Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 42 (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 42
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 42Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 42

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.20 MB)

Scans (81.90 MB)

ebook (4.31 MB)

XML (4.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 42

(1885)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Suum cuique.

De geniale kroniekschrijver in de Stemmen voor Waarheid en Vrede, naar wiens mededeelingen ieder steeds verlangend uitziet, Dr. A.W. Bronsveld, herroept in het Februarinominer l.l. der Stemmen op ridderlijke wijs zijn ongunstig oordeel, in 1868 geuit over het voornemen des heeren Van Dijk, om te Deutichem eene gelegenheid te openen voor opleiding tot predikanten.

Ofschoon vroeger reeds door broeder Van Dijk in zijn oordeel ontwapend, voelt hij zich thans gedrongen, na te Utrecht van nabij kennis gemaakt te hebben met vele jonge mannen, die te Deutichem werden opgeleid, een broederwoord van dank uit te spreken aan den heer Van Dijk, wiens arbeid hij door die kennismaking eerst in al zijn omvang en zegen heeft leeren waardeeren, - hijzelf en duizenden met hem.

‘In de gegeven omstandigheden’, schrijft de heer Bronsveld, ‘kan geen grooter dienst aan onze Kerk bewezen worden dan die bestaat in de opleiding van geloovige leeraren. En die dienst wordt door den heer van Dijk bewezen.’

Welke die ‘gegeven omstandigheden’ zijn, verklaart de heer B. zelf wel niet, maar het komt ons voor, dat dit zal moeten beteekenen: bij het bestaan van en de opleiding tot nietgeloovige leeraren; want de Seitenhieb op de ‘gereformeerden’ zal wel niet op de ‘gegeven omstandigheden’ alleen zien.

Nu zouden we van den heer B. wel eens willen vernemen, wat hij onder ‘geloovige’ leeraars verstaat. Hebben we hier aan kerkgeloovigen te denken?... maar wij zouden ons schamen, als wij den hooggewaarden heer Bronsveld van zulk eene R.K. aanvechting zelfs in de verte verdachten.

[pagina 484]
[p. 484]

Wat dan? Er blijft ons niets anders over, dan dus te interpreteeren: tegenover geloovige staan ongeloovige, en tegenover de opleiding van geloovige staat de opleiding van ongeloovige leeraren.

Tertium non datur.

Aan zulke dienstdoende leeraren, die geen certificaat van geloof, door de ‘Zendingsgemeente’ te Deutichem afgegeven, bezitten, is nu wel niet meer te doen - zoo lang er nog geene inquisitoriale rechtbank bestaat - maar zooveel te meer aan de opleiding van geloovige leeraren. En daarvoor kan men nergens beter terecht dan in de ‘Zendingsgemeente’ van den heer Van Dijk te Deutichem, die ‘de grootste dienst aan de Kerk bewijst’.

Beklagenswaardige jongelingen, die uwe opleiding niet ontvangt aan de Deutichemsche stichting! Gij zijt reeds gebrandmerkt als ongeloovigen! Zou het geene zaak zijn, die Deutichemsche stichting als de eenig versterkte vesting tegen het ongeloof te gaan betrekken? De jeugdige geestelijke strijders toch, die vandaar uittrekken, moeten wel degelijk goedgeoefenden zijn, om met zoovele oudgedienden in de theologische wetenschap, zooveel omvattend als zij is, in het krijt te treden en als overwinnaars van de in hun oog ongeloovigen het strijdperk te verlaten. Waarlijk, de corypheeën der godgeleerde wetenschappen, aan wie de opleiding van toekomstige leeraren is toevertrouwd, mogen het wel betreuren, dat zijzelven niet in eene aan Van Dijk's ‘Zendingsgemeente’ gelijkvormige inrichting zijn opgeleid, om op den naam van ‘geloovigen’ aanspraak te kunnen maken. En zou het dan - ook in het belang van de schatkist - maar niet geraden zijn, de theologische faculteiten te Leiden en te Groningen op te heffen? Dáár toch komen bij groote uitzondering slechts de ‘geloovige’ kweekelingen van den heer Van Dijk, om hunne studiën voort te zetten. En toch, moesten die geloovige kweekelingen niet juist daarheen gezonden worden, om als veiligheidsklep tegen het ongeloof te dienen?

En als we nu een weinig phantaseerden, dan zouden we ons kunnen voorstellen, dat al het getwist en gekibbel in de Nederlandsche Hervormde Kerk zou ophouden, als allen, die de opleiding tot ‘geloovige’ leeraren te Deutichem nog niet ontvangen hadden, òf als leeraren niet toegelaten, òf nog naar de Deutichemsche stichting verwezen werden.

Dan kwam de grootste dienst, door den heer Van Dijk aan de Kerk bewezen, eerst geheel tot zijn recht

Doch eer we dien grootsten dienst op de rechte waarde kunnen schatten, zal het allen, die geene opleiding genoten en genieten aan de Deutichemsche ‘Zendingsgemeente’, goed zijn, te vernemen, wat zij onder ‘geloovige’ leeraren te verstaan hebben.

H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken