Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 10 (1853)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 10
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.80 MB)

Scans (1136.40 MB)

ebook (6.35 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 10

(1853)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Aangeboden vrucht door eene jonkvrouwelijke hand.

Ernstige verhalen. Naar het Engelsch uit Chamber's papers; door Jonkvrouwe S.M. de Châtelain. 2 deelen. Amsterdam, Gebroeders Diederichs. 1853.

Het is niet zonder reden dat wij dit werk onder bovenstaand opschrift aankondigen. We wenschen, namelijk, voor geen prijs te vergeten, wat de bescheidenheid gebiedt, ook waar wij der waarheid, om harentwil, hulde moeten doen. Wij willen zoo hoffelijk mogelijk beginnen: zoo aangenaam en streelend het is, met ongeveinsde dankbaarheid en verrukking aan te nemen wat ons door eene jonkvrouwelijke hand wordt aangeboden, zoo smartelijk is het voor het gevoel en zoo hard valt het te zeggen, dat het aangebodene ons niet zoo welgevallig is, als we der aanbiedster wel wenschten te kunnen betuigen.

Doch we hebben hier in de eerste plaats met de kweekers dier vruchten zei ven te doen, en wij ontveinzen het niet, dat dit ons moed geeft om voor ons oordeel vrijmoediger uit te komen. ‘Het gunstig bekende Engelsche tijdschrift, Chamber's papers for the people,’ zegt jonkvrouwe de Châtelain, ‘bevat voortdurend verhalen, gevloeid uit de pen der beste schrijvers van Groot-Brittanje.’ Wij willen met de jonkvrouw over dat gevoelen niet twistenz, maar zij duide het ons ten goede, als wij beleefd protesteren tegen het: voortdurend, indien deze verhalen er althans het bewijs voor moesten leveren.

Niet geheel onbekend met Engelands beste schrijvers, namen wij het boek met ingenomenheid ter hand. De titel lokte ons aan, - keurig als hij zich tevens uiterlijk vertoont met veel smaak en goed uitgevoerde vignetten. Doch wij verbergen het niet, onder dien titel hadden wij ons geheel andere dan zulke ernstige verhalen voorgesteld. We stellen ze niet allen op ééne lijn, maar over het geheel vonden we niet wat we zochten, wat we verwachtten. De beide deelen bevatten elf verhalen. 't Best bevielen ons het vierde verhaal van het eerste deel - eene Indiaansche geschiedenis, als zulke veelal vol avonturen; de Ivoormijn, het eerste verhaal des tweeden deels, dat zich niet ongevallig

[pagina 198]
[p. 198]

laat lezen; de laatste der Ruthven - een der beste verhalen, en Antonio Melidori, een episode uit den Griekschen vrijheids-oorlog. Een paar verhalen behooren regtstreeks tot de geschiedenis der lijfstraffelijke regtspleging en bevatten uit hunnen aard gruweldaden, bij welker overbrenging de hand der jonkvrouw wel moet gebeefd hebben. Het tweede verhaal des eersten deels kwam ons voor vol onwaarschijnlijkheden en toevalligheden. Inliet derde merkten we veel overdrevens op, terwijl het tweede verhaal des tweeden deels ons toescheen eene allerongelukkigst uitgevallen fictie te zijn, en wij ons gevoelen over: ‘De speculant’ niet anders weten uit te spreken, dan met de eigen woorden des schrijvers, dat het ‘een lang gerekt verhaal’ is.

We gevoelen geen lust om den hoofdzakelijken inhoud in het kort op te geven dier verhalen, die, naar het ons voorkomt, beter zouden zijn geplaatst geweest in eenige dier Tijdschriften, die, òf geheel gewijd zijn aan het leveren van uitheemsche lettervruchten, òf bij oorspronkelijke ook verhalen van elders ontleend opnemen, en in ledige uren worden doorgebladerd.

De vertaalster had het loffelijk doel, om zich in hare keuze te bepalen tot de zoodanige, ‘welke lessen van levenswijsheid bevatten.’ Wij wachten ons voor aanmerkingen op hare keuze, maar ter harer verontschuldiging moge dan dienen, dat het hare schuld niet is, als de oorspronkelijke schrijvers haar geene ruimere stoffe aanboden om die lessen van levenswijsheid op te zamelen. En toch er was in menig verhaal zooveel stoffe daartoe. Een enkel voorbeeld: het eerste verhaal, Valérie Duclos getiteld, is genomen uit den tijd der omwenteling, op het laatst der achttiende eeuw. Het tooneel in Frankrijk. Hoeveel meer gebruik had hier kunnen gemaakt zijn, om het verschrikkelijke van het ongeloof in die dagen in al zijn omvang te schetsen, ook ter waarschuwing voor latere tijden en met het oog meer regtstreeks daarop gevestigd, en vooral om met krachtige trekken den hevigen strijd voor te stellen van het beter ik in den mensch, - bij den ligtzinnig medegesleepte zooveel te meer onverdelgbaar - met het geluk- en zielvermoordend ongeloof.

Wij achten het eene verdienste dezer verhalen, dat zij geen kwaad zullen doen, maar twijfelen of zij over het geheel belangwekkend genoeg zijn, om er zulke lessen van levenswijsheid uit op te zamelen, als de jonkvrouwelijke vertaalster goedwillig wenscht, dat de lezers en lezeressen uit haar vertaald werk zullen doen.

Vertaald.... dat dit noodlottig woord ons daar uit de pen moest vloeijen! Nu denkt men misschien terstond aan eene slechte vertaling? Dát niet zoozeer, maar wel draagt zij te veel kenmerken, dat aan haar die zorg niet besteed is, die men billijkerwijs kan vorderen in een werk, dat zich door zuiverheid van stijl en vloeijende volzinnen moet aanbevelen. Maar - we willen niet vitten en met een gewapend oog naar kleine onnaauwkeurigheden zoeken - als we periodenbouw en zinsneden aantreffen, zooals we de eer zullen hebben er eenige te laten volgen, dan zij het oordeel aan het publiek overgelaten, of we ook te scherp zijn in ons oordeel.

Op blz. 18, deel I, lezen we: ‘De dag zou komen, hij gevoelde het nu reeds, dat, gelijk aan den veteraan, die, wanneer hij op zijne verminkte leden nederziet, alleen zich de bevochten overwinning herinnert, ook hij, de

[pagina 199]
[p. 199]

smartelijke wonde vergeten, en het blijvende likteeken enkel en alleen van de behaalde zege zou getuigen.’ Op blz. 92: ‘Ik bid u om vergeving voor mijne indringelijkheid.’ Blz. 99. ‘- - goede zorgvuldige oude Fibseij! wel, werd nooit een kind of lammetje geboren, dat in zoo welriekende beemden mogt rond huppelen, en welks oor gestreeld werd met zoo tooverachtige klanken uit de oude Fabelwereld!’ Blz. 117. ‘Er zijn reeds vele jaren verloopen, sedert wij ons het laatst ontmoet hebben.’ Blz. 160. ‘Het was Mark, die een weinig vermoeid van de jagt met de wilden zijnde, aangeboden had dien dag in het kamp terug te blijven’ blz. 189. ‘Mijne oogen waren duister’ zeide de vader eindelijk op een toon, waaraan geene kunst van verstelling hoe diep ook, waaraan zelfs de ijzervaste wil die - niet allen - maar sommigen mannen te beurt viel, vermogt vastheid te verleenen’ Blz. 196. ‘Het mogt zijn dat zij in den aanmoedigenden glimlach van de dochter eene ruime vergoeding voor de barschheid van den vader vonden, maar was het zoo, deelde zij die zeer onpartijdig uit, zoo althans scheen, te oordeelen na de vriendelijke groete, waarmede zij van de beide jongelieden afscheid nam, toen de wandelaars aan het huis van Amos gekomen waren.’ Blz. 200. ‘Ik voor mij kan niets bijzonders in haar zien, en met den vader, dien zij heeft, dunkt mij, Edmond, dat gij gelukkig zijt van haar af te wezen.’ Blz. 204. ‘Hij was namelijk voornemens het geweer van Collins, dat zoo als hij wist altoos geladen - - stond, tot zijn helsch oogmerk te gebruiken, en berekende dat hij al den tijd zoude hebben op zijne plaats terug te brengen voor dat het gemist werd.’ Blz. 214. ‘Hartstogt was het; hartstogtelijke vreugde en liefde, die het de bedaarde mevr. Atherton als ware het voor een oogenblik deden vergeten, dat zelfs dat gevoel van eer, die regtschapenheid, welke inderdaad het karakter van Edmond uitmaakten, toch in een onbewaakt oogenblik mogten bewezen hebben ontoereikende te zijn, om een jong mensch in het vuur van den hartstogt voor eene misdaad te behoeden, zoo verschrikkelijk in hare gevolgen!’

Op blz. 117, deel II. ‘Zij zag naar een hoek van de kamer, waar een jongens hoedje met pluimen versierd steeds op dezelfde plaats hing, en daar naast lag op een klein tafeltje, een hoop kinderboeken, alle gedenkteekenen van twee zoontjes, die geschonken en weder ontnomen waren, het moederhart verscheurd nalatende.’ Blz. 138. ‘Doch ik herinner mij wel toen dat ik ongeveer zeven jaar geleden met een convooi nabij deze zelfde eilanden was.’ Blz. 167. ‘ontmoette hij Caroline, omhelsde haar, vragende aan.’ Doch genoeg, opdat we niet den schijn op ons laden, alsof wij zinstorende drukfouten ook tot feilen van den stijl wilden brengen.

Wij vertrouwen, dat de correctie van dit boek niet aan de jonkvrouwelijke hand was toevertrouwd. Want zooveel slordigheid en onnaauwkeurigheid kunnen, mogen wij der vrouw niet toekennen. Lustte het ons ze op te sommen, - we zouden er een overbreede lijst van kunnen maken. Wij waren er inderdaad mede begonnen, maar niet in staat het voort te zetten. Volmondig bekennen wij, nimmer een werk in handen gehad te hebben, dat, wegens onbegrijpelijk slechte correctie en interpunctie, zooveel op misdruk geleek. Het spijt ons voor de jonkvrouw, het doet ons leed voor de uitgevers, maar wij mogten het harde woord niet terughouden.

[pagina 200]
[p. 200]

Wij nemen afscheid van dit boek met eene bede aan de Vertaalster, om, als zij ons weder vruchten uit den vreemde mogt aanbieden, eene meer gelukkige keuze te doen van zulke die meer verkwikkend zijn voor hart en leven, en een' anderen nasmaak nalaten dan die ze ons hier aanbood. Er zijn toch wel verhalen die anders spreken tot het hart, anderen invloed op het leven hebben, en deze, bewerkt door een teedere vrouwelijke hand en met het fijn gevoel der vrouwe, kunnen niet anders dan welkom zijn en heilzame indrukken verwekken.

H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken