Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 33 (1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 33
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.63 MB)

Scans (88.95 MB)

ebook (4.43 MB)

XML (4.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 33

(1876)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 374]
[p. 374]

Vertalingen en herdrukken.

De doodsstrijd der Legioenen, door Gregor Samarow. Vervolg van ‘de Vorstendag te Frankfort’, 2 Deel. Deventer, A. ter Gunne, 1875.

Op de aan velen onzer lezers reeds bekende wijze gaat Samarow voort met in een reeks van tafereelen, menschen, gebeurtenissen en toestanden te schetsen, wier heugenis bij menig tijdgenoot reeds op den achtergrond raakt; doch welker gevolgen zich door eeuwen heen kunnen uitstrekken. Wij verwachtten, op den titel afgaande, bereids de voorstelling van den reuzenstrijd die, met angst te gemoet gezien, met zooveel spanning nagegaan, voor de meesten onverwacht spoedig en beslissend eindigde. Daarin zagen we ons teleurgesteld; de schrijver voert ons niet verder dan tot den aanvang der vreeselijke katastrophe.

Hij behandelt eene episode uit de jongste geschiedenis, die voor den Hanoveraan, misschien wel voor hem zelf, als hoogst gewichtig kan gelden, doch die bij den drang der ontzettende voorvallen door den vreemde schier uit het oog verloren worden, waarom ook de titel ons wat bramarbasirend voorkwam. Die ‘legioenen’ immers wijzen ons op het Hanoversch Legioen, de schaar van Hanoveraansche militairen, die aan hunnen overwonnen koning getrouw bleven en die aanvankelijk in ons land, later in Zwitserland en eindelijk in Frankrijk eene wijkplaats zochten, in afwachting dat een gelukkige keer van zaken hun hunnen koning en hun vaderland zou teruggeven. De doodsstrijd van het legioen werd veroorzaakt, doordien koning Johan de kosten te drukkend vond en zij die het hadden uitgemaakt werden afgedankt en gezonden waarheen zij verkozen te gaan. En toch heeft die doodsstrijd, welken men veeleer een verzwakking en wegtering en in den laatsten sluimer zinken zou willen noemen, voor mannen als wij hier ontmoeten, zijn tragische zijde, die door den schrijver, soms onwillekeurig, in helder licht wordt gesteld. De wonden aan het lichaam zijn immers niet de diepste en pijnlijkste. En daarom en om meerdere reden zeggen wij hier in geenen deele ‘une tempête dans un verre d'eau’.

Samarow heeft, en dit op ongezochte wijze, in zijn verhaal gelegenheid gevonden en soms genomen, om ons bekend te maken met tal van personen, die in het geweldige drama een rol vervulden. Wij krijgen den koning George van Hanover, diens weinig beminnelijken, kleingeestigen zoon en zijn Hietzingsch hof, den koning van Pruisen en de zijnen, Fransche, Duitsche, Oostenrijksche en zelfs Spaansche vorsten, staatslieden, generaals e.z.v. achtervolgens voor oogen in een reeks van tafereelen, waarin hij zooveel mogelijk eenheid brengt, terwijl hij een plaatsje overhoudt voor de liefdesgeschiedenis van een der Hanoveranen met een Fransch meisje en die van een Pruisisch officier met een bankiersdochter, die als afwisseling mag gelden bij zooveel politiek als wij hier ontmoeten. Het werk wordt eene galerij, waarin de eenheid mag ontbreken, maar die der beschouwing zeer waard is. Het moge des auteurs zwak zijn om zijne personen naar hun voorkomen, hunne kleeding en kleine gewoonten te beschrijven, wij zien daarin de bewijzen van zijne bekendheid met die lieden, een grond te meer voor de geloofwaardigheid zijner mededeelingen, al moest hij uit den aard der zaak menige ontmoeting en gesprek verdichten, waarvoor hij slechts gegevens had uit algemeene data daaromtrent. Op menig punt mag van zijn werk wel het plus histoire que l'histoire-même geldig worden gerekend.

Zoo wordt ons Napoleon met zijne fatalistische denkwijze naar waarheid voorgesteld, al durven wij de scène met Lenormant's opvolgster niet voor onze rekening nemen. Dat ‘Frankrijk met eene ijzeren hand in een fluweelen handschoen moest geregeerd worden’, was inderdaad zijn maxime, adres aan zijn cajoleeren

[pagina 375]
[p. 375]

van den handwerksstand, het bevoorrechten van plattelandbewoners en - Algerië en Cayenne. Aan Napoleon's betere opwellingen gelooven wij mede, al dreef ook het egoïsme en de eerzucht bij hem boven, hetgeen hem bij het noemen van Napoleon zelf als Napoleon's trouwsten vriend, in het onderhoud met mejuffrouw Lesueur, even onverwacht als treffend wordt voorgehouden. Houdt men zich aan Samarow's voorstelling, dan kon men den man wien zijn taak te zwaar werd eerder beklagen; anders zegent men het, dat op zijne gemeene aanslagen en trouwelooze politiek ten minste eenig verdiend loon volgt, al evenaart zijn ondervonden kwelling het kwaad niet dat hij bedreef.

Gunstig steekt de koning van Pruisen daarbij af, ofschoon dat vermengen van religie en politiek en zijn vertrouwen op- en dankbaarheid aan den zoogenoemden God der heerscharen, den Vater und Lenker der Schlachten, ons blijft hinderen. Al zien wij uit geweldenarij en slavenhandel en staatsstreken in Amerika en Azië op den duur goeds voortkomen, die blijven een schande en gruwel, waarbuiten God en Christus beter gelaten waren. Halen zelfs de hoogsten en grootsten hen er in, wij zouden, meenden zij het werkelijk, daarvan nog slechts een sancta simplicitas kunnen spreken. Hoeveel farizeïsme liep er echter maar al te vaak onder, dat zand in de oogen der massa moest strooien.

Oostenrijk's staatkunde in dien tijd gevolgd, dat willen en nietwillen, waartoe het trouwens door de omstandigheden wordt gevoerd, is gepersonifiëerd in Von Beust. Bij dezen maken we mede kennis met zekeren Klindworth, die als een echt politiek beunhaas tusschen de partijen weet door te werken en van alles zijn percenten te trekken. Diens blikken in het karakter en streven van keizerin Eugenie zijn wel niet onjuist en konden de meening staven van Von Beust, dat zij misschien wel de rol van Maria de Medicis wilde spelen [bl. 116, D. I.]

Die dame is door Samarow al te beleefd behandeld. Hij zegt waarheid van haar, doch niet de waarheid. En nog minder van de Spaansche Isabella, de met de gewijde roos door den paus beschonkene, de bekende van Marfori. Wij willen de geschiedenis en ook den historischen roman in geenen deele de chronique scandaleuse zien worden, maar het onwaardige en gemeene mag ook niet zoo verborgen of verbloemd worden, dat de personen door haar beschreven niet worden gekend. Beiden komen er al te goed af. Isabella's gesprek met haar geïncarneerd legitimistischen neef, Don Carlos [D. II, bl. 91 en volgg.] is wel in overeenstemming met beider karakter en toestand.

Onderscheidene tooneelen zijn uitnemend bewerkt, zoodat men de drooge politiek hier goed geassaisoneerd vindt, terwijl de lezer omtrent vele zaken inlichting krijgt. Als zoodanig bevelen wij het onderhoud aan over de onfeilbaarheidsverklaring [D, I, bl. 83 en volgg.], welke geen staat kan huldigen zonder zijne duurste belangen in vreemde macht en handen te stellen, en als ware 't een zelfmoord te begaan.

Men zal uit onze aankondiging onze ingenomenheid hebben bespeurd met Samarow's ‘Doodsstrijd der Legioenen’. De taak welke hij op zich nam om deze episode te schetsen, waarin geene wapenfeiten stof geven tot beschrijvingen die de verbeelding reeds op zich zelve met macht boeien, de zenuwen schokken, was niet gemakkelijk. Hij heeft zich evenwel meester getoond ook over de stuggere stof. Opmerkenswaardig is zijn bekendheid met personen en hun omgeving, welke hij telkens vrij uitvoerig schetst; iets wat hij bezwaarlijk zou durven, indien zijne beschrijvingen niet overeenkomstig de waarheid waren.

Maar ook ondanks die ingenomenheid met Samarow's arbeid, lazen wij toch dit werk met stille ergernis. Waartoe al werden en worden de massa's door hare leiders gevoerd en gebruikt? Hoe weten die de menigte nog steeds op te winden, te begoochelen door allerlei leuzen en voorwendsels! Lichtenberg zeide niet zonder grond, dat hij wel zou willen weten, ‘uit welke ware bron menige daad voort-

[pagina 376]
[p. 376]

kwam, welke men voorgaf, dat uit liefde jegens het vaderland geschiedde.’ - Weinig worden dikwijls op het groote schaakbord de pionnen geteld; en hoeveel evenwel doen ervaren spelers daarmede, die ze goed weten te gebruiken en daarom ze ontzien. Er is en wordt nog vaak een schandelijk spel met het heiligste en met de volken gespeeld, dat weerzin moet wekken bij ieder weldenkende.

Londen bij zonneschijn en maanlicht. Naar 't Hoogduitsch van Dr. Julius Rodenberg, bewerkt door Makrophilos. Sneek, G. Brouwer Junior 1876.

De straten van Londen. - Straatrumoer van Londen. - De parken. - De markten van Londen. - Wat men te Londen eet en drinkt. - Ale en porter. - De haven en de dokken. - Londen op papier. - In het parlement. - De politie en de dieven. - De galg van Horsemonger-lane. - Londen bij gaslicht en maanlicht. - Ziedaar de titels der twaalf schetsen, die men hier in een net bundeltje vereenigd vindt. Zij zijn van de hand van den welbekenden Dr. Julius Rodenberg, een Duitscher, die jaren lang in Londen gewoond heeft en de wereldstad zeer goed schijnt te kennen. Over het algemeen zijn ze goed geschreven en kunnen, voor zoover ik oordeelen kan, op den lof van nauwkeurigheid en, zoo al niet van volledigheid, dan toch van veelzijdigheid aanspraak maken. Aan beschrijvingen van Londen, wandelingen door Londen, schetsen uit Londen ontbreekt het zeker niet, maar wat oneindige verscheidenheid van tafereelen levert ook zulk een stad van drie millioen inwoners met haar kolossalen wereldhandel niet op! Hoe belangrijk en leerzaam is niet de studie van het volkskarakter dier natie, die meer dan eenige andere uitmunt door energie en praktischen zin! Hoeveel men ook over Londen gelezen heeft, en hoe dikwerf men het ook heeft bezocht, toch boeit en interesseert de lectuur van ‘Schetsen’ als deze, die het nuttige met het aangename op alleszins bevredigende wijze weten te paren. Wij, die door een herhaald bezoek aan Engeland's hoofdstad meenen gerechtigd te zijn hier een oordeel te vellen, kunnen de lezing gerust aanbevelen, zoo aan hen die steeds op het ‘continent’ bleven, als aan hen die meermalen het kanaal overstaken. Slechts enkele onnauwkeurigheden hebben wij gevonden, waarvan echter sommige nog meer komen op rekening van den vertaler dan van den schrijver. Dat Trafalgar-square b.v. de nieuwe naam is van het plein, dat vroeger Charing-cross heette (bl. 8), zal wel niemand toegeven, daar beide pleinen wel degelijk te onderscheiden zijn, en beiden hun naam hebben behouden. Dat de Fransche Protestanten zijn uitgeweken op het edikt van Nantes (bl. 29), is een historische onwaarheid, daar het bekend is dat die uitwijking is gevolgd op de herroeping van het edikt van Nantes. Punch, den naam van het beroemde humoristisch blad, af te leiden van Pontius Pilatus, (?) mag wel een dwaasheid heeten, daar het bekend is dat Punch hetzelfde is als bij ons Jan Klaassen in de poppekast. Te zeggen, dat telegrafische depêches in 't begin der vorige eeuw nog in den reuk van bedrog stonden (bl. 146), is weder een Blunder, dien ik echter liefst aan een schrijffout van den heer Makrophilos toeschrijf. Deze had ook niet het Duitsche gurken door agurken maar door komkommers en basin niet door bouilloir maar door spoelkom moeten vertolken. Enkele spel- of drukfouten vooral in Engelsche woorden als: cruitstand voor cruetstand, publicians voor publicans, goal voor gaol en andere bedek ik gaarne met den mantel der liefde.

- R. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken