Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 42 (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 42
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 42Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 42

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.20 MB)

Scans (81.90 MB)

ebook (4.31 MB)

XML (4.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 42

(1885)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 121]
[p. 121]

Levenswoorden.

Elke leeftijd heeft zijn voor en zijn tegen en op mijn 80ste jaar geniet ik dingen, welke ik voor niets van vroeger jaren zou willen ruilen.

Göthe.

 

Wanneer men een opgave had van de patiënten, wien zekere baden en badkuren niet geholpen hebben, en wel even zorgvuldig, als men het tegendeel doet, dan zou niemand er meer heengaan, althans geen zieke.

Lichtenberg.

 

Alle dwalingen zijn interesten van menschelijke zwakheden; stipter en rijkelijker worden en werden geen interesten betaald. Dwaling - heet de oplossing van de meeste raadselen in het menschelijk leven. De practische zin reist als vreemdeling door de wereld en geeft raadsels op.

Benzel-Sternau.

 

Het is een waarheid, niet genoeg te behartigen, dat, naarmate wij gestrenger zijn jegens onszelven, wij toegevender en goedwilliger zullen zijn jegens anderen.

Pruys v.d. Hoeven.

 

Het is een gewaagde, maar schoone en edele taak, om in het eigen gemoed te dringen, ook reeds om deze reden: dewijl wij meestal in de gemoederen van anderen leven en onszelven als het vijfde werelddeel beschouwen, dat beter door anderen onderzocht wordt.

Lublink Weddik.

 

Waarom maken wij ons eigenlijk zoo boos over iemands ijdelheid? Ieder mensch moet schik in zichzelf hebben en gelukkig, wie het heeft; is dit het geval, waarom zal hij dit aangename gevoel dan niet uiten?

Göthe.

 

Het wonderbare trekt de kinderen onfeilbaar aan, evenals het tragische den jongeling; de man houdt veel van de comedie, en als men oud geworden is, daalt men den berg weder af, totdat men weer kind wordt.

Hippel.

 

Het eerste besluit is niet altijd het verstandigste, maar wel het eerlijkste.

Lessing.

 

Zonder ijdelheid ontwaakten de kundigheden der menschen niet; die der vrouwen bleven zelfs dood. Hoe ijdeler de mensch, des te werk-

[pagina 122]
[p. 122]

zamer is hij; dat bewijzen zelfs geheele volken. Zij is de ware koningin der wereld, de groote wonderdoenster.

Klinger.

 

Het is merkwaardig, dat de menschen, die het meest op geld gesteld zijn, 't liefst daarvan spreken met verkleinwoorden. ‘Ik kan daar wel eenige guldentjes aan verdienen, een aardig sommetje’ - wie zoo spreekt, van hem krijgt ge geen gulden los.

Lichtenberg.

 

De mensch is een gewoonte-dier en de machine werkt voort, zonder het zelf te weten. 't Zou er gek uitzien, wanneer het niet zoo was, want wat zouden de meeste menschen zijn zonder de kracht der gewoonte?

Benzel-Sternau.

 

De domste menschen sieren zich het meest op; zoo zijn ook de domste dieren, de insekten, het bontst.

Jean Paul.

 

Iemand, die zich weder verheffen wil, moet van tijd tot tijd zich ontspannen, om van de nieuwe, ongewone inspanning uit te rusten. Ik ben voor niets zoo bang als voor een dwaas, die met één sprong wijs wil worden.

Göthe.

 

Wie zich hij een valsche aanklacht te sterk verdedigt, geeft de mogelijkheid toe van schuldig te zijn.

Klinger.

 

Veel lezen maakt verwaand en pedant, veel zien verstandig en verdraagzaam.

Waarom blijft den menschen zoo weinig bij van hetgeen zij gelezen hebben? Omdat zijzelf zoo weinig denken.

Lichtenberg.

 

Men vraagt een ander meestal om raad, niet, omdat men niet weet, wat men doen moet, maar omdat men dit weet, maar het ongaarne doet en van den raadgever een steun verlangt, om niet te doen, wat men doen moet.

Jean Paul.

 

De wil en niet de gift maakt den gever.

Lessing.

 

Men verwijt mannen van kracht en karakter dikwijls, dat hun toon in het leven te beslissend, te hard is; d.i. men verlangt, dat zij als mannen zullen handelen en als vrouwen spreken.

Klinger.

[pagina 123]
[p. 123]

Om de waarheid te zeggen, is dikwijls meer moed noodig, dan in het vuur van den oorlog stand te houden.

Benzel-Sternau.

 

Het oog kan de wereld droef of vroolijk maken; zij weent of lacht, naarmate wij haar aanzien.

Rückert.

 

De dorst naar rijkdom en naar genot is de ziekte van de maatschappij in haar tijdperk van verval.

Laurent.

 

Waar geen ernstige arbeid is, geen heilig levensdoel, geen doorgaand streven, om nuttig te zijn en gelukkig te maken, daar is ook geen adel van overtuiging en gezindheid. Daar zal dat vernis van kunstmatige beschaving zijn, dat zoo algemeen verkrijgbaar is, zoo gewild en goedkoop. Daar hebben we te doen met dat vertoon van allerlei edele en schoone gevoeligheid, die zooveel onvruchtbaarder moet zijn, als ze zelfzuchtiger is.

Van Gorcum.

 

Opvoeden is de jeugd aan de voorwaarden gewennen, vormen voor de voorwaarden, waaronder men in de wereld in het algemeen en in bijzondere levensomstandigheden vooral bestaan kan.

Göthe.

 

De waarlijk edele man vergadert in stilte in zijn hart den rijken oogst van het weldoen en strooit het nieuwe zaad. Hij verheugt zich, dat hij het werktuig is, waardoor het beeld van liefde en trouw in anderen voortleeft.

Klinger.

 

Wat beeldt men zich in de jeugd al niet in! wij zullen spoedig nu deze dan gene onhebbelijkheid afleggen, en toch zijn deze onhebbelijkheden even zoovele organen, die de menschen door het leven helpen. Wat bestraft men een jongen, wanneer men hem op iets ijdels betrapt! En wat is de mensch voor een ellendig schepsel, wanneer hij alle ijdelheid heeft afgelegd!

Göthe.

 

Leer de jeugd de behoeften inkrimpen, en ge maakt haar sterk. Hoe minder behoeften, des te gelukkiger, - dat is een oude, maar zeer miskende waarheid.

Lichtenberg.

 

De waarde van den mensch is groot of gering, naarmate hijzelf die bepaalt.

Lublink Weddik.

[pagina 124]
[p. 124]

De natuur schept nooit menschen, die tegelijkertijd krachtig, vurig, menschlievend en fijn berekend zijn.

Eliot.

 

De gewoonte maakt woordbrekers en leugenaars. Een man, die in kleine dingen zijn woord even lichtzinnig geeft, als hij het breekt, is zelden betrouwbaar in gewichtige zaken.

Klinger.

 

Er zijn menschen, die alles gelooven, wat zij willen; dat zijn ongelukkige wezens.

Lichtenberg.

 

Er ligt iets comisch in het berouw van vele menschen; zij willen zich wel daarmee geeselen, wanneer het maar geen pijn doet.

Benzel-Sternau.

 

Welk een spel de wereld ook met ons moge drijven, wij moeten geen spel drijven met onszelf, maar jegens onszelf de uiterste rechtschapenheid en waarheid in acht nemen. De eenvoudige en kinderlijke deugden van rechtschapenheid en waarheidsliefde beschouw ik als den wortel van alles, wat de verhevenheid van karakter uitmaakt. Spreek, zooals gij denkt; wees, wat gij zijt; betaal uw schulden, van welken aard zij ook wezen mogen.

Emerson.

 

Onze wenschen zijn voorgevoelens van de kundigheden, die in ons liggen, voorboden van datgene, wat wij in staat zijn te verrichten. Wat wij zouden willen, dat stelt onze verbeeldingskracht ons voor in de werkelijkheid, maar in de toekomst; wij gevoelen een sterk verlangen naar datgene, wat wij reeds in stilte bezitten.

Klinger.

 

De menschen willen hun gemak nemen en daarvoor ruim beloond worden. Rust is hun lievelingswoord, maar zij vergiftigen zich met het vergift der onrust, wanneer deze niet verstikt met het kussen der verveling.

Benzel-Sternau.

 

Wie kan in een gezelschap iemand uitstaan, die altijd van zichzelf spreekt, tenzij hij een geleden ongeluk meedeelt.

Hippel.

 

Het gegeven woord of de gedane belofte te houden, oefent zulk een beslissenden invloed uit op ons karakter, gewent zoo streng vast te houden, dat men kinderen van de vroegste jeugd af, ook waar het kleinigheden geldt, moet leeren, nooit een woord of een belofte te breken. Het geeft hun vastheid ook in andere dingen.

Klinger.

[pagina 125]
[p. 125]

't Is waar, alle menschen stellen uit en hebben er berouw over - maar de werkzame heeft evenveel te berouwen als de luie, want wie veel doet, ziet ook meer, wat reeds gedaan had kunnen worden.

Lichtenberg.

 

Niets maakt den mensch meer koud en onverschillig dan de omgang met menschen, die hem geen belang inboezemen.

Jean Paul.

 

Niets geeft ons meer inlichting over onszelf dan het terugzien op hetgeen wij voor eenige jaren gedaan hebben, zoodat wij dan onszelf kunnen beschouwen als een voorwerp, dat buiten ons staat.

Göthe.

 

Eischt en wenscht weinig van de menschen, eischt en wenscht veel van uzelf! Weest een streng rechter over uzelf, een toegevend rechter tegenover de gebreken en zwakheden van anderen.

Klinger.

 

De grootste fout, welke men bij de opvoeding gewoonlijk begaat, is, dat men de jeugd niet gewent aan eigen nadenken.

Lessing.

 

De man, op wien gij toornt, moet uw toorn waard zijn.

Klinger.

 

Anderen aan 't lachen te maken, is geen moeielijke kunst, zoolang het iemand onverschillig is, of er gelachen wordt om de geestigheid of - om onszelf.

Lichtenberg.

 

Wie vrij wil zijn, moet niet wenschen of vreezen hetgeen in de macht van anderen staat, om hem te weigeren of op te leggen, want in dat geval is hij een slaaf.

Epictetus.

 

Onder elk misdadig geheim schuilt een gansch net van misdadige wenschen; menigmaal zijn het niet zoozeer de daden zelf, die een verpestenden invloed op ons zedelijk bestaan uitoefenen, als wel dat wij erdoor genoodzaakt worden, onze begeerten te regelen en ons eigenbelang in dienst te stellen onder de vaan van logen en onoprechtheid; evenals aan den anderen kant de louterende werking van een eerlijke, openhartige bekentenis hieruit voortkomt, dat door haar de hoop op leugens voor altijd is weggenomen en de ziel haar reinheid en eenvoud herwint.

Eliot.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken