Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 8 (1851)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 8
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.48 MB)

Scans (1177.89 MB)

ebook (5.96 MB)

XML (3.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 8

(1851)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 237]
[p. 237]

Brievenbus.

II. Brief van een dorps-dominé over een Duitsche preek.

...Ook heb ik kennis gemaakt met de geïmproviseerde Hoogduitsche gemeente te Rotterdam: dat er behoefte aan een verkondiging van het Evangelie in Luther's taal bestaat in de koopstad, die de zonen van Germanje bij duizenden bevat, zult ge wel met mij erkennen; dat die verkondiging ook door een' Luther geschiedt, weet ge welligt niet. De man was vroeger herder der afgescheiden gemeente te Schoonhoven, later missionair voor de landverhuizers, en is, naar de verzekering van het Presbyterium der Duitsche gemeente te Rotterdam, ‘wettig geordend predikant.’ 't Is te denken, dat hij nog andere bewijzen voor die ordening heeft. Ik had regt noch lust om ze van hem te vragen. Voor een paar uren van den Zondag is hem en zijner kudde de armen-kerk der Nederduitsch-Hervormde gemeente afgestaan. Voor het gewone dubbeltje bezorgde ik er mij vóór eene week of wat eens een plaats: de gezangboekjes, die er à 25 cents aangeboden werden, wees ik af: 't wil er bij mij niet in, dat negotie doen in een kerk, ik denk altijd aan het omkeeren der wisseltafels door den Heer. Het sjagcheren met de zitplaatsen is al mundaan genoeg. Of er met den naam ook van Luther's geest in den Rotterdamschen prediker gevaren is, kon ik niet beoordeelen, daar 't mij niet te beurt viel hem te hooren. De dagbladen hadden mij ook voorbereid op een Gastpredigt van een heer Heinrich Lössel, die zich bij den doctorstitel ook het praedikaat toekent van Reiseprediger und General-Agent der Evangelischen Gesellschaft für Deutschland zu Elberfeld.

Ik moet erkennen, dat het ‘Elberfeld’ mij niet zeer gunstig voor den Herr Doctor stemde, en ik meer ging om een proefje van Wupperthalsch mysticismus vivâ voce te hooren voordragen, dan wel in de hoop van gesticht en verlicht te worden. Maar ik moet er bij erkennen, dat mijne verwachting niet geheel vervuld werd, en ik in waarheid goede oogenblikken had in die kerk. Of de preek dan goed was? Moet ik met één enkel woord die vraag beantwoorden, ik zou dobberen tusschen het ja en neen, waarschijnlijk voor het laatste mij verklaren. Ge vergunt me een ietwat breeder antwoord - toch niet zoo breed als des predikers voorafspraak over ons Sehnen naar geluk en vrede. Ik begon naar den tekst te verlangen, die mij ook na een kort voorgebed werd voorgelezen uit Matth. XXII: 2-14.Thema: Eine Hochzeitsladung. Dispositie: 1. Was ist's mit dieser Hochzeit? 2. Wer ist der Bräutigam? 3. Wer ist die Braut? 4. Wo wird die Hochzeit gefeiert? 5. Wer wird dort sein? 6. Werde ich dort sein? Ik deed wat ik kon om al mijn hermeneutische regels te vergeten, maar 't wou niet lukken, en ik kon mij noode weêrhouden om den prediker toe te roepen: och, och, mishandel die parabel zoo niet, neem toch in 's hemels naam het thema: ‘hoe de noodiging tot het koningrijk der hemelen ontvangen wordt,’ laat het bijwerk rusten, maar de man had nu eenmaal het regt om alleen te spreken, en ik mogt hem dus ook niet vragen: Herr Doctor, moest uw 5 en 6

[pagina 238]
[p. 238]

niet plaats maken voor de vraag: Wer wird geladen? Ik kon hem niet waarschuwen: Vrind lief, ge loopt er in met uw No. 3; want gij wilt uwe hoorders als gasten tot de bruiloft noodigen, en wie zal nu de bruid zijn? De man moest door eigen schade leeren, jawel: ‘Wer ist die Braut?’ vroeg hij, en het antwoord was: ‘Man nennt sie wohl Ekklesia, die Erwählte, und wer ist sie anders, als die Menschenseele, die begnadigte, mit Glauben an den Seelen-Bräutigam hochbegnadigte Menschenseele?’ De hoorders werden dus dringend genoodigd om als gasten de verloving te vieren van hun eigen ziel met Christus: zoo ver ik zie, kwamen alleen hun ligchamen daar aan die uitnoodiging beantwoorden, - en dat zal de spreker toch niet bedoeld hebben. Dat die consequentie den man toch niet geleerd heeft, hoe innig valsch zijn exegese en zijn thema was! Op 5: Wer wird dort sein? had de tekst het antwoord: Wer will; maar dat scheen in 't systeem van den Herr Doctor niette passen; hij zocht in het woord: sie wollten nicht kommen ‘grosse Tiefen,’ es bezeugt mir nämlich aus Gottes Munde, das wir für das Göttliche allen und jeden Willen verloren haben und das wir nichts behalten haben, als - nicht wollen.’ Ja, van die eerste genoodigden mogt dat waar zijn, fluisterde mij een nevenman toe, maar de anderen van de ‘Strassen’ kwamen toch, wilden dus komen, en wat regt heeft de prediker om mij onder de eersten te rangschikken? Ik stiet den man even aan; 'k houd niet van fluisteren in de kerk, en juist was de prediker ook begonnen met te zeggen, dat het bruiloftskleed de ‘Gnadenrock’ was. 't Wou met de exegese maar niet bij dien man; en nu hij van het bruiloftskleed een ‘Gnadenrock’ in plaats van de regte gezindheid gemaakt had, bleef er ook voor de toepassing geen plaats over. Hoe menig Evangelieprediker heeft anders met dat woord den valschen geruste, den koud-orthodoxe en den eigengeregtige in de ziel gegrepen.

Ik hoop toch niet, dat de heer Lössel doctor in de theologie is. Dat zou mij leed doen voor de eer van de universiteit, die hem promoveerde. Ik althans had hem het adres van van Hengel wel eens willen geven. Heb ik u nog van triviale uitdrukkingen gesproken, als ik hoogst ongaarne van gewijde plaats spreek of hoor, b.v. ‘die fettesten und reichsten Biszen der königlichen Himmelsküche werden dort aufgetragen,’ - God is niet ‘nach der Welt Sinn, “ein guter Alter,” en “Man bittet um die Ehre mit Frau und Fräulein Töchtern, zur Hochzeit zu kommen,” - heb ik er nog bijgevoegd, dat de prediker in zijn: Wo wird die Hochzeit gefeiert?’ het heil van den Christen geheel jenseitig maakte, - dan is zijn zondenregister ten einde, en heb ik u rekenschap gegeven van mijn woord, dat tot afkeuring der preek als geheel mijn oordeel meest zou overhellen. Dat ik dobberde tusschen goed- en afkeuring is u echter een bewijs, hoe ik de preek als geheel, maar niet de geheele preek afkeurde. En inderdaad, er was schoons in. Reeds in het uitwerken van het beeld lag vernuft. Maar er was meer dan vernuft: hooge ingenomenheid met Christus en het Evangelie sprak uit de rede. Zij greep in de ziel, toen ze de laatste vraag beantwoordde: ‘Seht, es wird uns hier Einer beim Eintritt des Königes in den Hochzeitsaal bezeichnet als “der kein hochzeitlich Kleid anhatte.” Welcher ist dies wohl? Kein Namen, noch sonstige Bezeichnung, ist uns von ihm aufgehoben. Das bedeutet etwas, lieben Freunde.

[pagina 239]
[p. 239]

Wird's uns nämlich bange, ob Wir, Du und ich, dieser Einer sein möchten, dan 's ist gut,’ - een waarachtige welsprekendheid was er in de schildering van den ‘Bräutigam,’ scheen het mij ook, dat de communicatio idiomatum langs de grenzen van het docetismus af ging: met hooge ingenomenheid sprak de prediker van 's Heeren diepe vernedering, hoe Hij ‘Alles? Alles hintan setzte, um das Gestöhn der Braut aus der Tiefe zu erhören,’ en ‘zu den Füssen der Meister in Israël das stammeln und Lallen lernte, welchcs die Menschen “Sprache” heissen, nur damit er die Sprache der Braut lernte und ihr in ihrem Unvermögen verständlich werden könnte...’

Kortom, ofschoon ik liever hoor prediken van den mensch geworden Zoon Gods dan van den God in menschelijke gedaante; schoon ik liever Oud en Nieuw Testament meer uiteen zie gehouden; schoon ik meene, dat het vernuft moet gehoorzamen aan de regelen der gezonde uitlegkunde; schoon ik gaarne meer op praktisch Christendom zie aangedrongen, hoorde ik toch goeds en schoons, en om den wille van wat kaf is in mijn oog mogt ik, wilde ik ook niet de goede graankorrels verwerpen. Zie, of ik goed geoordeeld heb: de rede is uitgegeven onder den titel: Eine Hochzeitsladung. Predigt gehalten u.s.w. von Dr. H. Lössel, Rotterdam, Otto Petri, 1851, en ik citeerde de plaatsen, die ik u noemde uit het exemplaar, dat de vriendelijke uitgever mij welwillend toezond. De opbrengst is bestemd voor de Evangelische Gesellschaft te Elberfeld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken