Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 34 (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 34
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 34Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 34

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.48 MB)

Scans (85.40 MB)

ebook (4.74 MB)

XML (4.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 34

(1877)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 575]
[p. 575]

Vertalingen en herdrukken.

Handleiding tot de kennis der wet op 't Lager Onderwijs, met eene geschiedkundige schets der wetgeving op 't Lager Onderwijs in Nederland, vooral ten behoeve van hulponderwijzers en kweekelingen; door S. Blaupot ten Cate, Inspecteur van 't Lager Onderwijs in de Provincie Groningen Tweede, vermeerderde druk. Te Groningen bij J.B. Wolters, 1876.

Eene wet is een merkwaardig verschijnsel in het leven eens volks, tenzij ze hare geboorte dankt aan een enkele, die haar opdringt als een onwelkom geschenk. Eene wet, uit den boezem des volks voortgekomen, zegt: het volk is mondig geworden, het wil niet langer door de hand van anderen geleid, maar door zich zelf bestuurd worden; het voelt zich rijp en vraagt met zelfbewustzijn naar zijn eigen belang.

Vooral eene onderwijswet is merkwaardig; ze betreft geen stoffelijk, maar een geestelijk belang. Als het volk eene onderwijswet vraagt en er zich eene geeft, toont het zich onbaatzuchtig: het zorgt voor de geslachten der toekomst.

Wel bestonden in ons land vóór vijfennegentig bijzondere voorschriften voor het onderwijs vanwege de kerk, de steden of de gewesten, maar eene algemeene landsregeling was er niet. Daardoor verkeerde de school in een treurigen toestand.

En ziet, pas was de oude orde van zaken omvergehaald, of dadelijk verhieven zich stemmen, die riepen om regeling van het volksonderwijs.

Dat was een schoon teeken van leven, al liet dat leven ook in andere opzichten veel te wenschen over.

En waren er ook noodiger zaken, die voorziening eischten, de stemmen zwegen niet, maar kregen reeds in '98 hun wensch vervuld, toen er met de reiniging van den Augiasstal een begin werd gemaakt. Eene landswet kwam in 1801, en hoe de tijden ook veranderden en moeilijkheden opwierpen, ze werd wel gewijzigd in '03 en '06, maar bleef bestaan en werd hoe langs zoo beter uitgevoerd. Vernieuwd in '57 voldoet ze niet meer na 20 jaar. De eischen zijn hooger geworden. Jammer alleen, dat de godsdienstige partijen, die zoo moeilijk te bevredigen zijn, zich zoo luide in het debat laten hooren, en haast zouden veroorzaken, dat er minder gevraagd werd: hoe kan het onderwijs verbeterd worden? dan wel: hoe moeten we het onderwijs regelen, om aan de godsdienstige partijen te voldoen?

Terwijl ik dit schrijf, is een ontwerp van wet op het Lageronderwijs reeds opweg naar de zaal der volksvertegenwoordiging. Duizenden staan belangstellend gereed, om te hooren, wat het orakel zal spreken. Vreezen en hopen gaan samen.

En juist nu kom ik op verzoek der Redactie van den Tijdspiegel een tweeden druk van eene Handleiding tot de kennis der wet op 't Lager Onderwijs aankondigen. Mosterd na den maaltijd hoor ik mij toevoegen. Wellicht niet ten onrechte. Toch wil ik mijne aankondiging niet terug houden. Immers, als de Uitgever van het grootere werk van denzelfden Auteur: De wet op het Lager Onderwijs, in het Bericht voor den tweeden druk laat beloven, ‘dat hij aan de koopers van dezen druk alle veranderingen, die vóór 1 Januarij 1878 in deze wet mogten gebragt worden, gratis zal afgeven, in hetzelfde formaat als dit en zoo mogelijk met aanteekeningen van denzelfden schrijver’, wie weet, wat hij dan doet ten aanzien van deze Handleiding, die nog wat later verschenen is?

De eerste druk van deze Handleiding verscheen in 1871, en dat reeds in '76 een tweede druk noodig was, is wel een bewijs, dat het boekje in eene ‘behoefte’ heeft ‘voorzien’. 't Is haast niet te denken, dat zij, die het voor hunne exa-

[pagina 576]
[p. 576]

mens noodig hebben, hulponderwijzers en kweekelingen, het nog niet kennen. Toch is het mij voorgekomen, dat ze met te geringe kennis van de wet ten examen gingen en dat Ten Cate's Handleiding hun vreemd was. Laat ik daarom den inhoud kort opgeven.

Vooraf gaat eene Geschiedkundige schets der wetgeving op het Lager Onderwijs in Nederland, die meer geeft, dan het opschrift zegt; want om aan te toonen, dat er vóór '95 geene ‘nationale, d i. algemeene schoolwetgeving voor het geheele rijk’ in Nederland heeft bestaan, gaat de schrijver de geschiedenis van ons volksonderwijs van de vroegste tijden na en geeft een aantal zeer interessante bijzonderheden uit die geschiedenis, om zoo te komen tot het tijdperk der eigenlijke wetgeving.

Daarna volgt de wet zelve met tal van verklarende aanteekeningen, die de schrijver noodig geacht heeft voor de hulponderwijzers en kweekelingen, voor wie zijn boekje bestemd is. Ze zijn kort en duidelijk. Tot die aanteekeningen behooren ook de van regeeringswege vastgestelde programmata voor de verschillende examens, benevens het Bericht van 1876, meegedeeld door Inspecteur en Schoolopzieners in de provincie Groningen, ‘behelzende o.a. inlichtingen, hoe zich het best tot het acte-examen voor te bereiden’.

Eindelijk vindt men een aantal vragen, die den gebruiker tot nadenken aanleiding geven en hem wijzen op het verband, dat er tusschen sommige wetsartikelen bestaat. De ervaring, op menig akten-examen opgedaan, zal den schrijver bij zijne keus geleid hebben en dat mag wel een waarborg heeten voor hare gepastheid.

De tweede druk heet een vermeerderde. ‘Die vermeerdering bestaat hoofdzakelijk in eenige uitbreiding van de Geschiedkundige schets en van de vragen.’

't Ware wellicht nog eene eenvoudige verbetering geweest, indien boven aan de pagina's aangeduid was, welk artikel of welke artikels daarop besproken worden.

De bekende nauwgezetheid en groote belezenheid van den Groningschen Inspecteur geven de zekerheid, dat men het boekje veilig als een gids gebruiken kan.

Ik twijfel niet, of deze Handleiding, die, net uitgevoerd 90 cents kost, zal veel nut stichten. Met de hoogere waardeering van het Lager onderwijs moet ook de kennis van zijne inrichting toenemen.

18 Dec. '76.

r.r. rijkens.

Uit mijn Jongensparadijs. Drie vertellingen. Vrij naar 't Platduitsch van Klaus Groth, door Agricola. Arnhem, J. Rinkes Jr. Een deel kl. 8o (Zonder jaartal).

Wie met Klaus Groth nog niet bekend is en meer van hem wil weten, leze de eerste afleveringen van het Weekblad Euphonia, wat Kneppelhout van hem zegt in zijn inleidend woord bij de vertaling van ‘De Eksterhof’ en in zijn ‘Allerlei’ (J. Kneppelhouts Geschriften XII), alsmede wat Agricola in zijne ‘Voorrede’ voor deze ‘Vertellingen’ aanstipt.

Reeds zijn van den in zijn vaderland hoog gewaardeerden en beminden volksdichter, behalve genoemden ‘Eksterhof’, uit,, Quickborn II (het geheele dichtstuk, de eigenlijke ‘Quickborn’, bleef tot nu toe onvertaald) in onze taal overgebracht: ‘Rothgeter Meister Lampin sin Dochter’ door C.J. Hansen, ‘Trina’ door Mej. Loveling, en eenige kleine gedichten door Amshoff en anderen.

Evenals Frits Reuter van het Mecklenburgsche, bedient Klaus Groth zich van het Ditmarsche dialect, uit zijn vaderland Holstein. Om dus al het ongekunstelde, naïeve en vaak geestige hunner geschriften te genieten, moet men ze, evenals

[pagina 577]
[p. 577]

Cremers Betuwsche Novellen, in het oorspronkelijke lezen; want, verliezen ze reeds veel bij eene overbrenging in het Duitsch, of in de gewone boeken- en schrijftaal, hoe veel meer is dit het geval als ze in onze taal worden overgezet! Er blijft echter altijd nog genoeg over van het eigendommelijke der producten van hun geest, om hen te leeren kennen en waardeeren. Welk een opgang heeft niet Frits Reuter onder ons gemaakt, al moest men zich behelpen met eene vertaling zijner werken! Zoo zal het ook gaan met Klaus Groth's proza en poezie; en als een proefje van eerstgenoemde bevelen reeds deze drie, onder den titel van ‘Uit mijn Jongensparadijs’ samengevatte vertellingen zich gunstig aan.

Zij zijn wel niet zoo boertig en snaaksch als dergelijke stukjes van Reuter, maar ze verraden toch zooveel ‘natuur en waarheid’, zooveel echten humor; - ze zijn zoo eenvoudig en onopgesmukt, bij zooveel schildering van het woelen en werken der hartstochten, - terwijl ze het rein menschelijke alle recht laten wedervaren en den onverstoorbaren adel onzer natuur ook bij onbeschaafden en onontwikkelden laten uitkomen, - dat ze zich zeer goed laten lezen. Voor ontleding zijn ze niet vatbaar, dan ten koste van het aantrekkelijke en boeiende der lectuur: den inhoud mededeelen zou veel van de illusie benemen bij ieder, die bijv. deze aankondiging las voordat het boekje zelf hem in handen kwam. Men leze en oordeele zelf!

Bij gemis van het oorspronkelijke vermeet ik mij niet over de vertaling te oordeelen. Zij heeft zeker hare verdiensten, al komt onder het lezen gedurig de gedachte boven: hoeveel van de kleur en geur van Groth's eigen taal en schrijfwijze moet niet onder de overbrenging verloren zijn gegaan! Dat ligt, zooals ik boven reeds schreef, in den aard der zaak; waarom wij den vertaler den lof niet willen onthouden, die hem toekomt, van ons een zeer goed leesbaar staal van den verhaaltrant des nog levenden Duitschen volksdichters te hebben gegeven, voor zooveel dit in ons boeken-Hollandsch mogelijk is.

Ook de heldere druk en nette uitgaaf verdienen aanbeveling.

Kampen, 16 Nov. 1876.

J. Hoek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Rijko Rijkens

  • Johannes Hoek

  • over Steven Blaupot ten Cate


datums

  • 18 december 1876

  • 16 november 1876