Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 43 (1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 43
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 43Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 43

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.02 MB)

Scans (81.70 MB)

ebook (4.28 MB)

XML (4.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 43

(1886)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 118]
[p. 118]

Nieuwe uitgaven en vertalingen.

Strooptochten door Nederland of geographische lessen in sneldichten en spelingen des woords, door den ouden van den Berg. - Deventer, W. Hulscher GJz.
Flonkerstippen der historiën, geschiedkundige lessen in lierdichten en spelingen des woords. Als boven.
Klokketonen, zangen en satiren. Als boven.
Grassprietjes of liederen op het gebied van deugd, godsdienst en vaderland, enz. door Cornelis Paradijs. - Amsterdam, W. Versluys.

Nalatigheid kan ergens goed voor zijn. Dat heeft de schrijver dezer regelen ondervonden, die verzuimd heeft de beide eerste der vier bovengenoemde boekjes te bespreken en door het verschijnen van een derde werkje van dezelfde hand is wakker geschud en aangemaand, om zijn verzuim te herstellen. Had hij van de ‘Strooptochten’ en ‘Flonkerstippen’ eene beoordeeling te geven gehad, dan zou hij het genoegen hebben gemist, dat het verschijnen van den derden bundel van denzelfden schrijver hem verschaft, van namelijk het oog te laten vallen op de groote verdiensten van het werk van hem, die zich onder het pseudoniem van ‘de oude van den Berg’ verschuilt. Want in deze drie bundeltjes is een sterke climax waar te nemen. Het eerste bevat niet veel meer dan rijmpjes, waarin de namen van allerlei plaatsen in ons land, die tot woordspelingen aanleiding geven, worden te pas gebracht. Dat is over het algemeen met humor en goed geluk gedaan, maar er loopt te veel valsch vernuft en vèrgezochtheid door, om de 167 lange of korte rijmpjes met evenveel genoegen te kunnen genieten, zoodat de lectuur, ten spijt van den gemakkelijken versbouw, eentonig en spoedig vermoeiend wordt. Zij herinneren aan de grafschriften van ‘den Schoolmeester’: handig geschreven, puntig uitgedrukt, maar er is te veel van, en de uit den treure vernieuwde glimlach raakt weldra uitgeput.

Hooger staan de ‘Flonkerstippen’, waarin de letterkundige verdienste even groot, de smaak zuiverder, de humor gekuischter is. Zij brengen ons, altoos in V. d. Linde's trant, diens verzen in herinnering, waarin meer dan woordspelingen en puntige tegenstellingen ligt. Het gezond verstand treedt op den voorgrond, het bejag op kwinkslagen en grappen terug. Maar in de ‘Klokketonen’ ontdoet zich de schrijver van de laatste overblijfsels van het hansworstenpak en geeft hij, steeds in een zeer lossen, gemakkelijken vorm, eene gemakkelijkheid, die hem nu en dan in den valstrik der burleske versificatie laat vallen, de bewijzen van gezonde opvatting en ernstige bedoeling; hier en daar komen edele verontwaardiging of warme overtuiging door het los gewaad heengluren. In bijzonderheden te treden, kan niet in de bedoeling dezer aankondiging liggen; men leze het flink gedachte ‘Uittocht der Turken’, het gedicht vol gloed en gang: ‘Uit de politiek der verre toe-

[pagina 119]
[p. 119]

komst’, en men zal het veelzijdig talent van dezen onbekende waardeeren, die, van alle ouderwetsche stijfheid en deftigheid vrij, van den geest der ouden doordrongen, zijne welgekozen denkbeelden in bevalligen trant weet te kleeden.

Ook van de ‘Grassprietjes’ kan getuigd worden, dat zij los en gemakkelijk zijn geschreven; daarenboven zijn de versjes guitig en puntig van inhoud. Maar ook deze zouden door een paar bundeltjes als de vervolgdeeltjes van den zoo even besproken auteur moeten gevolgd worden, wilde men een in het algemeen gunstig oordeel over den zelfgedoopten Cornelis Paradijs uitspreken. Zijne persiflage van onzen ouderwetschen dichttrant, die niet alleen aan den preektoon herinnerde, omdat het voornamelijk predikanten waren, die hunne ledige uren aan de Muzen ten offer brachten, is over het algemeen scherp doch gegrond, maar hij vervalt in de fout van alleen tegen de predikanten-dichters te velde te trekken, alsof ook niet leeken de ouderwetsche dichtpruik droegen. Bovendien wordt hij onbillijk, waar hij met diezelfde grief De Génestet te lijf gaat. Want schoon predikant, heeft echter deze gevoelige en talentvolle poëet zoo te zeggen geen enkelen versregel geschreven, die niet van zijn ernstig en gelukkig streven naar ‘natuur en waarheid’ getuigde. De bouw dezer versjes van den dusgenoemden Paradijs is los en nagenoeg onberispelijk; maar de wijze van inleiding bij het publiek met den gefingeerden open brief aan den schrijver van een tweeden en de voorrede van een derden pseudonimicus is zwaar en omslachtig. Deze stukken streven het doel voorbij en benadeelen den indruk van den eigenlijken inhoud.

X.Y.Z.

Dondorf & Zonen. Roman door E.S. König. Amsterdam, A. van Klaveren.

Als niet reeds de eerste bladzijden van dezen roman verrieden, dat ons hier een uit het Hoogduitsch vertaald werk geleverd wordt, dan zou de titel ons laten denken, dat we met een oorspronkelijk Nederlandsch geschrift te doen hadden. Vertaler en uitgever zijn, echter niet op de gewone wijze, eerlijk genoeg, om op de laatste bladzijde van het boek onderaan in een hoekje met eene kleine cursieve letter te hebben laten drukken: vertaald door Franc. Het komt ons echter ná de lezing voor, dat dit schuilhoekje spelen niet noodig was, want de enkele misstellingen, die we in de vertaling aantroffen, vorderen geene afzonderlijke vermelding.

En nu het verhaal zelf. We lezen hier een geschiedverhaal, dat niet alleen interessant genoeg is, om de aandacht te boeien, maar dat ook zulk een natuurlijken loop heeft, dat wij het ons gemakkelijk als eene werkelijk plaats gehad hebbende geschiedenis kunnen voorstellen.

Een jeugdige misstap van Dondorf, het hoofd der bankiersfirma, die den moed miste, om eer en plicht hooger te schatten dan de bedreiging met stoffelijk nadeel door zijn hooghartigen en gevoelloozen vader, is de draad, die als een geheim door dit verhaal loopt. Gekoppeld aan eene adellijke jonkvrouw eener onbemiddelde familie, werd dit huwelijk voor Dondorf eene lijdensbron, die hij door onvergeeflijke zwakheid en karakterloosheid niet in staat was te stoppen. Zijne beide zonen, door hunne, in buitensporige weelde zich badende, moeder bedorven, verbitterden hem niet alleen het leven, maar door hunne schandelijke levenswijs bedreigden zij hem ook met financi-

[pagina 120]
[p. 120]

eelen ondergang. Een lichtpunt in zijne donkere levensgeschiedenis is zijne dochter Martha, die den moed heeft, om zich door schijngrootheid niet te laten verblinden en aan den degelijken burgerstand boven adellijke titels de voorkeur te geven.

Wij kunnen het breed uitgewerkte verhaal niet op den voet volgen, omdat het te veel ruimte zou vorderen, maar wij mogen ervan getuigen, dat het lezenswaardige détails bevat, die aangenaam en leerzaam bezighouden. Vinden we hier aan den eenen kant de lafheid, verwatenheid en onbeschoftheid van den adeltrots in het licht gesteld, daartegenover worden we aangetrokken door de kloekheid, edelheid en degelijkheid van den echten burgerzin.

Tegenover een Baron Von Saleck, die o.a. beweert, dat hazardspelen, schulden maken en een meer of minder losbandig leven leiden tot de edele hartstochten van den adel behooren, komen een Roderich Friedberg - een hoofdpersoon in den roman - en diens grootvader, een eerzame werkman, een talentvolle, eerlijke fabrieksdirecteur Forberg, een solide boekhouder Bolbeck in hun burgerlijk gewaad voordeelig uit. Dat echter onder elken stand schavuiten en booswichten niet ontbreken, laat het verhaal ons ook opmerken.

Doch wij moeten eindigen en doen het met aanbeveling tot lezing van König's roman.

H.

Prinses Charmian. Uit het Engelsch door Mina. Vertaald onder toezicht van M.C. Frank. Sneek, H. Pijttersen Tz.

Op de vraag, of de Nederlandsche lezers veel verloren zouden hebben, als dit boek onvertaald gebleven ware, meenen we ontkennend te moeten antwoorden. In een roman van degelijke strekking zou aan Charmian Dacre en Suze Conventry als excentrieke, wufte, weekhartige en sentimenteele figuren misschien eene ondergeschikte plaats kunnen ingeruimd worden, maar toch nooit zouden zij zoovele bladzijden mogen innemen, als in dit boek eraan gewijd worden.

De geschiedenis der heldin in dit verhaal, Charmian, wegens hare uiterlijke bevalligheden prinses genoemd, en het portret, van haar geleverd, deden ons denken aan het atelier van een schilder of beeldhouwer, waarin de kunstenaar aan zijn beeld telkens en telkens opnieuw iets verandert of bijwerkt, om zijne schepping volkomener te maken, maar waarin het hem niet gelukt, die edele trekken te voorschijn te roepen, die aan zijn werk waarde moeten geven, waarom hij eindelijk wanhopig een grooten verfkwast of den hamer in de hand neemt, om de beeltenis of het beeld te vernietigen.

Voor de zeventienjarige Suze, die op haar leeftijd reeds in meer dan één liefdesgeschiedenis gewikkeld wordt, zouden we nog eenige sympathie kunnen hebben, maar overigens komen hier geene karakters voor, die eenige aantrekkelijkheid bezitten, of het zou eene zeer ondergeschikte persoon, Pleasant Owens, de oude kindermeid van Suze, moeten zijn, die in hare bezorgdheid voor hare jeugdige meesteres nog de verstandigste toont te zijn.

Naar het ons voorkomt, had het toezicht van M.C. Frank zich wel mogen uitstrekken tot de zorg, dat de vele poëtische citaten in de Engelsche taal voor de lezers, die die taal niet machtig zijn, waren vertolkt geworden.

H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Strooptochten door Nederland of geographische lessen in sneldichten en spelingen des woords

  • over Flonkerstippen der historiën

  • over Klokketonen

  • over Grassprietjes (onder ps. Cornelis Paradijs)