Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 33 (1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 33
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.63 MB)

Scans (88.95 MB)

ebook (4.43 MB)

XML (4.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 33

(1876)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vertalingen en herdrukken.

Nederland en zijne bewoners, door Edmondo de Amicis. Uit het Italiaansch vertaald door D. Lodeesen. Met eene voorrede van Dr. Jan ten Brink. Leiden, P. Van Santen, 1875.

Eene reisbeschrijving te leveren van een druk bezocht en vaak beschreven beschaafd land, of liever, naar aanleiding van een reis door dat land, het karakter en de gewoonten van het volk, zijne kunst en letterkunde, zijn verleden en zijn heden te schetsen en in die schets minder nog naar volledigheid en nauwkeurigheid, dan naar bevalligheid en schoonheid te streven, haar in één woord tot een letterkundig kunstwerk van hooge waarde te verheffen - daartoe behooren, als niet moeilijk te bewijzen valt, buitengemeene gaven van hoofd en hart.

Buitengewone en treffende reisavonturen zijn in onzen tijd van spoorwegen, telegrafen en stoombooten niet te wachten. Daarenboven zijn de feiten en gegevens, die als grondstof verwerkt moeten worden, in hoofdtrekken ten minste, algemeen bekend en door honderd Murray's en Bädeker's beschreven.

Een nieuwe en geniale opvatting, een dichterlijke fantasie en een frissche en geestige stijl moeten derhalve het meest tol het succès bijdragen.

Wij herinneren ons weinig werkjes van dien aard, die zoozeer aan de gestelde eischen voldoen, als dat van den Italiaanschen dichter en letterkundige, welks titel we hierboven hebben afgeschreven.

[pagina 561]
[p. 561]

Zijne reisebilder maken op ons den indruk, alsof hij land en volk in hun geheel en iedere door hem bezochte stad en streek in het bijzonder eerst voor zijn geest de revue heeft laten passeeren, ten einde er een poëtisch, met een eigenaardig fantastisch licht bestraald beeld van te ontwerpen, en daarna dit beeld met de meeste nauwgezetheid aan de werkelijkheid heeft getoetst. Door deze eigenaardigheid van zijn talent heeft hij de deugden en verdiensten van de réalistische aan die van de idéalistische school op het gelukkigst weten te paren.

De door hem ontworpene schetsen en tafereelen maken den indruk van fijn geteekende en warm getinte tableaux de genre, die ieder oogenblik door een aardig beeld of een gelukkige uitdrukking geïllustreerd worden.

Als voorbeeld van het geestige en innemende van den stijl des heeren Edmondo de Amicis, waarin bevalligheid, dichterlijke warmte en een zekere humane ironie beurtelings om den voorrang dingen, zouden wij al dadelijk op de breede, met vaste, stoute hand ontworpen schets van de natuurkundige en politieke geschiedenis van Nederland kunnen wijzen, die de inleiding van zijne beschrijving vormt. Of op de van zooveel studie en smaak getuigende waardeering der Hollandsche schilderschool, welker karakter op geestige wijze uit den aard en de geschiedenis van ons volk en uit het klimaat, den bodem en de planten- en dierenwereld van Nederland à priori wordt afgeleid en welker historische samenhang met den grooten Nederlandschen vrijheidsoorlog op de volgende allergelukkigste wijze in beeld gebracht wordt:

‘Nederland, na zooveel opofferingen en zooveel gevaren als overwinnaar uit het strijdperk getreden, hief het hoofd fier omhoog te midden der volkeren en glimlachte, en die glimlach was de kunst.’

Of wel we zouden ons kunnen beroepen op de eenigszins gechargeerde descriptie van Broek in Waterland, welke het Broeksche rococo onder een vergrootglas plaatst en daardoor scherper en duidelijker laat uitkomen. Of op het beeld van Zaandam en de Zaanstreek, dat ook wat sterk gekleurd is, en waarin het anders zoo trouwe geheugen den auteur enkele kleine parten gespeeld heeft. Zoo hoort hij te Zaandam een klokkenspel, dat er zeker nooit gespeeld heeft en ziet hij er nog in 1873 de Zaansche dames met de hoofdtooisels van hare moeders of grootmoeders versierd.

Liever kiezen we uit de verschillende stadsgezichten, door den schrijver gepenseeld, en welke als welgelijkende teekeningen met de pen van Rotterdam, Amsterdam, 's Gravenhage, Haarlem, Utrecht, Leeuwarden en andere steden kunnen worden beschouwd, enkele trekken van het con amore geschilderd portret van Amsterdam.

‘Wanneer men Halfweg voorbij is, ziet men links, aan de overzijde van het Y, een dwarrelende beweging als van tallooze scheepsmasten, die door den storm op en neer geslingerd worden en beurtelings onderduiken en bovenkomen. Het zijn de armen van honderde windmolens, half achter den dijk verborgen, die zich langs de gansche kust van Noord-Holland, in en rondom Zaandam, verheffen. Weldra ziet men Amsterdam verschijnen.

Bij den eersten aanblik van deze stad kan men, al heeft men alle andere steden van Nederland gezien, een beweging van verbazing niet onderdrukken. Het is een bosch van hooge molens van verschillend fatsoen, die hun enorme gekruiste armen rondslingeren, en boven de daken, huizen en kerken een gewoel en gekrioel maken als een troep monstervogels, die boven de stad staan te klapwieken. Tusschen die molens in verheffen zich tallooze fabriekschoorsteenen, masten van schepen, torens van fantastische bouworde, daken van vreemde gebouwen, tinnen, punten en allerlei onbekende gedaanten. Verder op ziet men weer een andere dichte en verwarde groep molenwieken, die zich als een reusachtig net in de lucht voordoen. De stad in haar geheel ziet er zwart uit, het zwerk is laag en gejaagd;

[pagina 562]
[p. 562]

het is in éen woord een grootsch, verward en vreemd schouwspel, dat mij de stad met een sterk gespannen nieuwsgierigheid deed binnentreden.

De eerste indruk dien deze stad maakt, als men er eenige straten van doorloopen heeft, is moeielijk te beschrijven. Het schijnt een onmetelijke en ordelooze stad; een Venetië in het groote en ruwe; een Hollandsche stad ja, maar door een vergrootglas gezien, de hoofdstad van een denkbeeldig Nederland van vijftig millioen inwoners; een oude hoofdstad van een volk van reuzen, op de uitmondingen van een monsterrivier gebouwd, om als haven voor een vloot van tienduizend schepen te dienen, een droefgeestige, strenge stad, die een gevoel van stomme verbazing wekt, waarover men behoefte heeft na te denken.

De hoofdstraten (grachten) leveren een schouwspel op, dat eenig in de wereld is. De grachten die er doorheen loopen, zijn bedekt met schepen en schuiten, en op de straten zelf ziet men aan den waterkant hoopen kisten, vaten, zakken, balen enz. en aan den anderen kant een rij prachtige winkels. Aan dien kant krioelt het stadsvolk, de heeren, dienstmeisjes, kooplieden, winkeliers; aan gindschen kant het ronde en ruwe volk der zeelieden en der schippers met hun vrouwen en kinderen. Hier ruikt, men den geur der bloemen, die de vensterbanken versieren en de lekkere lucht der restauraties, ginds den teerstank en den rook der armzalige keukentjes der schuitjes. Hier gaat een wipbrug in de hoogte om een schuit door te laten, daar stroomt de menigte over een brug die pas neergelaten is, wat verder zet een pont een groepje personen over de gracht; aan het eind van de gracht gaat een stoomboot af; aan het tegenovergestelde eind komt een rij volbeladen schuiten aan; hier wordt een sluis open gemaakt; ginds glijdt een trekschuit over het water; wat verder ziet men de wieken van een molen draaien; daarnaast worden de palen voor een nieuw huis ingeheid. Het rammelen der bruggenkettingen vermengt zich met het geratel der wagens; het fluitje der stoombooten overstemt het deuntje van den klokketoren; het touwwerk der schepen vereenigt zich met het loof der boomen; de koets rijdt naast de schuit,; de winkel spiegelt zich in de gracht en de zeilen worden weerkaatst door de winkelglazen; het landleven en het zeeleven gaan hier hand aan hand door en over elkander henen, en vormen samen een nieuw en levendig tooneel als van een feest van vrede en bondschap.’

Wat zegt ge, lezer, van dit tafereeltje van het leven op straat te Amsterdam? Is het niet levendig en geestig geteekend en getuigt het niet van de gave van opmerken van den heer de Amicis? Welnu, zijn geheele werkje over Nederland vloeit over van dergelijke fijn gepenseelde schetsjes.

Onder het lezen krijgt men overal den indruk, dat men zich in het gezelschap bevindt van een zeer humaan, beschaafd en veelzijdig ontwikkeld man, die oog en hart heeft voor de meest uiteenloopende onderwerpen. Zoo teekent hij, om maar iets te noemen, met dezelfde sympathie, den heiligen eenvoud en de werkzame armoede der Scheveningsche visschersbevolking, als de reuzenwerken onzer ingenieurs en waterbouwkundigen. Ieder nieuw of merkwaardig verschijnsel in het Nederlandsche volksleven trekt zijne aandacht en, hoewel hij de gebreken van ons volk geenszins voorbijziet, merkt men toch in alles, dat de jonge Italiaan reeds vóór zijne komst in Nederland, aan land en volk een warm hart toedroeg en dat zijn bezoek hem in die-gevoelens van ingenomenheid en liefde heeft versterkt.

Zijn arbeid verdient, ook uit dien hoofde, de waardeering van het lezende publiek in Nederland en wij twijfelen er niet aan, of die zal hem in ruime mate ten deel vallen. Ieder, die zijn werkje leest, dat in den heer Loodeesen een goeden vertolker gevonden heeft, zal onwillekeurig met hoogachting vervuld worden voor den talentvollen en weldenkenden jongen Italiaanschen letterkundige.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken