Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 30 (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 30
Afbeelding van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 30Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 30

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.90 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 30

(2008)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 103]
[p. 103]

Signaleringen

Hogen, Ron van & Rietstap, Everdien (2007). Basisvaardigheden taal. Groningen: Wolters-Noordhoff. ISBN 978 90 01 20504 1. Prijs € 27,95 (103 pp.)

Het boek Basisvaardigheden taal is een must voor iedere hbo-student, aldus de tekst op de kaft van het boek. Waarom dan wel? Als student moet je veel schrijven. Deze schrijfproducten moeten niet alleen voldoen aan inhoudelijke criteria, maar er worden ook eisen gesteld aan de kwaliteit van het taalgebruik. Zo moet een tekst duidelijk, correct en in een passende stijl geschrijven zijn. Basisvaardigheden taal behandelt de meest voorkomende en meest storende fouten in het taalgebruik. Aan het boek is een website met oefeningen en toetsen gekoppeld zodat de theorie in de praktijk gebracht kan worden.

De auteurs raden aan om, voordat een begin gemaakt wordt met het boek, eerst de website (www.basisvaardighedentaal.wolters.nl) te bezoeken. Hier kan een toets gemaakt worden die de zwakke plekken in je taalvaardigheid duidelijk maakt. Aan het eind van de toets verschijnt een overzicht met de voor jou relevante hoofdstukken.

Het boek bestaat uit vijf hoofdstukken die onderverdeeld zijn in paragrafen. Iedere paragraaf bevat een aantal subparagrafen, die elk een specifiek probleem bespreken. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een checklist. Deze checklist bestaat uit concrete vuistregels die in de schrijfpraktijk toegepast kunnen worden. Daarna wordt de lezer naar de website verwezen om oefeningen te maken. Deze oefeningen stellen de lezer in staat om te beoordelen of hij/zij de theorie ook in de praktijk weet toe te passen. Het boek wordt afgesloten met een gealfabetiseerd overzicht (p. 94-99) van de belangrijkste taaltermen die in het boek gebruikt worden.

Het eerste hoofdstuk heeft als titel: duidelijke en correcte woorden. De onderwerpen die in het hoofdstuk aan bod komen, zijn: een woordkeus die past bij de tekst, een duidelijke woordkeus, een correcte woordkeus, juiste woordvormen en het belang van een grote woordenschat. Bekende fouten die in dit hoofdstuk besproken worden zijn bijvoorbeeld: tautologische en pleonastische formuleringen (p. 20), contaminaties (p 21-22), foute voorzetselcombinaties (p. 17), het gebruiken van u waar uw op zijn plaats is (p. 24), en het verwarren van hen met hun (p. 23).

In hoofdstuk 2 benadrukken de auteurs het belang van een correcte spelling door erop te wijzen dat je deskundiger en zorgvuldiger overkomt op de lezer als je tekst foutloos geschreven is (p. 44). In dit hoofdstuk over spelling gaan de auteurs in op afleidingen, samenstellingen, hoofdletters en kleine letters, werkwoorden en woordgeslacht. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de bekende zorgenkindjes: het koppelteken, de tussen-n en de tussen-s.

In hoofdstuk 3 wordt het woordniveau

[pagina 104]
[p. 104]

losgelaten en wordt er gekeken naar fouten op zinsniveau. De auteurs stellen dat er drie oorzaken zijn aan te wijzen waardoor lange zinnen moeilijker te begrijpen zijn dan korte: er wordt er te veel informatie tegelijk gegeven, de informatie staat niet in de goede volgorde of de informatiestroom wordt te vaak onderbroken (p. 46). Daarna gaan de auteurs in op fouten die vooral in lange zinnen gemaakt worden, zoals congruentiefouten. Na lange zinnen komen ook de korte zinnen aan bod. Als korte zinnen onduidelijk zijn, aldus de auteurs, wordt dat meestal veroorzaakt doordat het verband tussen twee zinnen onduidelijk is. Het gereedschap dat gebruikt kan worden om dit probleem op te lossen zijn verwijswoorden (wijzers) en verbindingswoorden (binders). Vervolgens worden de fouten besproken die vooral bij korte zinnen gemaakt worden.

In hoofdstuk 4 leert de student hoe leestekens gebruikt kunnen worden om de samenhang tussen (delen van) zinnen te tonen of een bepaald effect teweeg te brengen (p. 63). De leestekens worden onderverdeeld in leestekens op woordniveau en leestekens op zinsniveau. Bij elk leesteken wordt besproken in welke situatie het gebruik moet worden.

n het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op alinea's. Eerst wordt besproken wanneer een alinea duidelijk is en vervolgens hoe je dat kunt bereiken. Daarna gaan de auteurs in op fouten die veel gemaakt worden in alinea's. Daarna bespreken de auteurs kort alineagroepen, waarvoor zij veelal dezelfde regels hanteren als voor alinea's.

Basisvaardigheden taal is een boek dat bij uitstek geschikt is voor eerstejaars hbo'ers. De auteurs hebben ervoor gekozen om de theoretische achtergrond tot een minimum te beperken, en zich vooral te richten op het geven van voorbeelden van hoe het wel en niet zou moeten. Ook is het boek onmiskenbaar gericht op de praktijk van het schrijven, zowel de tips als de checklist bevatten vuistregels die het duidelijk en correct schrijven makkelijker maken. De oefeningen en toetsen op de website zijn zeker een toegevoegde waarde. Zij stellen de gebruikers in staat om te bepalen of ze het geleerde ook daadwerkelijk beheersen. Van de stijl waarin het boek geschreven is, moet je houden. Deze is namelijk nogal persoonlijk. Zo ‘zie je’ dat een komma een groot verschil in betekenis met zich mee kan brengen (p. 69). En met verbindingswoorden (binders) en andere structuursignalen ‘kun je’ overal waar dat nodig is laten zien wat de ene zin met de andere te maken heeft (p. 79).

Of Basisvaardigheden taal een must is voor iedere HBO-student weet ik niet. Wat ik wel zeker weet, is dat er met Basisvaardigheden taal een toegankelijke en praktische schrijfadviesmethode op de markt is gekomen waar veel studenten baat bij zullen hebben.

 

Rian Timmers

Bos, J. (red.) (2007) Discoursanalyse. Communicatie op de werkvloer. Bussum: Uitgeverij Coutinho. ISBN: 9789046900871. Prijs: € 27,00. (248 pp.)

Discoursanalyse is bedoeld als leerboek voor universitaire studenten die zich willen verdiepen in communicatiemanagement, communicatiestudies of professionele communicatie. Het bestaat uit twaalf hoofdstukken waarin de verschillende auteurs discoursen interpreteren in institutionele contexten als arts-patiëntgesprekken en communicatie binnen door de gemeente georganiseerde masterclasses. Dit gebeurt, zoals de titel al aangeeft, aan de hand van de discoursanalyse.

In navolging van Foucault beschouwen de auteurs discours als ‘het binnen een sociale gemeenschap erkend geheel van betekenisvolle gesproken en geschreven uitingen, plus de manier waarop die uitingen tot stand

[pagina 105]
[p. 105]

komen, en de manieren waarop ze begrepen worden’ (p.16). Discoursanalyse zien ze als de analyse van deze uitingen in hun sociale context met als doel ‘stabiele, terugkerende patronen in het gebruik ervan te ontdekken die ons iets kunnen zeggen over de context waarin ze voorkomen’ (p.16). De student die aan dit boek begint, moet dus niet schrikken van getranscribeerde gesprekken waarbij er gekeken wordt naar ‘discursieve dynamiek’ en veranderende ‘ik-posities’.

In het eerste hoofdstuk zet Jaap Bos, psycholoog en universitair docent verbonden aan de capaciteitsgroep Algemene Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht, de belangrijkste begrippen over discoursanalyse en communicatie op de werkvloer uiteen. Zo bespreekt hij de termen ‘definitiemacht’, ‘interdiscursiviteit’ en ‘kritische discoursanalyse’. Hierbij passeren bekende namen als Bakhtin, Bourdieu en Fairclough de revue. Bos gaat in het bijzonder in op de analyse van organisatiediscours op basis van Faircloughs onderscheid tussen discours als tekst, discours als discursieve praktijk en discours als sociale praktijk.

Deze analyseniveaus komen terug in de tien volgende hoofdstukken, waarin verschillende soorten discours worden besproken: collectieve besluitvormingsdiscours (H2), trainingssituatiediscours (H3), jeugdzorggesprekken (H4), arts-patiëntdialogen (H5 & H6), boekingsgesprekken (H7), schools discours (H8), managementvertogen (H9), overheid-burgerinteractie (H10) en reorganisatiecommunicatie (H11). In het afsluitende hoofdstuk geeft Bos een overzicht van de gepresenteerde resultaten, inzichten en conclusies. Ten slotte bevat het boek een verklarende woordenlijst.

Afgezien van het laatste hoofdstuk, vormt elk hoofdstuk een zelfstandig leesbare tekst waarin een korte theoretische uiteenzetting wordt gevolgd door een casus bestaande uit gespreksfragmenten. In hoofdstuk 6 illustreert de auteur het begrip conversationele incoherentie bijvoorbeeld aan de hand van een fragment afkomstig uit een huisartsenspreekuur (p.118):

patiënt: maar je wordt er depressief van hè, altijd die hoofdpijn. als ik weer eventjes kon door-doorbreken, dat ik weer eventjes bij kon komen dan eh (snuift)..
arts: zo, nou wat meer zetpillen.....verder wat nog wat valium moest u hebben ja?

De hoofdstukken worden vervolgens afgesloten met vragen over de tekst (als ‘Hoe verhouden identiteit en communicatie zich tot elkaar?’, p.206) en een opdracht over een getranscribeerd tekstje (als ‘Analyseer het onderstaande gesprek aan de hand van de in dit hoofdstuk besproken kloofindicatoren. Is er sprake van een kloof tussen beleidsmakers en burgers of niet?’, p.188).

Opvallend is dat de auteurs bij deze opdrachten en in hun hoofdstukken geen eenduidige transcriptnotatie hebben gehanteerd. Zo wordt ‘(lacht)’ enerzijds gebruikt voor situaties waarin het transcript niet zeker is (in H4, H7 & H8), anderzijds voor toevoegingen van de onderzoeker (in H2 & H6) (voor dit laatste wordt overigens ook de notatie ‘[lacht]’ gebruikt in H3 & H10). Concluderend kan dus gesteld worden dat Discoursanalyse zowel in positief als in negatief opzicht een duidelijk beeld geeft van de diversiteit binnen de discoursanalyse.

 

Roosmaryn Pilgram

Korevaart, K, H. Jansen en J. de Jong (red.) (2007). Het woud van de retorica. Bundel voor Antoine Braet bij zijn afscheid van de Opleiding Nederlandse Taal en cultuur van de Universiteit Leiden. Leiden: Stichting Neerlandistiek Leiden.

[pagina 106]
[p. 106]

De titel zegt het al, Het woud van de retorica kent zo een rijkdom aan flora en fauna, dat men er een betrouwbare gids voor nodig heeft. Voor menig wetenschapper is Antoine Braet de personificatie van deze gids zoals blijkt uit de achttien bijdragen van collega's en studenten aan deze bundel. De manier waarop Braet als een gids fungeert en de vorm waarin dat gebeurt, verschilt per bijdrage en dat leidt tot een diversiteit die de bundel geschikt maakt voor een breed publiek van collega-onderzoekers, studenten en mensen werkzaam in de communicatieve beroepspraktijk. De bijdragen kunnen onafhankelijk van elkaar gelezen worden, maar tezamen bieden ze een overzicht van ontwikkelingen in de onderzoeksgebieden en beroepspraktijk waarin Braet werkt.

Aangezien het een bundel is voor Braet, hebben alle auteurs hun best gedaan een publicatie van hem als uitgangspunt te nemen of door op zijn minst aan te sluiten bij zijn interessegebieden: de retorica, taalbeheersing en de bijbehorende vakdidactiek. Dit leidt ertoe dat enkele bijdragen direct in het verlengde van Braets onderzoek liggen, terwijl de relatie tot de retorica bij enkele andere bijdragen meer geforceerd op de lezer overkomt. Het overzicht van de publicaties van Braet in de periode 1971-2007 is achterin de bundel opgenomen. Daar vindt men onder andere een van de bekendste publicaties van Braet: een retorische analyse van de tekst die de toenmalige fractievoorzitter van het CDA Willem Aantjes uitsprak tijdens een direct uitgezonden persconferentie in 1978.

Precies deze publicatie wordt in twee bijdragen in de bundel aangegrepen als vertrekpunt. Tijdens die toespraak deed Aantjes een uitspraak die door Braet is aangemerkt als een geval van de klassieke stijlfiguur praeteritio. Aantjes zei: ‘Ik verdiep mij niet in de vraag hoe het nu op dit moment weer aan de orde komt; waarom het nu weer aan de orde komt. Dat zijn vragen die ik niet hoef te stellen; die ook niet relevant zijn voor de feiten.’ Dit specifieke voorbeeld wordt door Annemarie van Velsen & Jaap de Jong gebruikt om het onderwerp van eigen onderzoek te introduceren, namelijk de verleiding om deze stijlfiguur te gebruiken als spreker of schrijver. Dezelfde publicatie wordt door Frans van Eemeren & Peter Houtlosser echter gebruikt om het contrast aan te geven tussen de dialectische-retorische analyse van Willem van Oranjes apologie en Braets zuiver retorische analyse van de apologie van Aantjes.

Met de bijdrage van Rinke Berkenbosch & Willem Koetsenruijter wordt aan de lezer een toevoeging gepresenteerd op Braets publicaties over de leer van stock issues. Braet wijst op het didactische doel van de leer van stock issues, maar volgens de auteurs is de leer ook goed toepasbaar op buitenschoolse situaties. Vanuit de beroepspraktijk van een tekstbureau, illustreren zij met een case over de inspraakprocedure bij een overheidsvoorstel hoe de stock issues bijvoorbeeld hulp boden bij het rubriceren van reacties en vervolgens bij het opstellen van antwoordbrieven.

Naast dit voorbeeld uit de schrijfpraktijk, wordt er ook empirisch getest. In 1985 deed Braet verslag van een empirisch onderzoek naar het oordeel over de aanspreekvorm je in zijn boek Taaldaden voor de bovenbouw. De conclusie was dat middelbare scholieren het prettig vonden. Met een aangepaste onderzoeksmethode presenteert Frank Jansen anno 2007 in zijn artikel de conclusie dat lezers van directmailbrieven een lichte voorkeur hebben voor u.

Een ander soort toevoeging op het werk van Braet komt van zijn opvolger als bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de retorica aan de Universiteit van Amsterdam. De bundel was voor Jeroen Bons het moment om een leemte te vullen die Braet en Leeman in 1987 opmerkten, namelijk dat er helaas geen retorisch handboek van de

[pagina 107]
[p. 107]

Griekse redenaar Isocrates van Athene is overgeleverd. Bons laat alsnog zien hoe Isocrates een bijdrage levert aan de retorische compositie van redevoeringen door zijn notie kairos centraal te stellen. De redenaar als beeldhouwer en het beeld van de redevoering als standbeeld zijn na het lezen van dit artikel vergelijkingen die beklijven.

In plaats van directe toevoegingen te bieden aan Braets publicaties, zijn er ook een tal van artikelen die de ‘jonge boomsoorten in het woud der retorica plaats geven’, om de woorden van Korrie Korevaart en Annemieke Luijk te volgen. Zij stellen - volgens eigen zeggen met toestemming van Antoine Braet zelf - dat gendergeladenheid in taal en beeld in de media een retorische kwestie is. De retorica is van oudsher gericht op taal, maar de overtuigingskracht van beelden is recentelijk het onderwerp van studie geworden in de zogeheten visuele retoriek. Voor enkele retorici en taalbeheersers zal dit al een stap te ver gaan, maar Frans-Willem Korsten gaat in zijn artikel nog een flinke stap verder door te pleiten voor de retorische werking van een stad.

Een ander aspect dat belicht wordt in de publicatie, is Braets belangstelling voor de moedertaal Nederlands. Op originele wijze komt dit aan bod in de bijdragen van zowel Geert Warnar als Marijke van der Wal. Zo presenteert Warnar namelijk de eerste Nederlandstalige definitie van retorica en met de eerste gedrukte Nederlandse grammatica, haakt Marijke van der Wal ook nog in op Braets belangstelling voor de schoolpraktijk. Bijvoorbeeld door onder andere te kijken naar de elementen van de retorica die ingang hebben gevonden in de Nederlandse grammatica's.

De veelheid van onderwerpen laat al zien wat een gevarieerde bundel Braet bij zijn afscheid van de Opleiding Nederlandse taal en cultuur van de Universiteit Leiden in ontvangst heeft mogen nemen. Kortom, de manier waarop hij een inspirator was voor onder andere de auteurs van deze bundel, zo kan de lezer de artikelen ervaren als een hernieuwde inspiratie om het woud van de retorica te ontdekken.

 

Marijn de Jong

Treebus, Karel F. (2007). Symbolenwijzer. Een praktische gids voor gedrukte tekens en symbolen. Amsterdam: Amsterdam University Press. ISBN 978 90 5356 820 0. Prijs € 39,50 (458 p.)

Een enorme liefde en fascinatie voor het vak spreekt uit Treebus’ publicatie de Symbolenwijzer. Een praktische gids voor gedrukte tekens en symbolen. In dit beeldwoordenboek geeft de maker - van origine typograaf/boekverzorger - in ruim 400 pagina's een indrukwekkend overzicht van tekens, symbolen en vreemd schrift. Van prehistorische tekens tot emoticons. Hij voorziet de besproken symbolen niet alleen van een korte uitleg, maar voorziet ze waar mogelijk ook van een verklaring en toelichting, en/of gebruiksvoorschrift. Op deze manier geeft Treebus antwoord op vragen als: Hoe komen we aan het apenstaartje, en wat betekenen de ?1-combinatie in een schaaknotatie en de streepjes in de hexagrammen van de I Tjing?

De maker bespreekt en toont in 22 hoofdstukken tekens en symbolen die we in ons dagelijks leven - werk of privé - tegen kunnen komen. Om een indruk te geven van het scala aan onderwerpen dat de revue passeert, volgt hier een beknopt chronologisch overzicht van de inhoud van het naslagwerk. Na een korte inleiding staat het tweede hoofdstuk in het teken van taal, schrift en alfabet. Hierin komt niet alleen ons Latijnse alfabet aan bod, maar ook oude Europese schriften en niet-Latijnse schriften als het Hebreeuwse en Arabische schrift. Hoofdstuk 3 bespreekt de Arabische en

[pagina 108]
[p. 108]

Romeinse cijfers. Het vierde hoofdstuk staat in het teken van klank, toon en ritme (onder andere fonetische tekens en muzieknotatie). In hoofdstuk 5 komen signaalsystemen aan bod die in gedrukte vorm voor kunnen komen, zoals internationale morsetekens, brailleschrift en smileys. Hoofdstuk 6 staat in het teken van meten, wegen en rekenen. Het zevende hoofdstuk bespreekt elementtekens uit de oudheid en middeleeuwen, alchemistische tekens, Dalton-symbolen, moderne scheikundige symbolen en algemene natuurkundige tekens en symbolen. In hoofdstuk 8 staan tekens en symbolen centraal die gerelateerd zijn aan de aarde, sterren en planeten. Genealogische symbolen, folkloristische tekens en heraldiek staan centraal in het negende hoofdstuk. Hoofdstuk 10 bespreekt tekens en symbolen voor mensen, dieren en gewassen. De drie eropvolgende hoofdstukken zijn welzijngerelateerd: tekens die te maken hebben met gezondheid, ziekte en genezing (hoofdstuk 11), geloof, hoop en liefde (hoofdstuk 12) en geluk en voorspoed, ongeluk en tegenslag (hoofdstuk 13). Hoofdstuk 14 staat in het teken van het weer. De twee hoofdstukken die erop volgen zijn te koppelen aan arbeid: symbolen die te maken hebben met ambacht, techniek en industrie staan weergegeven in hoofdstuk 15 en met zaken doen en bankieren in hoofdstuk 16. In hoofdstuk 17 worden tekens besproken die te maken hebben met lezen (zoals correctietekens voor zetproeven) en kijken en luisteren. Hoofdstuk 18 en 19 gaan respectievelijk over tekens op landkaarten en plattegronden, en reizen en recreëren. Hoofdstuk 20 bespreekt tekens die te maken hebben met de huishouding, milieu en recycling, en veiligheids- en waarschuwingstekens. Het hoofdstuk erna staat in het teken van sport en spel (onder andere schaken en kaartspelen). Hoofdstuk 22 tot slot bespreekt symbolen die te maken hebben met politiek en staat, macht en gezag.

De hoofdstukken zijn helder gerubriceerd en vormgeven. Ook het register achterin zorgt ervoor dat de schat aan visuele lemmata goed ontsloten wordt. Hier is de schat aan ervaring van de maker terug te zien. Veertig jaar lang werkte Karel Treebus voor het Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf - de huidige Sdu Uitgevers. Bij zijn werkgever bracht hij verschillende publicaties uit nauw verbonden zijn met het vak dat hij beoefende, zoals de Tekstwijzer. Een gids voor het grafisch verwerken van tekst. (1995, 6e druk) en de inhoudelijk hierop voortbordurende Vormwijzer. Een gids bij het vormgeven en produceren van drukwerk. (1997, 3e druk), leverde hij bedragen aan onder andere het Handboek Grafische Communicatie en Onze Taal en was hij jurylid voor de uitverkiezing de Bestverzorgde vijftig boeken en de Plantin-Moretus-prijs.

De Symbolenwijzer presenteert duizenden symbolen uit allerlei (vak)gebieden op een overzichtelijke en toegankelijke manier. De maker is erin geslaagd een beeldwoordenboek te maken dat vooral als naslagwerk zal fungeren. Het boek nodigt echter ook uit tot een minder functioneel gebruik. Het is interessant om bekend te raken met de veelheid aan symbolen en tekens die mens heeft voortgebracht, en de achtergronden ervan.

 

Everdien Rietstap


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Rian Timmers

  • Roosmaryn Pilgram

  • Everdien Rietstap

  • Marijn de Jong

  • over Korrie Korevaart

  • over Karel F. Treebus

  • over Everdien Rietstap

  • over Ron van Hogen