Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 32 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 32
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 32Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 32

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.36 MB)

Scans (88.64 MB)

ebook (4.47 MB)

XML (4.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 32

(1875)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Suum cuique.

Een krachtig geneesmiddel.

‘Hoe rustig de tegenwoordige toestand van Europa ook moge zijn - en inderdaad heerscht er, behalve in één ongelukkig land, algemeene rust - er zijn op dit oogenblik geheime krachten aan het werk, die een tijd van groote omkeeringen voorbereiden;’ dit woord van Engelands eersten Minister, in de zitting van het Lagerhuis, 5 Aug. 1874, heeft sommigen verschrikt, anderen tot nadenken gebracht, velen verblijd, omdat de wereld door een man van zooveel gezag gewezen werd op den ernst van het oogenblik en gedwongen om op de teekenen der tijden te letten.

‘Voor niemand is het twijfelachtig, op welke geheime krachten de Minister doelt. Het is immers duidelijk, dat telkens de godsdienst, of wat men voor godsdienst uitgeeft, onder de staatkunde gemengd wordt en dat het in waarheid slechts ééne kracht is, welke allerwege die verschillende krachten in beweging zet, die door opstand te prediken of aan het bestaande zich te klemmen; - door den adel in hare netten te lokken en de hofkringen te vleien, of door de massa's naar de stembus te drijven; - door de vrije pers te veroordeelen als eene uitvinding van den booze, of door diezelfde pers te gebruiken om de domme menigte op te hitsen; - door elk middel, al ware het ook een algemeenen oorlog, heilig te achten ter wille van haar doel, - hare opperheerschappij hoopt te vestigen op de slavernij van allen.’

Met deze woorden leidt Dr. C.P. Hofstede de Groot bij zijne landgenooten een werk in, waarop wij bijzonder de aandacht wenschen te vestigen: niet maar omdat het met zijn talrijke, keurig uitgevoerde platen een populair prachtwerk belooft te worden van zeldzame waarde; maar omdat het in aangenamen, bevattelijken vorm eene geschiedenis behandelt, waarmede het tegenwoordige geslacht maar al te weinig bekend is, en waarmede het vertrouwd moet worden, zal het in den grooten strijd van onze eeuw niet bezwijken voor de sombere machten, die tot een laatsten, beslissenden slag zich toerusten.

‘Er zijn op dit oogenblik geheime machten aan het werk, die een tijd van groote omkeeringen voorbereiden.’

[pagina 213]
[p. 213]

Ja, dit woord heeft sommigen verschrikt, maar velen verblijd, omdat de waarheid ingang zou vinden, nu ze verkondigd werd door een van Europa's groote staatslieden; dezelfde waarheid, die, ook in Nederland, jarenlang te vergeefs werd gepredikt door menigen roepende in de woestijn.

Er bestaat een samenzwering tegen den vrijen Staat, tegen de Wetenschap, tegen het Geweten, tegen den Geest, tegen de Menschheid. Over geheel Europa, over geheel de wereld heeft die samenzwering haar vertakkingen; ze heeft haar middelpunt te Rome, haar medeplichtigen overal; rijk is ze in blinde werktuigen, invloed, goud. Geen leus is haar te heilig, geen middel te slecht; ze is georganiseerd met gadeloos talent, met de sluwste berekening; ze werkt voort met volslagen gewetenloosheid, met taaie volharding. In Spanje moordt ze, Frankrijk verlamt ze, in Duitschland voert ze strijd tegen het wettig staatsgezag, in Nederland ondermijnt ze de school.

En in Nederland vindt ze tegenover zich een flauw, vaag, slaperig liberalisme, dat van ‘onverdraagzaamheid’ mompelt en voornaam neerziet op godsdienst en godsdienstverschil. Daarbij een zoogenaamd Protestantisme, dat in zijn Clericalismus en gezagsbeginsel en schoolbestrijding meer een bondgenoot dan een tegenstander is van het voortdringend en voortschuifelend ultramontanisme.

‘De Geus is niet dood, hij slaapt,’ roept men ons toe.

Diep is zijn slaap.

Wij willen hem niet wakker schudden, nog niet wakker schudden althans. We willen geen geloofshaat.

Maar wakker schudden willen wij den geest van het Protestantisme, den geest der vrijheid, der zelfstandigheid, der ontwikkeling.

Die geest slaapt in Nederland. Het machtigste protestantsche kerkgenootschap is ten prooi van het Clericalismus, aan den ongeest der verdeelende, verlammende, bedwelmende, gewetenverkrachfende orthodoxie. En wie aan die Kerk, walgend van haar geharrewar en jezuïeterij, den rug toekeeren, zij beschouwen veelal Protestantismus; en christendom, en godsdienst als verouderd; zij vergeten, dat het protestantismus de bron is van hun vrijheid, de voorwaarde der ontwikkeling, het plechtanker van Neerland's zelfstandig volksbestaan. Meelijdend halen ze de schouders op over de godsdienstvragen, blind voor de beginselen die in dezen vorm elkander bestrijden op leven en dood.

Intusschen, in twee provinciën is de Openbare school een erkende leugen; ultramontanen, met de handhaving der wet belast, heulen met de wetsovertreders; ministers koopen met concessies stemmen voor hun dubbelzinnige politiek; vaderlandlozen worden ingeschoven in gewichtige ambten; de geschiedenis des Vaderlands wordt verduisterd, het opkomend geslacht onwetend gelaten van zijn groot verleden; de kloosters vermenigvuldigen; de priesters regeeren Limburg en Noord-Brabant; tegen de school, die vrije ontwikkeling wil, wordt storm geloopen....

