Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 24 (1867)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 24
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.29 MB)

Scans (72.07 MB)

ebook (4.14 MB)

XML (3.61 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 24

(1867)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 708]
[p. 708]

Brievenbus.
V.

Over een verbroken steunpilaar.

‘Hebt gij Baruch al gelezen?’ Maar misschien is het zonde, mijnheer! om een woord te gebruiken van zulk een aartsketter als Voltaire (zoo noem ik hem nog ‘uitgewoonte of bijgeloof’, schoon hij thans bij sommige modernen vergeleken wel unausstehlich orthodox mogt heeten)? Doch, zonde of niet, zeker is het dat ik gister als een dolzinnige door de societeit liep en iedereen, van Avis af tot Stokvis toe, bestormde met de vraag: ‘kent gij Pieter van Os en zijn gulden boekske al?’ En thans doe ik die vraag ook aan u en uw lezers, ofschoon gij allen zeker wel wat beter op de hoogte zult zijn van wat er zoo al in de geleerde en niet geleerde wereld verschijnt dan wij hier kunnen zijn. Maar was Baruch's boek, schoon zeker reeds meer dan 1700 jaar oud, aan Voltaire onbekend gebleven, ligt dat dan ook iemand uwer lezers de schitterende ster niet kent, die helaas! slechts weinige oogenblikken aan Neêrland's hemel heeft geflonkerd. En dan - Baruch een oude Jood, en P. van Os een zuiver gereformeerd orthodox Christen, Baruch een apokryph en onze landgenoot een... maar hierover later. Laat mij beginnen met den titel van het gulden boekske over te schrijven, opdat al uwe lezers het zich aanschaffen, en onder den volke verspreiden. Geestelijke lustwarande, zoo heet het, poëzie op het gebied van kerk en staat, door P. van Os Jr en geestverwanten. Met portret en levensberigt. Was ter perse te Goes bij A.C. de Jonge ASJz. 1867. Het portret heb ik echter tot mijn groot leedwezen niet ge vonden. Ik heb al de bladen tegen het licht gehouden, zelfs heb ik ze met ‘poudre de sympathie’ gewreven, denkende dat hier misschien een of ander mysterie schuilde, maar vergeefs! er is niets voor den dag gekomen. Welligt moet dus dit woord ‘portret’ ook in geestelijken zin worden opgevat en zal 't hier een afkonterfeitsel van de dierbare ziel des auteurs moeten beteekenen. In zoover heb ik er vrede meê, als het maar wat duidelijker op den titel was uitgedrukt. Hoe Pieter van Os het eerst bekend is geworden, weet gij welligt, maar natuurlijk doe ik alsof gij het niet weet. Sedert eenigen tijd hebben wij het geluk, een echt, zuiver regtzinnig, antirevolutionair dagblad te bezitten. De Nieuwe Goesche Courant is het krachtig en welsprekend orgaan eener rigting die tot nu toe zeer slecht vertegenwoordigd was. Dat is andere kost dan wat gij vroeger vondt in het Goudsch kronijkske met den toetssteen enz., en later in den Heraut, de Bazuin, de Trompet van 's Gravenhage en andere would be verdedigers van het Goddelijk regt en de gereformeerde leer. Hier geen flaauwe liflafjes zoo als van Barger, geen water en melk zoo als van Schwartz, geen ‘vleesch- nochvisch-gewauwel in eigen kracht zoo als van Groen van Prinsterer,’ ('t zijn de woorden van den godzaligen van Os), maar ronde, krachtige, scherpe taal, die de dingen bij hun waren naam durft te noemen en voor geen consequentie terugdeinst. In die courant nu verschenen het eerst van tijd tot tijd eenige dichtregelen van den schrijver, die tot nu toe alleen voor eigen stichting en voor die zijner huisgenooten enkele stukjes in dichtmaat vervaardigd had. Met groote ingenomenheid werden ze door de redaktie ontvangen en geplaatst, maar helaas! naauwelijks begon de roem des dichters zich door het land te verspreiden, of de pen ontzonk zijn hand. ‘Eene beroerte, zoo meldt de Nieuwe Goesche Courant in haar nommer van 13 December 1866, maakte een einde aan zijn voor zijn betrekkingen en vrienden zoo dierbaar en nuttig leven, en ongetwijfeld zullen zij, voor wie hij eene hand aan den weg naar de eeuwigheid was, zijn heengaan

[pagina 709]
[p. 709]

uit dit leven diep betreuren, maar zich ook niet minder vertroosten met de overtuiging, dat hij rust, van zijnen arbeid, met de duizenden die hunne kroonen nedergeworpen hebben aan de voeten des Lams’. En welligt zullen sommigen uwer lezers zich nog met aandoening herinneren de advertentie in de Haarl. Courant, waarin het overlijden gemeld werd van den ‘in den eersten Adam verdoemden, maar zooals wij hopen en gelooven in den tweeden Adam verlosten P. van Os Jr.’

Het is een heerlijk denkbeeld geweest van de Erven P. van Os Jr., en den Heer de Gruyter Jz., een der geestverwanten op den titel vermeld, om de gedichten van den waardigen man bijeen te verzamelen en aan het publiek aan te bieden. De vergunning tot die uitgave eerst aan de N. Goesche Courant verleend, is, waarom weten wij niet, later ingetrokken, doch aan den herhaalden aandrang van vrienden en bloedverwanten is het mogen gelukken de treurige gevolgen daarvan te verhoeden. Gelukkig noemen we het. Want is er nog iets dat ons vaderland kan redden en behoeden voor het lot van Sodom en Gomorra, dan zijn het getuigenissen des geestes zooals we ze hier vinden. Of zijn de teekenen der tijden niet duidelijk genoeg? Zinken we niet steeds meer en meer in den poel der jammeren, zoodra de zoogenaamd ‘liberale’ beginselen zegevieren, en komen we niet altijd weer een weinig naar boven, zoodra maar de wind uit een iet of wat meer conservatieven hoek waait? Naauwlijks is Thorbecke weg of de cholera verdwijnt, de veepest wordt minder, de boeren in Schoonderwoerd worden doodgeschoten, het fort te Westervoort wordt gewapend, Limburg krijgt drie dubbele quitantie van den Duitschen Bond, het ellendige amortiseeren van schuld houdt op, en wat mij vooral het meest gefrappeerd heeft, de dragonders worden veranderd in huzaren. Wat al zegeningen! En dat nog maar bij zoo kleine verandering van stelsel! Als we eenmaal maar eens zoo gelukkig waren van een Bismarck aan het hoofd te hebben, al kon hij ook niet over zooveel Zündnadelgewehre beschikken, als de koning bij Gods genade, hoe zou de God van Nederland dan niet weer zorgen voor het dierbare erf onzer Vaderen! Teregt mogt, van Os zingen:

 
Neêrland, ontwaak! dat de Koning regeere!
 
't Richtsnoer zijns doens zij het woord van den Heere,
 
't Levende Woord, en geen wet van papier!
 
Veepest en cholera, 't zij u een leere,
 
Dat God niet wil dat het volk controlere
 
Van zijn Gezalfde 't vrijmagtig bestier!
 
 
 
Neêrland, ontwaak! bid dat God u bekeere!
 
's Heeren gebod - ‘dat de Koning regeere!’ -
 
Ziet hoe 't alom wordt veracht en versmaad!
 
Neêrland, ontwaak! Houd het woord van den Heere
 
Weêr als voor driehonderd jaren in eere!
 
Neêrland, ontwaak, eer uw God u verlaat!

En even grooten lof verdient de ontboezeming van J.A. de Gruyter Jz., aan Graaf Rutger Jan Schimmelpenninck, minister van finantiën en voor de zaken der Herv. Eeredienst (waar hij volgens sommigen niet achter is):

 
Graaf Rutger Jan
 
die brave man
 
daar valt niet meê te gekken
 
die wil en kan
 
doen in den ban
 
den aanhang van
 
den duivel en Thorbecke.
[pagina 710]
[p. 710]
 
Graaf Rutger Jan
 
die brave man
 
die zal dat volk wel vinden;
 
dat edel heer
 
Zal keer op keer
 
de Kamer weêr
 
Met Godes hulp ontbinden, enz.

Maar waar zou ik eindigen, indien ik u al het schoone en edele, ware en hartverheffende uit dit gulden boekske wilde leeren kennen? Ik zou het dan geheel moeten afschrijven. Vergun mij u nog slechts één gedichtje mede te deelen, vooreerst omdat het kort is, en ten andere omdat het den stand der partijen zeer juist teekent. Het opschrift luidt: aan de heffe des volks.

 
O volk van Neêrland, hoor! de liberalen,
 
de meer of minder roode radikalen,
 
Groen's aanhang en de vrienden van 't behoud, -
 
't is alles één pot nat; 't is, naar het spreekwoord, oud
 
lood om oud ijzer; 't is een zusjen en een broêrtje;
 
't is alles geest der eeuw; en die, geloof me, voertje
 
zoo vierkant naar de hel; daar is in 't heele land
 
maar één godzalig blad; het is de nieuwe krant
 
van Goes; wie dus zijn ziel voor schâ wil assureren,
 
dient die courant te bestuderen.

Ik weet mijnheer! dat sommige roekelooze radikalen zich niet ontzien hebben met dit geheele bundeltje den spot te drijven. Ik heb het artikel in de Nederl. Spectator gelezen, waarin beweerd wordt dat er nooit een Pieter van Os bestaan heeft, dat de Redaktie van de Nieuwe Goesche courant de dupe is geweest van eenige spotvogels, die haar op allerlei wijze gemystificeerd hebben; dat er een einde aan de zaak moest komen, en dat men daarom Pieter van Os op onbloedige wijze gemassacreerd heeft. Maar wat beduiden zulke berigten? Komen zij niet uit die zoogenaamd historisch-kritische school, die alles weg wil redeneren? Is de Spectator niet een van de stinkpoeleu dier ongerechtigheden? Wee hem die in handen van die bent valt! Hij wordt dood geredeneerd, dood gevoteerd, dood geadverteerd, en al bewijst hij op nog zoo veel uit- of inwendige gronden dat hij leeft, tegen elken uitwendigen grond hebben die heeren een inwendigen, en tegen elken inwendigen een uitwendigen grond, zoodat hoe men zich keert of wendt, men er altijd het leven bij inschiet. Handelt men tegenwoordig zoo niet met alle schrijvers? Zoo zou men mij, geloof ik, wel willen bewijzen, dat het evangelie van Johannes niet van Johannes is ofschoon het er duidelijk boven staat, en de Handelingen der Apostelen niet door Lukas zijn te boek gesteld, ofschoon iedereen het altijd geloofd heeft! Mijnheer! als alle menschen, geleerden en ongeleerden, vromen en niet vromen, dit gedurende achttienhonderd jaren geloofd hebben, waarom zou ik het dan ook niet gelooven? Zoo lang ik dus op den titel zie staan ‘de geestelijke lustwarande door Pieter van Os jr.’ geloof ik ook aan het bestaan van Van Os even goed als ik geloof aan dat van

 

Uw onderdanigen dienaar,

 

Jan Oly.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken