee beesten heeft men altijd gedacht dat onverzoenlijke haat bestond, maar dat ziet ge nu wel anders. De dappere vogel is van zijne werf gekomen en staat

[pagina 236]
[p. 236]

vlak tusschen de pooten van den leeuw te kraaijen. De leeuw, gelijk ge ziet, hoewel anders een vleeschvretend dier, knabbelt nu aan een korst brood gebakken van Freetrade koren, en de haan pikt hem de kruimels uit den bek, die de leeuw hem niet misgunt, nu hij zulk een overvloed heeft dat hij wel wat missen kan.

Niet ver van dat broederlijke paar ziet gij den Russischen beer, waarvan de fabel zegt dat hij geene ingewanden heeft, waarmede men de gruwzaamheid van zijnen aard wilde aanduiden. Maar men ziet nu wel dat dit maar laster is, zoowel aan zijn vriendelijk uitzigt als aan zijn smaak voor plum-pudding, en er is geen twijfel aan of hij heeft aan die verandering van zijn voeder de merkwaardige verbetering van zijn humeur te danken.

Vlak bij den Russischen beer, ziet gij de Pruissische en de Oostenrijksche arenden, die trekkebekken als een paar duifjes, en naar alle gedachten zouden zij ook wel willen kirren, maar dat kunnen zij niet doen, omdat er hun iets in de luchtpijp hapert.

Hier ziet gij een Londenschen dashond, en dat beest vlak onder zijn neus is een Hanoveraansche rat. Daar hebt ge een prachtigen Spaanschen stier, die hier beter op zijn gemak is, dan hij te Madrid in het amphitheater zou zijn. En daar verder op hebt ge een Roomschen Bul, en vlak bij hem liggen twee Engelsclie Bulhonden te slapen. Die beesten hebben nu vrede met elkaâr, maar de Bul mag toch wel oppassen, dat hij zijne kameraads niet wakker maakt.

Aan de regterhand ziet ge een Bengaalschen tijger, die zijne wildheid zoo ver heeft afgeleerd, dat hij haasjeover speelt met een Zwitsersche gems. En aan de linkerhand ziet ge hoe de Indische olifant zich vermaakt met het Chinesche varkentje pepernoten te voeren. Die groote zwarte vogel daar is de Deensche raaf, die den Turkschen kalkoen onder zijne vlerken heeft genomen.

Dat gezelschapje, dat daar zoo vriendschappelijk bij elkander zit, bestaat uit den rhinoceros en hippopotamus van Afrika, den Egyptischen krokodil, den alligator uit de nieuwe wereld, enden kangaroe uit de nog nieuwere wereld. Zoover men zien kan zitten zij op hunne manier met elkander te praten, en er is niet aan te twijfelen, of zij verstaan elkander uitmuntend.

Oostwaarts geheel omhoog ziet gij een reusachtigen roofvogel, namelijk den vermaarden, kaalkoppigen Amerikaanschen arend, met een zak meel in zijne pooten en een olijftak in zijn bek, zinnebeelden allebei van den vrede en den overvloed, die onder de leden van deze Gelukkige Familie heerschen. Kom maar op heer en dame, het kost maar een schelling voor burgers en boeren, een halve kroon voor die op zijn gemak wil wezen, en vijf schellingen voor de groote lui.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken