| |
| |
| |
Verslag over de jaarlijksche Algemeene Vergadering van het Willems-fonds gehouden te Gent, in het Lakenmetershuis den 25 October 1896.
De vergadering wordt voorgezeten door den heer G.D. Minnaert. Aan het bureel zetelen daarenboven de heeren leden van het Algemeen Bestuur.
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester, roept de namen af van de stemgerechtigden, waaraan de volgende heeren beantwoorden:
Afdeeling Aalst: Em. Franck. |
Afdeeling Antwerpen: J. Boonroy, H. Mulder, Fr. Van Cuyck, A.C. Van der Cruyssen. |
Afdeeling Avelgem: R. Bauwens. |
Afdeeling Boom: Theofiel Lamot. |
Afdeeling Brugge: C. De Bruyne, H. Ost, H Sabbe, J. Sabbe. |
Afdeeling Brussel: J. Strang, E.H. T'sjoen, P. Vogelaere. |
Afdeeling Contich: H. Van Gulick. |
Afdeeling Dendermonde: J. Ringoot. |
Afdeeling Gent: K. Duyckers, P. Fredericq, G D. Minnaert, J. Roelant, G. Staes, E. Tijtgat, A. Van Werveke, V. Van Wilder, J. Vercoullie, B. Wante. |
Afdeeling Kortrijh: Cam. Van Neste. |
Afdeeling Leuven: J.P. Stroobants. |
Afdeeling Lier: Fr. Lambrechts. |
Afdeeling Lokeren: G. Maes. |
Afdeeling Meenen: A. Vermast. |
Afdeeling Nederbrakel: P. De Wolf. |
| |
| |
Afdeeling Nieupoort: H. Bogaert, H. De Swarte, P.J. De Swarte. |
Afdeeling Ninove: A. De Cock. |
Afdeeling Oostende: J. Frederichs. |
Afdeeling Schaarbeek: E. Danckers, Joz. Van Meer. |
Afdeeling St-Nikolaas: P. Hamendt. |
Afdeeling Tongeren: P. Neven. |
Buiten de Afdeelingen: E. De Geynst, J. De Roose, L. Van Aelbroeck, G. Van de Sompel. |
| |
I. Verslag over de werkzaamheden en algemeene rekening van het bestuurjaar 1896. - Begrooting voor 1897.
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester. Het verslag, de rekening en de begrooting zijn verschenen in het Octobernummer van het Tijdschrift. Ik denk dat iedereen het dus vroeg genoeg zal ontvangen hebben om er kennis van te nemen en wij nu onmiddellijk kunnen overgaan tot het aanhooren der bedenkingen en aanmerkingen, waartoe die stukken aanleiding geven.
De heer J. Roelant. Elkeen heeft met genoegen vastgesteld dat in de laatste afleveringen van het Tijdschrift goede wetenschappelijke artikels zijn verschenen. Ik stel voor in iedere aflevering een tweetal blz. voor te behouden voor een wetenschappelijk overzicht, zooals dit vroeger in Natura en in den Vriend der Natuur gebeurde. Het ware misschien voldoende een klein comiteit te vormen, dat zich met het bijeenzamelen der noodige gegevens zou gelasten. Gent als universitaire stad bezit elementen genoeg om zulk comiteit uit te maken.
De heer G.D. Minnaert, dd. voorzitter. Ik wil doen opmerken dat het Tijdschrift tot nu toe bijna uitsluitend wetenschappelijk is geweest. Indien het mogelijk is het verlangde overzicht te leveren, dan ware dat eene gewenschte zaak.
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester. Persoonlijk lacht mij 't voorstel zeer toe. Ook voor de belletrie zou dergelijk overzicht wenschelijk zijn. De moeilijkheid zal zijn de personen te vinden, die zich met het werk zullen willen gelasten.
De heer Paul Fredericq (Gent). Het Algemeen Bestuur
| |
| |
zou zich kunnen wenden tot de schrijvers, die vroeger het overzicht voor Natura en den Vriend der Natuur leverden.
De heer J. Boonroy (Antwerpen). Ik deed dit vroeger voor den Vriend der Natuur en wil nu wel 't zelfde doen voor ons Tijdschrift (Toejuichingen).
De heer Paul Fredericq (Gent). Het algemeen verslag begint alweer met eene vermindering van ons ledental vast te stellen. Dit is zeker een bedroevend verschijnsel, dat al de leden van het Willems-Fonds moet nopen naar redding uit te zien. De staatkundige toestand van het land brengt natuurlijk mede dat alle vrijzinnige instellingen lijden; maar het is stellig, dat sommige Afdeelingen niet genoeg hun best doen.
Nieupoort, met 3,000 in woners, telt 142 leden. Als ik daarentegen zie dat de groote Scheldestad, met eene bevolking zeventig maal grooter, slechts 197 leden heeft, dan mag ik daaruit besluiten, dat in de Scheldestad niet genoeg is gedaan om leden aan te werven. Ik geloof, dat er eene uitstekende gelegenheid bestaat om leden aan te werven; die gelegenheid is het Tijdschrift. Terwijl vroeger de leden slechts nu en dan een boek ontvingen, krijgen zij nu alle maanden geregeld eene aflevering van het Tijdschrift, waarin benevens onderhoudende artikels, ook inlichtingen voorkomen over alles wat in den loop der maand in het Willems-Fonds is voorgevallen.
Ik vraag aan de Antwerpsche vrienden, of zij niets in die richting zouden willen doen. Het moet kwetsend voor hen zijn met zulk gering getal te moeten staan nevens veel kleinere Afdeelingen, die gedurig in leden toenemen.
Verscheidene Afdeelingen hebben geen verslag ingeleverd; andere hebben het hunne te laat ingezonden. Die Afdeelingen blijven dus buiten betrekking met het Algemeen Bestuur. Ik weet, dat dit nochtans niet afhangt van het Algemeen Bestuur, dat genoeg aandringt. Ik stel voor tot die Afdeelingen te gaan. Dat zal natuurlijk kosten, en er zou dus te dien einde een crediet moeten gestemd worden. Intusschen heb ik een edelmoedig persoon gevonden, die daarvoor 100 fr. ter beschikking van het Algemeen Bestuur houdt en zelfs nog 100 fr., indien het noodig is (Toejuichingen).
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester. Sedert het afdrukken der October-aflevering van het Tijdschrift hebben
| |
| |
de Afdeelingen Avelgem, Lier, Oostende en Schaarbeek ook nog hunne verslagen ingezonden.
De heer J. Van Meer (Schaarbeek). De Afdeeling Schaarbeek heeft tot nu toe altijd hare verslagen in tijds ingeleverd, maar heeft ditmaal hare Algemeene Vergadering eene maand moeten verschuiven, ten gevolge van het ongeluk, dat haren voorzitter getroffen heeft.
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester. Het voorstel van den heer Fredericq werd reeds vroeger beproefd. Voor een paar jaar heb ik eene reis ondernomen naar verschillende Afdeelingen; er werden veel beloften gedaan, doch er is niets van gekomen. Indien wij in iedere Afdeeling al ware 't maar één man konden vinden, die zich het Willems-Fonds ter harte neemt, dan zou dit reeds voldoende zijn. Ik ben overigens altijd bereid mede te werken in den zin door den heer Fredericq aangeduid (Toejuichingen).
De heer Fr. Lambrechts (Lier) stemt in met de heeren Fredericq en Vercoullie In Lier is de Afdeeling ook altijd recht gehouden door één man. Nu dat die man niet meer aan 't hoofd der Afdeeling staat, houdt het Bestuur wel zitting, maar er worden geene voordrachten meer gehouden. Er zou daar een voorzitter moeten gevonden worden, die geen staatsbeambte is en dus vrij in zijne handeling.
De heer Paul Fredericq (Gent). In de verslagen van sommige kleine Afdeelingen wordt geklaagd over gebrek aan sprekers. Ik acht het nuttig hier te herhalen, zoodat het in het verslag over deze vergadering opgenomen wordt, dat er een zeer gemakkelijk middel bestaat om zich sprekers aan te schaffen. Men hoeft zich slechts te wenden tot de Vlaamsche Jonge Wacht van Gent, die zich ter beschikking der kleine Afdeelingen stelt om, mits geringe kosten, concert-voordrachten in te richten. De Jonge Wacht levert jaarlijks aan de Afdeelingen, die het verlangen, eene lijst van sprekers en zangers.
Sedert wij ons Tijdschrift bezitten ontvangen de leden niet alleen bijdragen over letterkunde, geschiedenis, wetenschap, maar ook in het officieel gedeelte inlichtingen over de werkzaamheden van het Algemeen Bestuur en de Afdeelingen. Dat is een der beste uitslagen, die met het Tijdschrift zijn
| |
| |
bekomen. Ik denk, dat er voor het Tijdschrift zelf onder het groot publiek iets kan gedaan worden, namelijk alle maanden in de voornaamste bladen, ook de Fransche, een klein bericht te plaatsen, bevattende een overzicht van den inhoud van de aflevering der maand.
Ik verzoek het Algemeen Bestuur die zaak te willen in bedenking nemen.
Nu iets anders. Sedert eenige jaren is de uitgave der Nederlandsche Zangstukken afgescheiden van de andere werkzaamheden van het Algemeen Bestuur en opgedragen aan een afzonderlijk Comiteit. In het verslag van dit Comiteit zie ik dat het getal bijtreders ook is achteruit gegaan. Ik doe een beroep op de aanwezige leden om elk in zijne stad de muziekliefhebbers aan te sporen om lid te worden van het Comiteit.
Nu een woord over de uitgaven. Ik heb gezien, dat in den laatsten tijd enkele werken van Peter Benoit zijn uitgegeven; maar die uitgave van afzonderlijke zangstukken veroorzaakt, naar ik meen, veel moeilijkheden. Wij bezitten intusschen meesterstukken, die gansch Europa door bekend zijn, die in Nederland, Frankrijk, Duitschland en Engeland uitgevoerd worden, en nog geen uitgever hebben gevonden. Ik bedoel de onsterfelijke werken van onzen Peter Benoit: De Schelde, Charlotte Corday, De Pacificatie van Gent. 't Zou een schande zijn voor de Vlamingen, indien het later moest blijken, dat die werken enkel in handschrift zijn aan te treffen. Het zou zeker te veel geld kosten om de verschillende orkestpartituren er van te laten drukken, maar men zou er ten minste iets kunnen voor doen. Ik stel voor aan het Comiteit ter bevordering van den Nederlandschen Zang te vragen om de 4000 fr. boni, die het heeft, te willen besteden aan het uitgeven der werken van Peter Benoit met pianobegeleiding in den aard der uitgave van Het Meilief.
De heer Am. Cassiers (Gent). De heer Fredericq heeft voorgesteld ook aan de Fransche bladen mededeelingen over het Willems-Fonds te doen. Hoe nuttig dit is zal uit het volgende blijken. In La Gazette van dezen morgen komt een entrefilet voor, dat zoo hatelijk als klein is. Het vermeldt dat in de Brusselsche stadsbibliotheken op 30,000 uitgeleende boeken er 29,000 Fransche zijn, dit om te bewijzen natuurlijk dat er te Brussel geen Nederlandsch gelezen
| |
| |
wordt. Ik vind dat onze Brusselsche Afdeeling dit zou moeten beantwoorden in de Fransche bladen.
De heer P. Vogelaere (Brussel). Ik zal het voorstel doen in het Bestuur der Afdeeling Brussel.
De heer A.C. Van der Cruyssen (Antwerpen). Ik ben het eens met de heeren Fredericq en Cassiers dat wij moeten gebruik maken van de Fransche pers. Het Reglement van inwendige orde van het Algemeen Bestuur verplicht de bestuurleden over elke nieuwe uitgave een verslag te leveren. Het Algemeen Bestuur zou kunnen onderzoeken of Fransche artikels over het Willems-Fonds ook niet kunnen beschouwd worden als vallende binnen de palen der voorschriften van bedoeld Reglement.
Wat aangaat het aanwerven van nieuwe leden, ik ben gelukkig u te kunnen aankondigen dat, wat Antwerpen betreft, in onze laatste Algemeene Vergadering besloten is levendige propaganda te maken, ten einde een doelmatig cijfer te bereiken.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). La Gazette is in hare rol als zij schrijft hetgeen de heer Cassiers daar aangehaald heeft. Maar er dient opgemerkt te worden dat, indien bedoelde stadsbibliotheken meest Fransche werken hebben uitgeleend, daarnevens Vlaamsche bibliotheken bestaan, die van het Willems-Fonds en De Veldbloem b.v., welke door de stad ondersteund worden, verder die der tooneelmaatschappijen, enz. De heer Cassiers heeft gelijk wanneer hij aandringt op het plaatsen eener aanvullende nota in hetzelfde blad. De meeste Vlaamsche lezers gaan naar de Vlaamsche bibliotheken. Van die bibliotheken spreekt de statistiek niet, want daar worden duizenden boekdeelen jaarlijks uitgedeeld. Nog iets: de meeste lezers der stadsbibliotheken zijn schoolkinderen; ten gevolge der Fransche inrichting van het onderwijs, lezen die uitsluitend Fransche werken. Het getal Nederlandsche boeken, in de stadsbibliotheken voorhanden, is daarenboven bespottelijk klein.
De heer Paul Fredericq (Gent) leest het artikeltje, waarop de heer Cassiers heeft gezinspeeld.
In de verfranschte stadsbibliotheken bestaan bijna geene Nederlandsche boeken. Lezers, die er zulke verlangen, zullen
| |
| |
dus daar niet gaan. Het ware nuttig eens de statistiek op te maken van de boeken in de Vlaamsche bibliotheken uitgeleend.
De heer Herm. Sabbe (Brugge). Ik voeg mij bij den heer Fredericq om de Afdeelingen aan te sporen gebruik te maken van de gelegenheid, die hun wordt gegeven om op goedkoope wijze voordrachten in te richten. Niet alleen de Vlaamsche Jonge Wacht maar ook het studentengenootschap 't Zal wel gaan biedt hierin hare hulp aan de Afdeelingen. Verleden jaar heeft deze maatschappij op hare begrooting een crediet gebracht om haar toe te laten in de kleine Afdeelingen van het Willems-Fonds voordrachten met concerten in te richten, die niets aan de Afdeeling kosten.
De heer O. Proost (Gent) wenscht de aandacht der Algemeene Vergadering te vestigen op twee besluiten van de Vlaamsche Jonge Wacht van Gent. 1o De Wacht heeft een oproep gericht tot de zangers om kosteloos hunne medewerking te verleenen aan de concert-voordrachten, die zij inricht. 2o De Wacht zal zooveel mogelijk gansch Vlaamsch-België door de uitvoering van Vlaamsche zangstukken betrachten.
Intusschen zijn wij wel rijk aan illusiën en gedachten, maar niet aan geld. Wij hopen daarom dat het Algemeen Bestuur en het Zangcomiteit van het Willems-Fonds ons zullen bijspringen met op hunne begrooting een kleine som te onzer beschikking te stellen.
De heer Paul Fredericq (Gent). Over het algemeen kennen de zangers geene Nederlandsche zangstukken. Om deze te doen kennen is er geen beter middel dan een goed zanger te zoeken, die ze wil uitvoeren. Blauwaert heeft zoo den bijval van Ik ken een lied en menig ander stuk bewerkt. Wij zouden moeten trachten in iedere stad eenen man te vinden met eene goede stem, aan wien wij onze zangstukken kosteloos zouden ter hand stellen en in ruiling vragen dat hij ze uitvoere.
De heer J. Sabbe (Brugge). Er is in het Willems-Fonds veel te doen voor den Nederlandschen zang. De gedachte van den heer Fredericq om de werken van groote meesters uit te geven is prachtig, maar ik geloof dat ons Comiteit van Nederlandschen Zang dit zeer moeilijk zou kunnen doen. Het zou nochtans zijnen steun kunnen verleenen aan uitgevers van die werken.
| |
| |
Iets opmerkelijks: niet alleen bestaan de werken o.a. van Peter Benoit enkel in handschrift, maar zij worden zelfs niet meer uitgevoerd. Van De Schelde, Lucifer, De Oorlog, hoort men niet meer spreken. Hier ook zou het Comiteit kunnen optreden om propaganda te maken.
Dertig jaar geleden werd de Lucifer voor de eerste maal in Spiegelhove alhier uitgevoerd. Dan was er geestdrift onder de zangmaatschappijen. Nu echter bestaat er geene koormaatschappij of geen Melomanen meer, die Vlaamsche stukken uitvoeren. En toch zal er iets gebeuren. Een comiteit van dames zou den verjaardag der eerste uitvoering van den Lucifer willen vieren met eene nieuwe uitvoering in Gent. Hier kan nu het Comiteit nuttig optreden. Het kan bijv. groepen van koorzangers doen ontstaan, die hunne medewerking verleenen. Er zal een kapitaal moeten bijeengebracht worden. Zal men zich mogen wenden tot Stads- en Staatsbestuur? Er moet op gedrukt worden om de vraag der dames, die de zaak inrichten, te ondersteunen.
Mij dunkt dat naast de virtuozen de klasse van Nederlandschen zang van het Gentsch Conservatorium moet optreden. Het antwoord van den heer Minister op het verzoekschrift van het Willems-Fonds betreffende die klasse, besluit in zich eene aanmoediging. Er mag dus aangedrongen worden.
Ik doe dus een dubbel voorstel: 1o dat het Comiteit van Nederlandschen Zang de uitvoering van den Lucifer van Peter Benoit zou mogelijk maken; 2o dat opnieuw zou aangedrongen worden om de plaats van wijlen Nevejans in het Conservatorium van Gent aan een bekwaam man toe te vertrouwen (Toejuichingen).
De heer Paul Fredericq (Gent). Ik ben het in alles eens met den heer Sabbe, maar ik heb niet bedoeld de uitgave eener orkestpartituur. Het Comiteit heeft reeds het Meilief en De Waereld in uitgegeven, met klavierpartituur; ik zou het op dien weg willen zien voortgaan.
Het Willems-Fonds heeft sedert jaren gestreden om de Vlaamsche Muziekschool van Antwerpen tot Koninklijk Vlaamsch Conservatorium te doen erkennen. In de laatste tijden had de zaak veel kans van lukken, doch zij is afgesprongen op de quaestie van 't geld. Iedereen zal hier zeker met genoegen vernemen dat eene gunstige oplossing nabij is,
| |
| |
Inderdaad, volgens de heer Cornette mij heeft medegedeeld, zal de provincie Antwerpen de 2,000 fr., die te kort komen, bijleggen.
De heer J. Sabbe (Brugge). Er bestaat eene pianopartituur van Lucifer, uitgegeven in Londen. Zij kost slechts 4 fr. Zou het Comiteit van Nederlandschen Zang die uitgave niet aan hare leden kunnen zenden?
De heer Fr. Retsin (Brugge). Ik wensch een voorstel te doen van practischen aard. De heer Paul Fredericq klaagt te recht dat de kleine Afdeelingen moeilijk sprekers vinden. Ik geef aan het Algemeen Bestuur in bedenking of het niet goed zou handelen met eene lijst af te kondigen van bekende sprekers, die zich ter beschikking der Afdeelingen stellen? Twee of drie maanden vóór den winter, bijv., zou het Algemeen Bestuur zich bij middel van het Tijdschrift of liever met eenen omzendbrief tot al de gekende voordrachtgevers wenden en ze verzoeken de onderwerpen te willen opgeven, die zij wenschen te behandelen. De lijst van degenen, die zich aanbieden om in de Afdeelingen op te treden, zou dan in het Tijdschrift afgekondigd worden. Op die wijze zouden de Afdeelingsbesturen met kennis van zaken hunne keuze kunnen doen zonder dat het hun veel moeite noch tijdverlies zou veroorzaken. Zoo handelt overigens in Holland het Nut van 't Algemeen en zoo doen ook in België sommige comiteiten voor ‘University-extension.’ Nog dezen winter zou reeds eene lijst van sprekers kunnen verschijnen.
De bespreking wordt gesloten.
De vergadering keurt het verslag en de rekening van 1896 en de begrooting van 1897 goed.
| |
II. Verkiezing van acht leden van het Algemeen Bestuur in vervanging der heeren J. Boonroy, A. De Cock, Ed. De Geynst, Jul. De Roose, P. Geiregat, P.J. Stroobants, Pr. Vermeulen en J. Vuylsteke.
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester, legt uit hoe volgens de Algemeene Grondslagen de verkiezing moet geschieden.
De dagorde vermeldt acht namen, doch de heer Fr. Ver- | |
[pagina XVIII]
[p. XVIII] | |
straeten heeft thans ook zijn ontslag genomen als lid van het Algemeen Bestuur, zoodat er negen plaatsen open zijn. Spreker stelt voor die negen plaatsen aan te vullen; de twee gekozenen, die de minste stemmen bekomen, zouden een mandaat vervullen van één jaar, de andere zeven van drie jaar.
Aangenomen.
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester. Wat het ontslag van den heer Vuylsteke betreft, zal ik hier eerst aanhalen wat het algemeen verslag daarover zegt: ‘Niettegenstaande een krachtig aandringen aanvaardde de heer Vuylsteke zijne herbenoeming (tot Voorzitter) niet. Hij had overigens sedert een jaar geen rechtstreeksch deel aan onze werkzaamheden meer kunnen nemen en zag zich nu gedwongen om zeer gegronde redenen van gezondheid in te roepen, ten einde zelfs ook voor den post van lid van het Algemeen Bestuur te mogen bedanken. Zijn heengaan laat eene groote leemte in ons midden en is een onherstelbaar verlies voor het Willems-Fonds, dat hij gemaakt had wat het was. Hij mag echter niet heengaan zonder dat er openbaar hulde gebracht worde aan zijne uitstekende verdiensten tegenover het Willems-Fonds, wat op de aanstaande Algemeene Vergadering zal geschieden.’
Ik meende hier dus een woord over het heengaan van den heer Vuylsteke te moeten zeggen. Gedurende 35 jaar maakte hij deel uit van het Algemeen Bestuur, 't zij als lid 't zij als secretaris of voorzitter. Thans ziet hij zich verplicht, zich terug te trekken; zijn gezondheidstoestand laat hem niet langer toe, zich te blijven wijden aan den bloei van ons Willems-Fonds, waarvan hij altijd de ziel is geweest en waarvan verscheidene Afdeelingen hun ontstaan aan hem hebben te danken. De werkzaamheden van het Algemeen Bestuur heeft hij altijd geleid met de krachtdadigheid en den vasten wil, die hem kenschetsen. Zeggen wat hij voor onze instelling heeft gedaan, ware de geschiedenis van het Willems-Fonds maken. Naar zijn oordeel mocht het Willems-Fonds zich met geen politiek inlaten: het moet in de eerste plaats eene maatschappij van volksontwikkeling wezen. Zijne terugtrekking is stellig een zeer groot verlies voor onze zaak, maar er is niet op weer te komen. Laten wij hopen dat de geest van Vuylsteke altijd in het Willems-Fonds zal voortleven (Toejuichingen).
| |
| |
Men gaat over tot de kiezing.
Nadat deze geëindigd is, begeven zich de heeren J. Boonroy en J. Frederichs, door het Algemeen Bestuur tot stemopnemers aangeduid, in eene andere zaal om hunne taak te verrichten, terwijl de werkzaamheden der Algemeene Vergadering worden voortgezet.
De stemming levert den volgenden uitslag op:
Zijn gekozen:
a) | Voor drie jaar, |
| MM. Cam. De Bruyne, assistent aan de Hoogeschool, te Gent; |
| Paul Fredericq, hoogleeraar, te Gent; |
| Jul. Heyse, notaris, te Eine; |
| Herm. Mulder, beambte bij het stadsarchief, te Antwerpen; |
| G. Staes, praeparator aan de Hoogeschool, te Gent; |
| E.H. T'sjoen, leeraar, te Brussel; |
| H. Van Eyck, fabrikant, te St-Nikolaas-Waas. |
b) | Voor een jaar, |
| MM. Oct. Kops, notaris, te Rupelmonde; |
| Em. Van Goethem, boekhandelaar, te Gent. |
| |
III. Toestand der kleine afdeelingen en der kleine volksbibliotheken van het Willems-Fonds (Afd. Gent).
IV. Noodzakelijkheid van de uitbreiding der werkzaamheden van het Willems-Fonds op den buiten (Afd. Contich).
De heer K. Van Beeck (Contich). De tijd is te ver gevorderd om lang uit te weiden over de punten die nog in bespreking komen. Ik zal dus kort zijn.
In de liberale partij en het Willems-Fonds wordt het oog te veel gericht op de groote steden. De lucht is er zwanger van vergaderingen, voordrachten, feesten, enz. Dit heb ik ook reeds in Antwerpen verscheidene malen opgeworpen. Men ziet de kleine Afdeelingen meer en meer verkwijnen zonder dat er redding mogelijk schijnt; nochtans bestaat er middel om die Afdeelingen te doen leven, daar is de stichting der Afdeeling Contich een bewijs van.
Tijdens de kiesperiode werden vele politieke voordrachten ingericht. In een daarvan sprak ik over het lezen. Er bestond
| |
| |
alsdan te Contich niet eens een bibliotheek, zoomin als in de meeste kleine gemeenten. Het drinken in de herberg is in deze plaatsen het eenige tijdverdrijf; in menig dorp is er zelfs geene enkele maatschappij. Over het algemeen is het zedelijk en verstandelijk peil op den buiten zeer laag gedaald. Hierin kan voorzien worden op twee wijzen: namelijk door het gesproken en het geschreven woord, juist hetgeen wij gebruiken. Het Willems-Fonds heeft op den buiten het voordeel dat het toegankelijk is voor iedereen. De buitenmenschen zijn te schuchter om in zuiver politieke maatschappijen te treden. In Contich komen zelfs katholieken naar de feesten. Wij hebben eenen oproep gedaan om boeken te krijgen tot het vormen eener volksbibliotheek, en er zijn 5 tot 600 boeken ingekomen. Nu bevat onze bibliotheek reeds meer dan 700 werken en wordt al druk bezocht. Geen enkel onzer feesten heeft veel geld gekost; om de uitgaven te dekken hebben wij de programma's verkocht en de boeken, die wij in dubbel hadden, verloot; soms hadden wij nog geld over. Er kwamen veel vrouwen naar onze feesten, dat is een verschijnsel van groot belang, gezien den invloed van de vrouw in het huisgezin. Nu hebben wij ons in betrekking gesteld met 't Zal wel gaan voor de inrichting van een nieuw feest. Zulke werkzaamheid heeft tusschen den politieken strijd in den meesten invloed. Als er in eene plaats maar één onafhankelijk man gevonden wordt, die zich de zaak wil aantrekken, dan is deze gered. Het komt er maar op aan om wat moed en karakter te toonen.
De heer Fr. Retsin (Brugge). De propaganda op den buiten zou inderdaad een allerbelangrijkst deel onzer werkzaamheden moeten uitmaken. De Afdeelingen der groote steden kunnen die inrichten als zij maar willen. Indien bijv. de Afdeeling Gent nu eens hier dan eens daar in de omliggende dorpen wilde gaan met eenige leden om een feest te geven in den aard van hetgeen in de steden gedaan wordt, dan zou zij dit gemakkelijk en met zeer geringe onkosten kunnen doen en aldus op den geest onzer buitenlieden eenen zeer grooten invloed uitoefenen. Ik geloof zelfs dat het misschien voldoende zou zijn de aandacht der groote Afdeelingen op dit punt te vestigen om te bekomen dat zij er zich mede onledig houden. De uitslagen, door de nochtans kleine Afdee- | |
| |
ling Contich bekomen, zijn stellig een zeer aanmoedigend voorbeeld.
Men spreekt soms van tegenkanting op den buiten. Over het algemeen bestaat die niet en de gevallen, die men aanhaalt, zijn gclukkiglijk zeer zeldzame uitzonderingen. Dit heb ik persoonlijk ondervonden in de propaganda voor het algemeen stemrecht.
| |
V. Toepassing der taalwet van 1883 op de middelbare meisjesscholen (Afd. Brussel).
De heer J. Sabbe (Brugge). Wat er gebeurt in de middelbare meisjesscholen in opzicht van de uitvoering der taalwet van 1883 is zeer moeilijk te vernemen. Men leert wat meer Nederlandsch dan vroeger, maar de geest wordt verfranscht. Bij ondervinding weet ik dat de geest aanhoudend in deze richting wordt aangekweekt: er wordt zoo bijv. aan de leerlingen ingeprent dat slechts één land groote mannen heeft voortgebracht, namelijk Frankrijk, dat de Leeuw van Vlaanderen van Conscience een onbeduidend werk is, enz.
Er is middel om de aandacht van het Staatsbestuur op dien toestand te vestigen. De heer Kleyntjens heeft als inspecteur een onderzoek ingesteld om er in te verhelpen, maar zijne pogingen zijn verijdeld. Daarnaast staat gelukkig echter eene andere strekking. Er is maar een land waar geen greintje vaderlandsliefde bestaat. Dit is men in het leger gewaar geworden en de Minister van Oorlog heeft het noodzakelijk geoordeeld de aandacht op dien toestand te trekken. Wij zouden er moeten op wijzen op welke manier men den nationalen geestkan doen ontwaken, namelijk met in ieder vak dien geest in te planten, met aan de jongens en meisjes te leeren dat het land, waarin wij leven, wel klein is, maar een groot volk bevat (Toejuichingen). In ons schrijven aan den Minister van Onderwijs zouden wij ons op den brief van den Minister van Oorlog kunnen beroepen.
Ik stel voor het punt te brengen op de dagorde der buitengewone Algemeene Vergadering van 1897. Daarbij geef ik in overweging of deze vergadering niet best zou gehouden worden te Brugge, waar de Afdeeling haar vijf-en-twintigjarig bestaan gaat vieren.
| |
| |
De heer K. Van Beeck (Contich) bevestigt den toestand door den heer Sabbe blootgelegd met aan te halen wat hij persoonlijk als vader ondervonden heeft.
De verdere bespreking van het punt wordt naar de buitengewone Algemeene Vergadering verzonden.
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester. Het blijkt dat de bedoeling der inzenders van het voorstel deze is. Er bestaan twee middelbare normaalscholen voor meisjes: eene te Brussel en eene te Luik; zelfs in die van Brussel, die eigenlijk voor 't Vlaamsche land bestemd is, wordt er niets gedaan om regentessen te vormen bekwaam om in 't Nederlandsch te onderwijzen. De voorstellers gaan zoo ver te vragen dat de normaalschool van Brussel worde overgebracht naar Brugge en daar op Vlaamschen voet worde ingericht.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). Het voorstel was dan op de dagorde in te algemeene bewoordingen geformuleerd.
De heer G.D. Minnaert (Gent). Voor eenige jaren heeft het Algemeen Bestuur een petitie opgezonden om in den aangeklaagden toestand verbetering te brengen.
De heer A.C. Van der Cruyssen (Antwerpen). In de school voor regentessen te Luik hebben zelfs de Vlaamsche leerlingen er belang bij het Fransch als hoofdtaal te nemen. In den tijd door den heer Minnaert bedoeld, werd een onderzoek desaangaande ingesteld. Wij zouden nu nog eens kunnen onderzoeken of sedert dien geene veranderingen zijn ingevoerd.
Ik stel voor nog eens aan den Minister van Onderwijs te schrijven, indien er geene verbetering in den toestand is gekomen.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). Wij zullen dus in de buitengewone Algemeene Vergadering voor twee punten staan: den toestand van het Nederlandsch in de middelbare meisjesscholen en dien toestand in de normaalscholen voor regentessen. Wat van de meisjesscholen is gezegd, is ook waar voor de jongensscholen en het is stellig dat met de begrippen, die in onze gouvernementeele kringen heerschen, er weinig verbetering te verhopen is.
De heer A.C. Van der Cruyssen (Antwerpen) hernieuwt zijn voorstel, dat wordt aangenomen.
| |
| |
[pagina XXIII]
[p. XXIII] | |
VI. Vlaamsche toelatingsexamens in het Ministerie van Spoorwegen, Posterijën en Telegrafen (Afd. Brussel).
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester, leest de besluiten van den voorsteller luidende als volgt:
‘De Algemeene Vergadering van het Willems-Fonds,
Overwegende dat de examina, door de Vlamingen afgelegd om benoemingen in het Vlaamsche land te bekomen, dienen beoordeeld te worden door personen, die allen het Nederlandsch volmaakt wel kennen;
Overwegende dat het werk door Vlamingen in het Fransch geleverd, naar eenen anderen maatstaf moet geoordeeld worden dan het Fransch werk door Walen geleverd;
Verzoekt den heer Minister van Spoorwegen, Posterijën en Telegrafen telkens twee verschillende jury's aan te stellen, eene voor Walen, en eene andere voor Vlamingen;
Verzoekt de vertegenwoordigers van het Vlaamsche land deze vraag krachtdadig te ondersteunen, totdat zij ingewilligd zij.’
Er bestaan voor de besturen in quaestie afzonderlijke examens voor Waalsche en voor Vlaamsche candidaten; de antwoorden van beide reeksen candidaten worden echter door eene zelfde jury beoordeeld. Dat is onrechtvaardig, vooreerst omdat die jury personen bevat, die volstrekt geen of te weinig Nederlandsch kennen, en ten tweede omdat de jury de Fransche opstellen der Vlamingen meet met dezelfde maat als die der Walen. Die maatstaf zou echter geheel verschillend moeten zijn. Inderdaad het Fransche werk der Vlamingen zou moeten op denzelfden voet staan als het Vlaamsche werk der Walen.
De heer A.C. Van der Cruyssen (Antwerpen). Ik ben van meening dat het aannemen van dit voorstel zekere bezwaren zou opleveren. Twee jury's vragen is bedenkelijk; maar dat al de leden dier jury het Nederlandsch moeten kennen, dat is wat anders. In allen gevalle zou het Algemeen Bestuur de zaak eerst grondig moeten onderzoeken.
De heer P. Fredericq (Gent). Ik sluit mij aan bij het
| |
| |
voorstel van den heer Van der Cruyssen, maar ik denk dat wij in geen geval twee verschillende jury's zullen bekomen. Wij zouden dus best doen een enkele jury te vragen, maar die volkomen de twee talen machtig is.
De heer G.D. Minnaert, d.d. voorzitter. Het Algemeen Bestuur zal gevolg geven aan de uitgebrachte wenschen.
De heer Fr. Retsin (Brugge). Het is te betreuren dat Afdeelingen, die voorstellen inzenden, niemand benoemen om ze hier te komen verdedigen. Dit is het geval met het voorgaande en ook met het volgende punt der dagorde. De inzenders zouden bij hunne voorstellen minstens eene kleine memorie van toelichting moeten voegen. Ik zou willen de conclusies der voorstellers in de dagorde zien opnemen.
Aangenomen.
| |
VII. Goedkoope en volledige uitgaven van werken van Nederlandsche schrijvers namens het Willems-Fonds (Hr. Fr. Coers, Utrecht).
De heer J. Vercoullie. secretaris-schatmeester. De beteekenis van het voorstel is het volgende. De uitgaven zouden niet meer zijn wat zij tot nu toe waren, maar goedkoope herdrukken van classieke schrijvers van Noord en Zuid in den aard van de Duitsche bibliotheek van Ph. Reclam. De heer Coers, die ongelukkiglijk niet kan aanwezig zijn, is van oordeel dat dergelijke uitgaven goed zouden verkoopen en dus aan de kas van het Willems-Fonds veel voordeel opbrengen.
De vergadering verdaagt de bespreking om den heer Coers gelegenheid te geven zijn voorstel verder toe te lichten en te verdedigen.
| |
Inrichting van een algemeen petitionnement om protest aan te teekenen tegen de wijze, waarop onze Vlaamsche jongens door het verfranscht krijgsgerechtshof behandeld worden (Afd. Nieupoort).
De heer P. De Swarte (Nieupoort). Gij zult u allen nog de gebeurtenis herinneren, die voor eenige maanden in de kazerne
| |
| |
der grenadiers te Brussel plaats had. Een dronken soldaat, zekere De Ruyter, pleegde verscheidene moordaanslagen. Hij werd voor het krijgsgerecht gedaagd om zich te verantwoorden. De Ruyter verstaat geen Fransch. Niettemin werd gansch zijne zaak in deze taal geleid, zoodat de betichte, die geen woord begrepen had van al wat er verhandeld werd, eerst door den taalman vernam dat hij ter dood veroordeeld was.
Volgens ons is dit feit zoo erg en zoo schreeuwend dat er van alle kanten van het Vlaamsche land een luid protest daartegen zou moeten opgaan. De Afdeeling Nieupoort heeft in dien zin aan het Algemeen Bestuur geschreven, doch de brief kwam te laat voor de dagorde der Algemeene Vergadering, daar deze reeds gedrukt was. Ik stel nu namens de Afdeeling Nieupoort voor dat het Algemeen Bestuur een protest zou opmaken, dat, door het Algemeen Bestuur en de Afdeelingen onderteekend, aan de bevoegde overheid zou overhandigd worden.
De heer A.C. Van der Cruyssen (Antwerpen). Ik meen dat het in de bedoeling van het Staatsbestuur ligt het krijgsgerecht te hervormen. Dat is dus eene goede gelegenheid voor het Algemeen Bestuur om op te treden. Ik wil hier herinneren dat de heer advocaat De Poortere, te Brugge, over die quaestie eene voordracht heeft gehouden, waarin de toestand zeer helder wordt uiteengezet. Men moet niet alleen het oog hebben op het Vlaamsche land, want onze Vlaamsche jongens dienen soms ook in Waalsche streken en moeten daar eveneens, als zij beticht worden, kunnen verstaan wat men hun ten laste legt.
Ik stel voor ons tot den heer De Poortere te wenden om van hem te vernemen welke redenen hij heeft doen gelden om de onrechtvaardigheid van het thans bestaande krijgsgerecht te bewijzen.
De heer Fr. Retsin (Brugge). Om een algemeen petitionnement mogelijk te maken, is het noodig eerst en vooral de openbare meening wakker te schudden door de aandacht van het publiek met nadruk in te roepen op de aangeklaagde feiten. Ik stel derhalve voor den heer De Poortere te vragen om zijne voordracht, - die wezenlijk een krachtig requisitorium is tegen de bestaande misbruiken, - in het Tijdschrift te laten verschijnen.
| |
| |
De heer G.D. Minnaert. d.d. voorzitter. Het Algemeen Bestuur zal de vooruitgezette wenschen in aanmerking nemen.
| |
III. Aanduiding van plaats en dag der buitengewone Algemeene Vergadering van 1897.
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester, deelt eene vraag mede van de Afdeeling Brugge, die verlangt dat de buitengewone Algemeene Vergadering in hare zetelplaats gehouden worde ter gelegenheid van haar vijf- en twintigjarig jubelfeest.
Aangenomen.
De Algemeene Vergadering zal omstreeks Paschen plaats hebben.
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester, geeft nog kennis van twee voorstellen, van de Afdeeling Antwerpen, die te laat zijn ingezonden om nog op de dagorde opgenomen te worden. Zij luiden als volgt:
1o | Afschaffing der Waalsche afdeelingen in de athenaea, welke afdeelingen slechts als overgangsmaatregel ingesteld waren. |
2o | Protest indienen bij het Gemeentebestuur van Brussel en bij de Regeering tegen het herinrichten der Septemberseesten. |
De heer A.C. Van der Cruyssen (Antwerpen). De Antwerpsche afgevaardigden, hier tegenwoordig, zijn niet gelast geworden die punten in te leiden.
Ik moet nochtans verklaren dat er in Antwerpen nog al sterk geklaagd wordt over het groote gemak, waarmede sommige leerlingen in de Fransche afdeeling van het athenaeum aanvaard worden.
Men zegt ons dat in Gent zulke afdeeling niet bestaat en de zaken er zeer wel gaan. Het ware goed den toestand van het athenaeum van Gent eens te onderzoeken en, ingeval hierover geene klachten bestaan, aan het Staatsbestuur te vragen dat hij ook elders ingevoerd worde.
De heer P. Fredericq (Gent) bedankt in naam der vergadering de heeren Voorzitter en Secretaris over de wijze, waarop zij de werkzaamheden hebben geleid (Toejuichingen).
De zitting wordt te 2 uren gesloten.
|
|