Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 10 (1853)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 10
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.80 MB)

Scans (1136.40 MB)

ebook (6.35 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 10

(1853)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Brievenbus.

I. Brief aan den redacteur van den Tijdspiegel over nieuwerwetsche beroovers van roovers.

Mijnheer de redacteur!

 

Naar mij verzekerd werd is men eene nieuwe soort van roovers op het spoor gekomen. Vraagt gij wie het zijn: mijn antwoord is gereed. Het zijn eenige boekverkoopers in ons vaderland, die van rooven hun werk maken. Als de eerste roover deed zich de heer G.W. van der Wiel uit Arnhem kennen. Deze had namelijk het plan opgevat om een kerkelijk tijdschrift voor het volk uit te geven, en wat doet hij om het aan den man te krijgen? Hij neemt een tijdschriftje van dien aard, dat, vroeger bespot als ‘eene oude doove best, die sterk snuift, stoven in 't Nut zet en meesttijds dutte,’ door een van diezelfde spotters (?) nu met een nieuw stokje om zich te steunen voorzien werd. Hij leest den titel: Boekzaal voor de geleerde wereld, en wat meent gij dat die Arnhemsche uitgever doet? De snoodaard neemt behendig het eerste woord, laat er dat toevoegsel ‘voor de geleerde wereld’ af, zet er ‘nieuwe’ voor en ‘Maandschrift voor de Protestantsche Kerk’ er achter, durft het ‘eerste jaargang’ noemen, en zou wie weet wonder wat er mede gedaan hebben, als niet een waakzame policie dien gruwelijken roof had opgemerkt van een woord, dat de oude best immers gekocht

[pagina 155]
[p. 155]

en betaald had, om er als couponknipster jaarlijks item zoo veel van te trekken! Maar zie, nog naauwelijks is het gepleegde feit ontdekt, of er zijn twee Friesche boekhandelaren opgestaan, die luide verkondigen dat zij eene Nieuwe Boekzaal zouden in het licht geven. Was er verraad gepleegd? Twee boekverkoopers zeiden dat de titel Nieuwe Boekzaal hun ontstolen was door den Arnhemmer confrater. Maar deze antwoordde dat die beschuldiging onwaar was, en bewees met de stukken dat hij dien titel had gehad eer de Sneeker roovers den hunnen vermeldden. Het scheen vreemd dat de drie roovers te gelijk de oude doove best van het beste dat zij had beroofd hadden. En daar dit onmogelijk was of de oude best moest een tooverheks wezen - moest men het er voor houden dat een der roovers, juist terwijl hij met zijn buit op weg was, door den ander is beroofd geworden, of dat de beaux esprits der industrieridders elkander gerencontreerd hebben. Wie van de twee eigenlijk op het denkbeeld is gekomen den bestaanden roof aan de doove oude te plegen, is niet uitgemaakt, zoo ik meen. Men schijnt het bij de regtbank te zullen onderzoeken, en het lijkt wel dat er in ons Wetboek gestrenge straffen op bedreigd worden. Het on verzettelijkste schijnt de Arnhemsche roover. Deze toch schijnt weinig geweten te hebben, hij volhardt maar in zijne boosheid. Veel toegefelijker en gehoorzamer en gedweeër zijn dan de Sneeker heeren. Zij schijnen berouw te hebben en geven er door daden blijken van. Immers zij hebben de uitgave van eene Nieuwe Boekzaal gestaakt. Maar, eilieve, hoe is het? In plaats daarvan schijnen die mannen weêr op nieuwen roof te zijn uitgegaan. Immers zij geven terstond daarop een tijdschrift uit, dat zij Kerkelijke Maandbode noemen. En het is immers bekend, dat er bij den heer Kirberger te Amsterdam, een periodiek werkje wordt uitgegeven, hetwelk den titel van Maandbode draagt. Zij hebben er slechts kerkelijk bijgevoegd, gelijk zij vroeger bij de Boekzaal 't woordeke nieuwe voegden. Waar moet het heen? Zou er niet eene commissie door het taalkundig congres benoemd kunnen worden, om een lijst uit te geven (breed zal die toch niet zijn) van de woorden, die nooit in een titel gebruikt en dus nog niet aan uitgevers verkocht en geleverd zijn, en zou men niet jaarlijks of maandelijks eene verbeterde en verminderde uitgave van die lijst in het licht kunnen zenden, opdat elk en een iegelijk wete welke Hollandsche woorden nog a prendre zijn? De zaak werd dan veel gemakkelijker voor de boekverkooper-dienders: 't was dadelijk: kip, ik heb je, dat is mijn woord, blijf er af. De oude doove betoont zich slechts een voorbeeld van onderwerping, en heeft zelfs te kennen gegeven dat zij moedig voort zal gaan, daar de Voorzienigheid zelve zoo krachtig hare zaak tegen die twee gelukkig verdeelde ketters in bescherming had genomen. Dat klinkt nu wel wat Joodsch, te meenen: ‘de voorspoed volgt, dien God bemint.’ Maar het moet haar niet al te kwalijk genomen worden. De dusgenoemde Evangelische gezangen leest zij niet, en door haar slecht gezigt en staat van kindsheid, ziet de sloof gewoonlijk geen onderscheid tusschen Evangelie en Wet, Nieuw en Oud Testament.

Mij valt daar juist een spreekwoord te binnen mijnheer de redacteur: ‘andere tijden, andere zeden.’ Vroeger toch is het mij niet in de gedachte gekomen dat er een roof gepleegd werd, toen de Gids onder den titel van ‘Nieuwe Va-

[pagina 156]
[p. 156]

derlandsche Letteroefeningen’ opstond om te wijzen naar het licht. Maar in die dagen waren mijne oogen nog verblind met die van alle onze landgenooten, welke toen, - behalve de bekende slaapmuts, die reden had om concurrentie te vreezen, en 't maar gansch niet lief vond, dat men in een' anderen winkel beter waar verkocht, - geen alarm hebben geschreeuwd over zulk een schandelijken roof, als het kapen van een titel! Zoudt gij, mijnheer de redacteur, niet eens bij den Minister van Justitie kunnen bewerken, dat aan onze dierbare Tweede Kamer, die in volgzaamheid van het Ministerie zoo zeer van de vroeger getrapt gekozene afwijkt, een ontwerp werd ingediend, waarbij titelroovers worden gelijk gesteld met struik- en straatroovers (het zou de lijst onzer periodieke schriften heel wat opkorten, als de naamverwanten werden geschrapt) opdat de zoo schaars in deze dagen opgerigte galgen, als een waarschuwend teeken mogen verrijzen, voor ieder die op zijn Sneeksch of Arnhemsch in het vervolg nog mogt meenen, dat een boek of tijdschrift nog een ander doel heeft, dan een aardig zoet winstje voor den uitgever? Dan zou men 't wel laten om zoo'n oude tobbert het brood uit den mond te stooten, en die brave heeren uitgevers konden voortaan achter een geaccrediteerden titel recepten voor winterhanden en likdorens laten drukken,

-?-


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken