Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 43 (1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 43
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 43Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 43

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.02 MB)

Scans (81.70 MB)

ebook (4.28 MB)

XML (4.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 43

(1886)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 506]
[p. 506]

Levenswoorden.

Het is niet noodig veel talen te leeren in de wereld, maar leg u er bovenal op toe de menschen te verstaan, wanneer zij met u spreken; leer alles verstaan, wat er gesproken wordt. Dat is een zeer moeilijke kunst. Begrijpt gij, wat een ander wil en is en doet, dan begrijpt gij ook uzelf en hebt den steen der wijzen. De taal is echter velerlei en wordt niet alleen in woorden gesproken. De doofstomme spreekt in gebaren, verliefden met de oogen, de koetsier met de zweep, de hond met den kwispelenden staart, verheven menschen alleen met handelingen en gelaatstrekken, de tijd met klokslagen, de tijdgeest met drukinkt en spreekwoorden, dichters, wijzen en kunstenaars met gelijkenissen, beelden, en God spreekt in de wereldgeschiedenis. En al die daar spreken, moet gij leeren verstaan, want misverstand is de wortel van het kwaad.

Fraustadt.

 

Het grootste zingenot, dat geen onaangenamen bijsmaak heeft, is in gezonden toestand rust na arbeid.

Kant.

 

Het eerste en zekere kenteeken van een gezonde ziel is een kalm en inwendig vergenoegd hart.

Young.

 

Wie zich beklaagt, dat hij als een speelbal door het lot her en der geworpen werd, erkent tevens daarmee, dat hij van licht gehalte is.

Bürhlen.

 

Dat de hartstochten te sterk zijn, verontschuldigt den mensch volstrekt niet, dat hij geen meester is van zichzelf; hij moet zijn kracht leeren gebruiken, welke in de rede bestaat. Wederstaat den ongeregelden hartstocht in den aanvang en gij zult in staat zijn, ook den verwoedsten aanval te teugelen.

Leibnitz.

 

Wie den moed had met het lot te worstelen, die is een koning onder de menschen.

Benzel-Sternau.

 

Zichzelf te wantrouwen, is een teeken van zelfkennis.

Marcia.

[pagina 507]
[p. 507]

Angstig te peinzen, wat men had kunnen doen, is het slechtste, wat men doen kan.

Lichtenberg.

 

Wie geluk wil hebben in zijn huis, moet niets aan het geluk overlaten. Wat gij verdient en bespaart, dat hebt gij zeker en gewis; wat gij van het geluk verwacht, dat staat gij op het punt te verliezen. Wie zelf zijn geluk niet maakt, hem zal niemand het maken. Een wezenlijke gulden in den zak is beter dan een loterijbriefje met de kans op duizend gulden, en eer spelen tien menschen zich arm dan één rijk.

*

 

De menschen zoeken niet waarheid, rechtvaardigheid, vrijheid; zij zoeken alleen zichzelf - en als zij zichzelf maar op de rechte wijze zochten!

Jacobi.

 

Er is tweeërlei soort van tevredenheid: die met de wereld en die met zichzelf. Beide te genieten is heerlijk, maar moeilijk. Kunt gij ze echter niet beide vereenigen, laat dan de wereld varen en houd u aan uw hart.

Kotzebue.

 

Uw oog kan de wereld donker of licht voor u maken; zij lacht of weent, al naar gij haar beschouwt.

Rückert.

 

Den willige leidt het lot, den weerstrevende sleept het voort.

Seneca.

 

Wanneer tusschen begin en einde, tusschen bron en vloed een lange tijd ligt en wij met onze zwakke zintuigen het fijne weefsel van oorzaak en gevolg niet meer zien, dan schrikt ten laatste de dagelijksche, steeds geleidelijk werkende wet als met vlammende woorden ons op in de gedaante van het lot.

Börner.

 

Gezegend zij, wier driften zoo door 't oordeel zijn getemperd, dat zij geen fluit zijn, waar Fortuna's vinger een toon naar luim uit lokt.

Shakespeare.

 

Kon ik aan het toeval of aan het noodlot gelooven, ik zou kalm afwachten, wat zij van mij zullen maken; ik geloof echter, dat de mensch doen moet, wat hem zijn hart gebiedt en wat hem de stem Gods als het hoogste gebod toeroept: Wees rechtvaardig! Doe geen onrecht en duld geen onrecht! En deze bevelen, die even heilig zijn, zal ik gehoorzamen, zoolang ik leef.

Karl Emil Franzos.

 

Uit volgzaamheid jegens de wereld en om niet onvriendelijk en on-

[pagina 508]
[p. 508]

dankbaar te schijnen, laat men zich dikwijls zijn eigen ik ontnemen. Daartegen willen wij waken; ieder moet zichzelf zijn en dan eerst naar de wereld vragen. Wie dat niet kan, is het gemeengoed der wereld; hij bezit zichzelven niet meer.

*

 

Gewichtiger nog dan het lot zelf is de wijze, waarop de mensch het opneemt.

W. v. Humboldt.

 

Er is maar één levenswijsbegeerte, hoeveel scholen en stelsels er ook zijn, en haar naam is: standvastigheid. Ons lot dragen is het overwinnen.

Bulwer.

 

Wat er ook gebeure, door dulden komen wij alles te boven.

Virgilius.

 

Hoe nietiger het leven, des te grooter de mensch, die het weet te veredelen.

Henri Lou.

 

Vele menschen trekken door het leven als slaven van de maag en van den slaap, zonder hoogere ontwikkeling; blijkbaar is op onnatuurlijke wijze het lichaam hun tot lust, de geest tot last.

Sallustius.

 

Dat kinderen niet weten, waarom zij willen, daarover zijn hoog- en laag geleerden 't eens; dat echter ook volwassenen op deze wereld rondloopen en ook niet weten, vanwaar zij komen en waarheen zij gaan, evenmin naar een bepaald doel handelen en als kinderen door lekkers en door straf geregeerd worden, - dat wil niemand gelooven en toch - men kan 't met de handen tasten.

Göthe.

 

Op de graven van profeten en martelaars groeide steeds een nieuw geslacht met oude dwaasheden.

Immermann.

 

De mensch wordt grooter, naar de mate hij zichzelf en zijn kracht leert kennen. Geef den mensch het bewustzijn van hetgeen hij is, en hij zal ook leeren te zijn, wat hij moet wezen.

Schelling.

 

De natuur heeft zich om iets anders, om iets hoogers te bekommeren dan om ons lachen of ons weenen.

Leopardi.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken