Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 10 (1853)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 10
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.80 MB)

Scans (1136.40 MB)

ebook (6.35 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 10

(1853)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dichterroem.

Naar het Engelsch van Ch. Lewes, door C.M. Mensing. Te Amsterdam, bij M.H. Binger en Zonen.

Ranthorpe, een jeugdig procureursklerk, wijdt zich, tegen de uitdrukkelijke begeerte zijns vaders, aan de tooneeldichtkunst, waarvoor hij eene onweêrstaanbare roeping gevoelt. Na eerst eenige aanmoediging ondervonden te hebben van welwillende recensenten bij de plaatsing van kleine dichtstukjes in dagbladen, waagt hij zich aan de zamenstelling van een groot treurspel, 't welk hij, na vele moeite en niet zonder het, ten gevalle van den directeur en der acteurs, in zijne eigene oogen verminkt te hebben, opgevoerd krijgt. Het stuk valt, niet slechts omdat het niet deugt, maar ook omdat het slecht wordt vertoond. Ranthorpe is hierover zoo wanhopend, dat hij tracht zich om het leven te brengen, maar daarin wordt hij verhinderd door een onbekende. - Een curieus tooneel.

Door een noodlottigen zamenloop van omstandigheden, wordt de held der geschiedenis genoodzaakt zijn vaderland, Engeland, te verlaten en begeeft zich naar het vasteland, waar hij zich met ijver op eene grondige beoefening zijner lievelingsstudie toelegt, en daarna teruggekeerd uit zijne ballingschap, verwerft hij eindelijk eene eervolle en langgewenschte plaats onder de priesters der kunst.

Naast dezen hoofdpersoon, wiens karakter niet van laakbare zwakheid is vrij te pleiten, staan eenige anderen. Vooreerst zijne pleegzuster Isola, waarop Ranthorpe verliefd wordt, en die hem wederkeerig met innige genegenheid aankleeft, hem troost in zijne teleurstellingen, aanmoedigt door verstandigen raad, en ofschoon zij zich later door haren minnaar verlaten en verraden ziet, Ranthorpe onverdeelde, vurige liefde blijft toedragen, en hem, na eenen moeijelijken strijd tusschen liefde en pligt, eindelijk door hare hand gelukkig maakt. - Vervolgens een student in de medicijnen, Cavendish, een

[pagina 201]
[p. 201]

edelaardig jongeling, die naderhand op Isola verliefd wordt, en later op het punt staat met haar in het huwelijk te treden, maar bespeurende dat hare liefde voor Ranthorpe niet uitgedoofd is, afstand van haar doet, en in den echt treedt met Fanny, eene jonge dame uit de Engelsche aristocratie, die vroeger ook in stilte en bij zichzelve haar hart aan Ranthorpe had geschonken. - Eindelijk Florence, de zuster van Fanny, eene uitgeleerde coquette, die door hare schoonheid en levendigen geest Ranthorpe van Isola aftrekt, maar hem met verachting afwijst, toen deze haar zijne liefde openbaart, en zich vereenigt met een rijken lord, die haar teeder bemint, maar wiens degelijk karakter niet overeenstemt met dat zijner ligtzinnige echtgenoote, en, na een harer aanbidders in een tweegevecht nedergelegd te hebben, haar dwingt zijne geveinsde uitspattingen en wangedrag tot een voorwendsel van echtscheiding te doen gelden, toen zij zich eindelijk zoo ver vergeten had, dat ze de gemeenschappelijke woning ontvlugtte, om zich naar die eens minnaars te begeven, die wel zijn hof aan lady Hawbucke maakte, maar te lafhartig was, om de wraak haars gemaals te trotseren.

Ziedaar in korte trekken de hoofdinhoud van het boven aangekondigde werk. Rijkdom van handeling, verrassende toestanden levert het niet op, 't geen trouwens ook geene eigenschap is der meeste nieuwe romans van onze overzeesche naburen. Eene episode, de moord van den goeden heer Thornton, door diens neef Olivier gepleegd, is er tusschen gevlochten zonder eenig ander merkbaar doel, dan om eene reden te vinden voor Ranthorpe's verwijdering naar Duitschland. Wij begrijpen niet hoe de schrijver zulk eene afgrijselijke gebeurtenis heeft gefingeerd, om tot zulk eene eenvoudige uitkomst te geraken; ofschoon, wij erkennen het gaarne, de tooneelen van dien moord en die waarbij de eigenlijke dader ontdekt wordt, met veel talent zijn geschreven.

Het schetsen van eenige karakters, ziedaar het zigtbare doel waarmede het werk is geschreven, en die karakters zijn alledaagsch, zoo men die van Thornton, Isola en Cavendish uitzondert. De eerste om zijne waarlijk hartelijke, verstandige en, passez moi le mot, originele genegenheid voor den hoofdpersoon; de tweede wegens hare standvastige liefde jegens hem die haar zoo grievend miskent en opoffert aan eene jeugdige coquette; de laatste om de edelaardigheid waarmede hij afstand doet van een schoon en begaafd meisje, ten behoeve van een voormaligen vriend, die hem met trotschheid bejegent. Cavendish herinnert ons aan Jacob Renting uit den schoonen roman van mejufvrouwen Wolff en Deken, Willem Leevend. (In het voorbijgaan zeggen wij den heer Fuhri dank, dat hij onzer begaafde schrijfsters de welverdiende hulde heeft toegebragt, van een harer beste voortbrengselen in een modern gewaad te hebben gestoken, en het langs dien weg, gelijk wij hopen, op nieuw eene plaats te hebben verschaft in de bibliotheek van velen onzer jongelieden.)

't Ligt niet in ons plan eene eigenlijke recensie van ‘Dichterroem’ te geven. 't Werk is daartoe, naar het ons voorkomt, minder geschikt, want het schijnt geene andere strekking te hebben, dan om een ledig oogenblik aangenaam te doen slijten en aan zulk een oogmerk beantwoordt het boek volkomen. Hier en daar had de schrijver zich wel wat kunnen bekorten, vooral in het verhaal van Ranthorpe's vruchtelooze

[pagina 202]
[p. 202]

pogingen om zijn Quintus Curtius ten tooneele te doen voeren. Heeft hij bedoeld eene welverdiende satyre te schrijven op heeren uitgevers - eervolle uitzonderingen daargelaten, - dan kunnen wij zeker hem niet van uitvoerigheid beschuldigen: zulk een onderwerp is onuitputtelijk.

Wordt de heer Mensing op den titel vermeld als de vertaler van het een of ander uitheemsch letterkundig voortbrengsel, dan zijn wij gewoon eene zeer goede vertaling te ontvangen, maar het komt ons voor dat de heer Mensing tegenwoordig wat heel veel vertaalt, en daarom aan zijn arbeid niet al die naauwkeurigheid ten koste legt, waaraan hij het Nederlandsche publiek gewend heeft. Indien de heer Mensing den tijd nam zijn manuscript, vóór het ter perse ging, bedaard na te lezen, wij twijfelen er niet aan, zijn stijl zou er aanmerkelijk bij winnen. Wij houden ons verzekerd dat de heer Vertaler, zoo hij er ooit toe besluit ‘Dichterroem’ nog eens te lezen, de juistheid van onze aanmerking niet zal ontkennen.

Druk en papier verdienen allen lof.

E.T.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken