Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 28 (2006)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 28
Afbeelding van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 28Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 28

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.29 MB)

ebook (4.17 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 28

(2006)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

Signaleringen

Van Winden, A. (2004). Doeltreffend rapporteren. Een praktische handleiding. Den Haag: Sdu Uitgevers. ISBN 9012105498. Prijs € 18,-. (119 pp.).

Doeltreffend rapporteren. Een praktische handleiding is een handzaam en praktijkgericht boekje dat vooral geschikt is voor korte schrijftrainingen waarin cursisten zonder een uitgebreide schrijfachtergrond leren hoe ze een (beleids)rapport kunnen schrijven: zoals werknemers of ambtenaren die in hun werk doorgegroeid zijn naar een functie waarin ze rapporten moeten schrijven. De meest basale kennis wordt in het boek verstrekt en geeft een aanzet tot een voorzichtige kennismaking met dit genre.

Astrid van Winden - in het dagelijks leven communicatietrainer en communicatieadviseur bij 't Loo-Van Eck - bespreekt in drie hoofdstukken verschillende schrijftaken waar je als schrijver van rapporten (rapport, memo, nota en notitie) mee te maken krijgt. Ze wisselt korte theoretische uitleg af met veel praktijkvoorbeelden. Van Winden besluit de verschillende paragrafen met een DOEN!, zoals ‘Bedenk vooraf goed wat de kaders zijn van je onderwerp’, zodat de beoogde leerpunten extra benadrukt worden.

Welke informatie komt aan bod? In het tweede hoofdstuk staat de structuur van het rapport centraal. De auteur bespreekt het belang van een helder tekstdoel, een duidelijk omschreven doelgroep en een goed afgebakend onderwerp. De lezer maakt tevens kennis met bouwplannen van zeven rapportsoorten: de mededeling, het onderzoeksrapport, het discussierapport, het adviesrapport, het implementatierapport, het voortgangsrapport en het evaluatierapport. Aan de hand van relationele vragen krijgt de lezer inzicht in de inhoudelijke kenmerken van de verschillende rapportsoorten en de volgorde waarin die kenmerken kan worden uitgewerkt. Dit biedt houvast bij de uitwerking van de hoofdlijn van de tekst.

Het is jammer dat de schrijver blijft steken bij dit hoofdniveau en een belangrijke taak als het selecteren en aanvaardbaar presenteren van argumentatie vrij ongenuanceerd uitwerkt, vooral omdat dit de kern is van de overtuigende rapportsoorten. Hoe kun je bijvoorbeeld je argumentatievaardigheden verbeteren met het volgende advies? ‘Er zijn zo veel verschillende soorten argumenten. Hoe meer verschillende soorten argumenten je gebruikt in je adviesrapport, hoe overtuigender je overkomt. Want is de lezer niet gevoelig voor het ene argument, dan raakt hij wel overtuigd door het andere argument.’

Het derde hoofdstuk bespreekt hoe de lezer door de tekst kan worden geleid. De navigatiemiddelen die aan bod komen zijn de titel en het voorblad, de inhoudsopgave, de inleiding, de kopjes, de alinea-indeling en de lay-out. De tekstuele en structuurkenmerken die het de lezer mogelijk maken om de beleidstekst oriënterend of globaal te lezen komen hierin naar voren.

In het laatste hoofdstuk komt helder en

[pagina 60]
[p. 60]

lezersgericht schrijven aan bod. Hoe maak je de boodschap duidelijk? Hoe lang maak je je zinnen? Hoe maak je je tekst persoonlijk? zijn vragen die de schrijfster beantwoordt. In dit hoofdstuk komen de belangrijkste formuleringsvalkuilen aan bod, maar de bijbehorende adviezen zijn wederom vrij algemeen en niet altijd goed doordacht. Twijfels heb ik bijvoorbeeld bij het advies: ‘Spreek de lezer aan met ‘u’ of ‘je’. Zo geef je je rapport een persoonlijke toon. En dat leest prettig!’ Opvallend aan Doeltreffend rapporteren is overigens de losse schrijfstijl die Van Winden zelf hanteert. Deze contrasteert heel aardig met de formele - soms ook ambtelijke - stijl die zo kenmerkend is voor beleidsrapporten.

Wat is nu de waarde van deze publicatie? Over beleidsteksten zijn verschillende bruikbare publicaties verschenen. Denk bijvoorbeeld aan Het schrijven van beleidsnotities (2000) of de Beleidstekstwijzer (1999). Doeltreffend rapporteren onderscheidt zich in positief opzicht door de losse stijl en vele voorbeelden die minder gedreven schrijvers (onder de cursisten) kunnen enthousiasmeren. De theoretische uitwerking blijft echter voor meer geroutineerde schrijvers wat algemeen en ongenuanceerd van aard.

 

Everdien Rietstap

Hageman, Stans (2004). Schrijven voor het net: Een praktische handleiding. Den Haag: Sdu. ISBN: 90-12-10552-8. Prijs € 18,-. (136 pp.).

Schrijfadviesboeken zijn er zat. Webschrijfadviesboeken ook. Zie bijvoorbeeld Schrijven voor het web (Geert Poort, 2000), Schrijven voor het beeldscherm (Willem Hendrikx, 2002) en Websites die werken (Rob Punselie, 2003). Waarom dan nog dit boek?

Stans Hageman zelf wijdt een paragraaf aan deze vraag. Een reden is de doelgroep: Schrijven voor het net is bedoeld ‘voor internetredacteuren, voor schrijvers van internetteksten en voor degenen die de teksten voor het internet redigeren’ (p. 12). Hageman legt uit dat steeds meer organisaties het webschrijven zien als een vak apart; het schrijven en redigeren van webteksten is daarom steeds vaker een taak voor internetredacties. En voor deze mensen is dit boek geschreven.

Dit maakt het eerste hoofdstuk wel wat merkwaardig. Dit hoofdstuk - Voor- en nadelen van het internet - doet namelijk precies wat de titel belooft: Hageman inventariseert de elementaire voor- en nadelen van het web. Zo is het web permanent bereikbaar, een onuitputtelijke informatiebron, laagdrempelig, soms slecht ontsloten en zit het vol met virussen.

Een doorsnee webredacteur haakt waarschijnlijk snel af bij zoveel oud nieuws. En dit weinig interessante begin is des te merkwaardiger omdat Hageman juist klaagt over het gebrek aan literatuur over aandachttrekkende webteksten, waarin zij wil voorzien. Dat is de tweede bestaansreden voor haar boek, en het beste deel ervan is hieraan gewijd; veel tips, helder en concreet gebracht met veel voorbeelden van slechte teksten en goede herschrijvingen. Afbeeldingen van webpagina's illustreren de adviezen. Een kanttekening: deze webpagina's zijn wel erg klein afgedrukt, terwijl we ze toch moeten lezen om het commentaar van Hageman te begrijpen. De verantwoordelijke uitgever had er wel een loep bij mogen leveren.

Een derde, door Hageman niet genoemde factor die Schrijven voor het net anders maakt dan haar voorgangers, is de schrijfstijl. Die is zoals gezegd helder, maar ook nogal persoonlijk. De eerste twee zinnen van het voorwoord (‘Stans, hoe zou je het vinden om een boek te schrijven? Mm.’) en van de inleiding (‘Help! Ik moet teksten schrijven voor onze internetsite!’) geven een goed beeld. Het komt soms wat roeperig over; zo

[pagina 61]
[p. 61]

eindigen op pagina 66 vier zinnen achter elkaar met respectievelijk !,?,! en !. Hier - en op meer plaatsen - hadden er wel een paar uitroeptekens mogen worden geschrapt.

Schrijven voor het net is geschreven door iemand met verstand van zaken. De adviezen zijn doorgaans raak en duidelijk; van de stijl moet je houden.

 

Wim Blokzijl

Eemeren, F. van e.a. (2005). Overtuigend schrijven. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. ISBN 9006950793. Prijs: € 24,50. (168 pp.).

In het voorwoord wordt Overtuigend schrijven gepresenteerd als een schrijfmethode die bedoeld is voor studenten aan universiteiten en hogescholen. Het streven van de auteurs is om de schrijfvaardigheid van studenten te verbeteren door enerzijds meer inzicht te geven in de eigenschappen van argumentatieve teksten en anderzijds praktische richtlijnen te geven voor het schrijven van verschillende soorten betogende teksten.

Overtuigend schrijven bestaat uit drie delen In het eerste deel komen problemen aan de orde die optreden bij het schrijven van betogen. Hoofdstuk 1 en 2 gaan in op verschillende soorten standpunten, argumenten en argumentatiestructuren. De auteurs illustreren die verschillende soorten met eenvoudige, alledaagse voorbeelden. Zo staan in paragraaf 1.2 de volgende voorbeelden van waarderende standpunten: ‘Spaghetti is het lekkerst met bolognesesaus’ en ‘Echte rap wordt alleen in Amerika gemaakt’. En even verderop, in paragraaf 2.2, wordt de meervoudige argumentatiestructuur toegelicht aan de hand van het standpunt ‘Ik kan die wijnvlek gisteren niet in jouw tapijt hebben gemaakt’ en de argumenten ‘Ik drink nooit wijn’ en ‘Ik was gisteravond helemaal niet op jouw feest’.

Hoofdstuk 3 behandelt de kwaliteit van argumenten en de manier waarop je een betoog kunt beoordelen. In paragraaf 3.2 worden drie hoofdtypen argumentatie beschreven. Bij alle argumentatietypen geven de auteurs kritische vragen waarmee je kunt nagaan of het argument het standpunt op een deugdelijke wijze ondersteunt. Deze kritische vragen zijn - op een paar na - specifiek geformuleerd aan de hand van een voorbeeld. Het nadeel hiervan is dat de lezers zelf in staat moeten zijn om uit die specifieke formulering een kritische vraag af te leiden, die algemeen toepasbaar is op het betreffende argumentatietype.

Hoofdstuk 4 biedt vervolgens een handig stappenplan voor het schrijven van een betoog, in hoofdstuk 5 krijgen lezers waardevolle richtlijnen voor begrijpelijk en aanvaardbaar formuleren en in hoofdstuk 6 worden veelvoorkomende grammaticale fouten, spelfouten en interpunctiefouten behandeld.

In het tweede deel van het boek worden verschillende genres van betogende teksten besproken. Achtereenvolgend komen aan de orde: de betogende brief en e-mail (hoofdstuk 7), de verkooptekst (hoofdstuk 8), het beleidsplan (hoofdstuk 9), de recensie (hoofdstuk 10) en de scriptie (hoofdstuk 11). In alle hoofdstukken is er aandacht voor de conventies van het genre en worden er richtlijnen gegeven voor het schrijven van de betreffende tekstsoort. Met behulp van checklists kun je nagaan of je je bij het schrijven aan die richtlijnen hebt gehouden.

Zo'n checklist dient eerder als samenvatting van een hoofdstuk dan als handig evaluatiemiddel, aangezien de meeste evaluatievragen niet erg concreet zijn. Neem bijvoorbeeld de evaluatievraag bij het scriptiegenre: ‘Is de inhoudsopgave in orde?’. Deze vraag is zo algemeen geformuleerd, dat iemand die de inhoudsopgave van een scriptie aan dit criterium wil toetsen al gauw moet

[pagina 62]
[p. 62]

terugbladeren naar de betreffende passage. Hetzelfde probleem geldt voor evaluatievragen als ‘Is de tekst begrijpelijk geformuleerd?’ en ‘Is de argumentatie voldoende uitgewerkt?’.

Na deel A ‘Theorie’ en deel B ‘Genres’ sluit het boek sluit af met een aantal oefenopdrachten, waarmee je je kennis van betogende teksten kunt toetsen en je schrijfvaardigheid kunt ontwikkelen.

Ten slotte nog een kritische noot bij de kernwoorden in de kantlijnen van het boek. De toegevoegde waarde van die woorden voor de lezer is vaak onduidelijk. Kernwoorden als ‘automatisch’,‘spagaat’ en ‘welwillend’ zijn nauwelijks informatief te noemen en vormen dan ook geen hulpmiddel bij het lezen.

Hoewel de kernwoorden de lezers niet helpen lezen, zal de kern zélf ze wel helpen schrijven. En daarmee lijken de auteurs van Overtuigend Schrijven te slagen in hun doel.

 

Ester Ĺ orm

Eric Tiggeler (2004). Schrijfgids voor studenten. Den Haag: Sdu uitgevers. ISBN 9012105633. Prijs: € 10,-. (104 pp.)

‘De laatste tijd wordt er bij steeds meer vrouwen borstkanker geconstateerd. Dat komt doordat borstkanker vooral bij vrouwen van ong. 45 jaar voorkomt. We wilden graag wat meer weten over borstkanker en daarom hebben we dit onderwerp gekozen.’

Waarom deugt dit fragment niet als wetenschappelijke tekst? Daarvoor zijn meerdere redenen te bedenken: de beweringen zijn vaag en worden niet goed onderbouwd, het is niet duidelijk van welk onderzoek de schrijvers nu precies verslag willen doen en het stukje is in rommelig Nederlands geformuleerd. Hoe deze tekst kan worden verbeterd, welk probleem het eerst moet worden aangepakt en aan welke criteria het stukje minimaal moet voldoen, kan worden opgezocht in de Schrijfgids voor studenten.

De Schrijfgids van Eric Tiggeler biedt ‘eerste hulp bij schrijfproblemen en taalvragen’ aan studenten die onderzoek hebben gedaan en daarvan schriftelijk verslag moeten doen in de vorm van een wetenschappelijk aanvaardbare tekst: een werkstuk, paper, of scriptie. Het boekje bestaat uit twee echte hoofdstukken waarin de belangrijkste criteria voor een helder en foutloos geschreven wetenschappelijk verslag of betoog, in duidelijke taal en overzichtelijk op een rij worden gezet. In het eerste hoofdstuk, dat de eerste helft van het boekje beslaat, wordt beschreven hoe een goede wetenschappelijke tekst in elkaar steekt. In het tweede hoofdstuk, dat bijna de tweede helft van het boekje beslaat, lees je waar bij het formuleren vooral op moet worden gelet. Ter afsluiting is in een derde hoofdstuk, dat uit slechts twee pagina's bestaat, een lijst opgenomen met vragen en opdrachtjes voor de kritische lezer. Gewapend met deze lijst kan in een handomdraai worden nagegaan in hoeverre eigen schrijfwerk voldoet aan de eisen voor een goede wetenschappelijke tekst.

Verschillende kwesties komen in het eerste hoofdstuk aan bod. Er wordt uitgelegd hoe je met een mindmap kunt werken en via welke stappen in het schrijfproces het beste kan worden toegewerkt naar de eindversie van een verslag of betoog. Tevens wordt een toelichting gegeven op de verschillende soorten wetenschappelijke teksten, met een beschrijvende, verklarende, beoordelende of adviserende centrale vraag. Ook wordt duidelijkheid verschaft over verschillende indelingsprincipes op teksten hoofdstukniveau.

Nadat zo duidelijk is gemaakt hoe het geraamte van een tekst kan worden gekozen, worden adviezen gegeven voor de visuele weergave van de tekststructuur: ‘kies informatieve titels’,‘nummer de onderdelen

[pagina 63]
[p. 63]

van je tekst’, ‘verdeel je tekst logisch in alinea's’. Ter afsluiting van het hoofdstuk worden de inhoudelijke eisen genoemd waaraan een overtuigende tekst moet voldoen: meningen moeten met feiten en argumenten zijn onderbouwd, bronnen moeten volgens bepaalde conventies zijn weergegeven, en uitspraken moeten zorgvuldig zijn geformuleerd.

In het tweede hoofdstuk wordt antwoord gegeven op veelvoorkomende taalvragen, als ‘hoe kom ik erachter of mijn d's en t's goed zijn?’, ‘zet je in dit soort woorden nu wel of niet een tussen-n’, ‘is het aan hun of aan hen?’. Daarnaast wordt verteld hoe de belangrijkste leestekens functioneel kunnen worden gebruikt. Net als de meeste andere kwesties in het boekje, worden foute en goede toepassingen aan zakelijke voorbeelden geïllustreerd. Ook worden nuttige schrijfadviezen gegeven voor een concrete en begrijpelijke tekst. ‘Denk aan je buurvrow’ is bijvoorbeeld een op het eerste gezicht misschien wat bevreemdend, maar bij nader inzien bruikbaar advies. ‘Zou je tegen haar zeggen dat er een constatering is gedaan van een afname van de temperatuur, of zou je zeggen dat je vindt dat het al wat kouder wordt?’ Wetenschappelijk schrijven is niet gelijk aan ingewikkeld schrijven, is in de Schrijfgids het devies.

‘De Schrijfgids geeft geen tips voor het doen van onderzoek’, merkt Tiggeler in zijn voorwoord op, maar ‘helpt om de volgende stap te zetten: je onderzoeksmateriaal omzetten naar een leesbaar, samenhangend en overtuigend verslag’. Als je geen idee hebt hoe je dit aan moet pakken, dan is de Schrijfgids nuttige lectuur. Door een efficiënt register en de overzichtelijke tweedeling van het boekje levert twee uur grasduinen al een schat aan informatie op.

 

Marian Pijnenburg


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Wim Blokzijl

  • Ester Sorm

  • Everdien Rietstap

  • Marian Pijnenburg

  • over Eric Tiggeler