Nederland moet weder hooren wat het Protestantismus is, wat het deed, wat het leed, hoe het worstelde tegen den priestergeest. Nederland moet zich verdiepen in de beginselen van het Protestantismus, om verfrischt, verjongd te verrijzen uit dat bad der wedergeboorte.

Daarom verheugen wij ons van ganscher harte in de verschijning van De Geschiedenis van het Protestantisme, op nieuw verhaald door Dr. J.A. Wylie. Voor Nederland bewerkt door Dr. C.P. Hofstede de Groot (Amsterdam, Gebr. Kraay). Degelijkheid van inhoud, bevattelijke vorm, aantrekkelijke uitvoering stempelen het tot een boek, dat in onze beschaafde kringen echt godsdienstig leven, warme vaderlandsliefde kan wekken en krachtig medewerken tot herleving van den gezonden Nederlandschen volksgeest.

[pagina 214]
[p. 214]

‘Maskers af!’ is de leus van den wakkeren Aart Admiraal, bij zijn betoog: Dr. A. Kuyper is geen vertegenwoordiger van het Nederlandsche volk. Een woord ten gunste der kinderen en Gemeente-kassen (Schoonhoven, S. & W.N. van Nooten). Niet in parlementaire phrasen, maar met ronde mannentaal bestrijdt hij den Amsterdamschen Kamer-clericaal: ‘Onder het masker van anti-revolutionaire omwenteling bewerken, de Staatsmacht knotten, als 't kan verlammen; de kerkelijke heerschappij er bovenop helpen. De volksschool opruimen en de kinderen laten bepreeken door Jan Rap en zijn maat. Hij is vast overtuigd, dat de landlieden ezels zijn, die genoeg hebben aan de distels van zijn klerikalen bodem. Wij, eenvoudige leeken, zijn niet wijzer. Wij hebben toch niets aan de ontwikkeling en de kennis die ons op de volksschool ten deel valt, en dus moeten wij enkel maar in De Standaard lezen, ten minste als wij lezen geleerd hebben. Zoo niet, ook goed, dan moet de inwendige zendeling maar voor ons lezen uit dat eenig blad, dat voor ons het brood des levens is..... Voorts brandt hij van liefde voor onverdraagzaamheid. In deze vurige liefde loopt hij storm met zijn mannen op de grondwet, omdat deze wet er veel te veel op uit is om de Nederlandsche burgerij zoo weinig mogelijk te verdeelen. Vooral is dit met artt. 169 en 194 het geval. Dat zijn vervloekte artikelen. Als die er niet waren, dan zou hij veel gauwer met zijn zendelingen in de school staan voorlezen uit De Standaard. Die moeten dus weg of ze moeten zóó week worden dat hij er met zijn troep zendelingen en zijn balen Standaards doorheen kan. Daarop gaat hij nu los. Zijn liefde voor onverdraagzaamheid gaat zóóver dat hij haar allerwege onder de zijnen verbreidt met een ijver alsof 't levensbrood ware. Ware? Neen, het is des Kuypers levensbrood, levensdrank, levenslust, levenskracht, levensdoel. Onverdraagzaamheid is zijn alles.....’

‘Neen, zegt A. Kuyper, gij moogt niet met andersgeloovigen op denzelfden bodem staan. Aan de valsche dooreenwoeling stelt mijn God een perk. Daarom verdeel ik de kinderen in kampen. Ik sta aan 't hoofd van het heilige kamp. Gij moogt de kinderen niet blootstellen aan de besmetting der volksschool. Naar mijn Kerk en naar mijn Standaard met hen - of naar de hel. Ziedaar uw Dr. Kuyper. Gij hoort wat hij niet hebben wil en gij hoort tevens dat hij er niet tegen opziet te dreigen met zijn eigengemaakten God, zijn God van onverdraagzaamheid, en de godsdienst te slijpen tot een tweesnijdend zwaard.....

Weg met de klerikalen: Dr. A. Kuyper en zijn Ultramontaansche vrienden! Zij vertegenwoordigen het leger van Don Carlos, maar niet het Nederlandsche volk!’

Deze woorden zijn hard. Maar ze zijn voor kiezers bestemd, die bewerkt worden door clericale geveinsdheid, in de tale Kanaäns gehuld; ze worden uitgesproken in dagen, waarin de volksschool, dat is de toekomst van Nederland op het spel staat; zij zijn gericht tegen den sluwsten clericaal onder de Protestanten; ze moeten een volk wakker schudden, dat door femelende kerktaal zich in slaap liet wiegen; ze moeten de geveinsde gemoedsbezwaren als Protestantsche-priester-kiesmanoeuvre doen kennen.

In zoo ernstige dagen tegenover den bondgenoot der Ultramontanen geen verschooning, geen gesuikerde phrasen, geen beleefde huldetjes aan talent en redenaarsgaven.

Het heil van den Staat, de volkseenheid, de ontwikkeling van het opkomend geslacht staan op het spel. Tegenover het Clericalisme geen convenientie, voor het Clericalisme geen genade.

Admiraal's beschouwing over het verband tusschen huis en school verdient ook in meer kalme dagen ernstige overweging.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken