Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 2 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 2
Afbeelding van Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.07 MB)

Scans (653.41 MB)

ebook (4.62 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 2

(1897)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De herinrichting der middelbare scholen.

In de onderwijswereld is voor het oogenblik een quaestie aan de orde van den dag, die ook voor het groote publiek hoogst belangrijk is. De heer minister Schollaert heeft inderdaad besloten dat de Middelbare scholen zullen heringericht worden.

Wij oordeelen dat het niet zal ongepast zijn hier eenige woorden over den geest en het doel der voorgestelde hervormingen neer te schrijven.

[pagina 344]
[p. 344]

***

 

In den geest van den wetgever is de middelbare school eene volksschool, geroepen om opvoeding en onderwijs te bezorgen aan die zonen van de burgerij, van de middelklasse, die geen hoogere studiën zullen doen en bijgevolg ook de voorbereiding tot die hoogere studiën kunnen missen; in de Vlaamsche provinciën moet zij tevens de gelegenheid verschaffen voor eene grondige studie der Fransche taal.

De jongens die al de klassen uitdoen, zijn dus in staat om hun ouders in hun handel of in hun nijverheid te helpen, om op eenig bureel eene plaats te bekleeden, om een exaam van lagere staatsambten af te leggen: De middelbare school is voor de burgerij wat de lagere school is voor de volksklasse.

Het is onbetwistbaar dat de middelbare school in ruime mate aan hare roeping heeft beantwoord, dat zij aan de burgerklasse en aan den ontwikkelden werkmanstand der kleine steden onschatbare diensten heeft bewezen. Wij gelooven te mogen verzekeren dat niet éen organismus van ons openbaar onderwijs in de laatste jaren zooveel is vooruitgegaan, en dat, met uitzondering van het speciaal onderwijs, niet éen onderwijs zoo onmiddellijk practisch nuttig is geweest, zoo rechtstreeks aan de algemeene behoeften heeft beantwoord als dit der middelbare school.

In de laatste tijden werd weliswaar beweerd dat deze meening geheel valsch is; iemand heeft zelfs gezegd en geschreven dat het middelbaar onderwijs niets dan déclassés heeft voortgebracht.

Wie dat beweerde, wees op de examens die naar de openbare bedieningen leiden en deed opmerken dat de honderden en duizenden, die daar mislukken dus de gelegenheid niet vinden om hun kundigheden - meest in de middelbare school opgedaan - te gebruiken, en anderzijds niet voor een broodwinning door handenarbeid geschikt zijn.

[pagina 345]
[p. 345]

Daarop ware te antwoorden dat de middelbare school misschien minder dan ander onderwijsgestichten - atheneums, colleges, hoogescholen - aan dien toestand schuld heeft; dat zij door het vormen van bekwame fonctionnarissen en handelsbedienden ongetwijfeld aan het heele land dienst bewees; dat het voortbrengen van meer candidaten dan er plaatsen zijn haer niet als een misdaad mocht aangerekend worden, wijl de groote voorliefde van de ouders voor de officiëele betrekkingen hier het meest schuld aan heeft.

De middelbare school heeft ten andere niet alleen fonctionnarissen en aspirant-fonctionnarissen voortgebracht; onder hare oud-leerlingen telt men vele ontwikkelde werklieden en het is grootendeels aan haar onderwijs te danken dat de burgerij der steden thans meer geleerd en verstandelijk meer ontwikkeld is dan vroeger.

Dat intusschen de inrichting der middelbare school volmaakt zij, zal wel niemand beweren. De omstandigheden van het economische leven hebben groote veranderingen ondergaan: het is billijk dat de school daarmede rekening houde en hare inrichting zoodanig wijzige dat hare leerlingen de best mogelijke voorbereiding krijgen van den strijd om het bestaan.

 

***

 

De gewenschte hervormingen moeten dus voor doel hebben aan het onderwijs een meer practische strekking te bezorgen.

Wanneer dit punt in de zitting van de ‘Fédération de l'enseignement officiel’ ter bespreking kwam, bleek het al spoedig dat men het eens was voor het principe maar niet voor de middelen van uitvoering.

Een deel van het leeraarskorps wilde de hervorming bepalen tot eene herziening van de programma's, d.i. tot het besnoeien of verwijderen van eenige vakken met overwegend theoretisch karakter en het invoeren of uit-

[pagina 346]
[p. 346]

breiden van andere met meer utilitaire strekking. Een ander deel wilde de tegenwoordige inrichting geheel omverwerpen om eene nieuwe inrichting op specialiseering gesteund, voor te dragen.

Thans bestaat de middelbare school uit een voorbereidende sectie met 4 studiejaren en hetzelfde programma als de twee lagere graden van het lager onderwijs, en een middelbare afdeeling met 3 studiejaren. Het meest radicale voorstel vroeg:

a) een voorbereidende afdeeling met 6 studiejaren en het heele programma van 't lager onderwijs;

b) voor de twee hoogste jaren der middelbare afdeeling een volledige specialiseering, namelijk de splitsing in verschillende secties die zouden leiden naar den handel, of naar de nijverheid, of naar den landbouw.

Wij zijn geen aanhanger van die zoo ver gedreven specialiseering.

Het doel van de volksschool is eerst en vooral de regelmatige, de harmonische ontwikkeling van alle vermogens; ze moet uit al hare macht medewerken om uit het kind een gezond, zedelijk en verstandig mensch te vormen: bij het verlaten van de school moet de jongen geschikt zijn om een nuttig lid in de samenleving te worden. Welk ook het levensdoel zij, waartoe zijn ouders hem bestemmen, hij moet in het bezit zijn van de gewenschte hoedanigheden, niet om onmiddellijk zijn levenstaak aan te vangen, maar om zich voor die levenstaak zelf te bekwamen.

Het onderwijs en de opvoeding van de school gelden geheel den mensch, dien zij voor het geheele leven moeten voorbereiden. Het is dus niet zoozeer te doen om to bepalen wat men aanleeren moet, als wel hoe het aanleeren van een bepaalde stof zal medewerken tot het algemeene doel; niet zoo zeer het mededeelen van kundigheden als het ontvankelijk maken van den geest voor later opvatting, voor zelfonderwijs.

[pagina 347]
[p. 347]

In principe zou dus de school, de openbare school, zich niet moeten bekommeren met de levenstaak die hare leerlingen zullen kiezen, vooral omdat die taak voor ieder kind verschillen kan. Eerst als de leerlingen de schoolbanken verlaten, begint een nieuwe, meer onmiddellijke opleiding voor de levenstaak, 't zij in de speciale gestichten die tot bepaalde ambten leiden, 't zij gedurende de proefjaren die het bekomen van zekere ambten voorafgaan, 't zij gedurende de leerjaren op het bureel van den handelaar, in het werkhuis van den nijveraar, in den werkwinkel van den ambachtsman.

Mag men daaruit besluiten dat de school zich moet onverschillig toonen voor de toekomst der leerlingen, dat zij, waar het zijn kan, niet mag daaraan medewerken? In 't geheel niet: het zijn niet de paedagogen van heden die voor het eerst het bekende non scholae, sed vitae uitgesproken hebben; het is zeer wenschelijk dat de school hare vakken zoodanig kieze, haar onderwijs zoodanig inrichte dat ook zooveel mogelijk voor de onmiddellijke toekomst gezorgd worde - doch alleen voor zooverre dit geen belemmering zij voor het eerste en voornaamste, voor het algemeen doel. Onder geen voorwendsel mag de volledige ontwikkeling, de vorming van den gezonden, zedelijken, verstandigen mensch geslachtofferd worden aan het voorbereiden tot een ambt, tot een stiel.

Zoohaast dit geschiedt, wijkt de volksschool af van hare roeping; zij houdt op eene volksschool te zijn om in een speciale inrichting te ontaarden.

De meerderheid van het leeraarskorps schijnt die gedachten over de roeping der middelbare school als volksschool en over een te ver gedreven specialiseering te deelen. Wij herinneren ons niet goed de termen van den wensch, die de Federatie uitbracht als besluit der bespreking; het was ongeveer het volgende: ‘herinrichting van de studiën met het doel zooveel mogelijk

[pagina 348]
[p. 348]

utilitarismus in te voeren en tevens zoo weinig mogelijk de thans bestaande organisatie omver te werpen’.

 

***

 

In andere woorden, men wenscht ‘den gulden middelweg’ en, naar wij vernamen, is het juist die ‘gulden middelweg’, dien de minister inslaat met zijn plan van herinrichting. Men zegt inderdaad dat er reeds een afgewerkt plan gereed ligt met de volgende basis:

a) herziening der programma's; afmaken van een algemeen programma voor alle middelbare scholen; verwijdering van theorie; invoering van veel practijk, zelfs van eenige speciale vakken, als b.v. handenarbeid;

b) voor de scholen met sterke bevolking stichting benevens de regelmatige hoogste klasse, van afzonderlijke secties met speciaal programma die leiden zouden naar den handel, den landbouw of de nijverheid.

Het lijdt geen twijfel of dit principe als basis der herinrichting zal algemeene goedkeuring ontmoeten; het beantwoordt inderdaad aan zeer uiteenloopende wenschen en biedt dit groote voordeel aan dat èn de algemeene inrichting bewaard wordt, èn eene belangrijke mate utilitarismus kan ingevoerd worden. De toestand der kleinere scholen, die bij het invoeren der specialiseering veel konden te lijden hebben, wordt bewaard en versterkt en de grootere scholen vinden gelegenheid om aan de behoefte van specialiseering te beantwoorden die zich in groote centrums kan voordoen.

 

***

 

Is men het eens om dergelijke herinrichting der middelbare afdeeling goed te keuren, zoo zal het wel niet het geval zijn met wat men voorstelt voor de voorbereidende afdeeling.

Thans heeft deze afdeeling, zooals wij hooger zeiden, vier studiejaren en het programma van de twee eerste

[pagina 349]
[p. 349]

graden van het lager onderwijs. Uit die overeenkomst van programma's ontstond wellicht de meening dat deze afdeeling door de lagere school kan vervangen worden en dus niet onontbeerlijk is. Dat die meening zeer onjuist is, heeft minister de Burlet zelf in de Kamer bewezen; voor Vlaanderen is er geen betwisting mogelijk wijl hier de voorbereidende afdeeling ook eene ernstige studie van het Fransch verzorgen moet. Daarenboven wij klagen dat dit programma voor de voorbereidende klassen niet past; het moge uitmuntend zijn voor de lagere school, voor de middelbare school is het niet genoeg voorbereidend en sluit niet naar behooren aan met het programma van de middelbare sectie.

Eene herziening van dit programma is dus zeer wenschelijk en natuurlijk moet daarbij rekening gehouden worden met het nieuwe programma der middelbare sectie.

Men stelt voor den leertijd tot zes studiejaren te verlengen met het volledig programma van 't lager onderwijs.

Die zes jaren schrikken ons af!

Als wij de bevolkingtafels nagaan, bemerken wij dat in veel scholen de bevolking der hoogste klasse weinig belangrijk is, dat alleen 10 op 15 per honderd tot in de hoogste klasse doordringen. Wordt nu de leerstof van de voorbereidende sectie merkelijk uitgebreid, zoodat er zes jaar gevergd wordt, dan zullen nog minder leerlingen tot in de hoogste klasse doordringen. Vele leerlingen van den buiten komen eerst na de eerste communie naar de middelbare school en kunnen nu reeds moeilijk in de middelbare afdeeling aangenomen worden; in de scholen, die veel leerlingen van den buiten krijgen, zou de bevolking der middelbare afdeeling merkelijk afnemen, misschien wel met een derde, wijl veel van die leerlingen nog twee of drie voorbereidende klassen zouden moeten doorloopen en gewoonlijk geen vijf of

[pagina 350]
[p. 350]

zes jaar na de eerste communie meer mogen schoolgaan. Zou dat verminderen van het getal leerlingen in de middelbare afdeeling voor sommige scholen geen gevaar opleveren?

Wij hebben ook weinig vrede met het ontwerp dat het programma der geheele voorbereidende sectie zou gelijkstellen met dit van het lager onderwijs; dan zou die voorbereidende sectie een nutteloos, een overbodig organismus kunnen worden. En nog eens, dit programma, dat een geheel vormt, een afgesloten geheel kan minder passen als voorbereiding voor studiën met een ander doel dan dit der lagere school.

Als het waar is dat de heer Germain met de samenstelling van dit programma gelast is, mag men aannemen dat onze vrees ongegrond is, en een werk verwachten dat de voorbereidende afdeeling waarlijk en degelijk met een voorbereidend onderwijs begiftigen zal.

 

***

 

Men heeft doen opmerken dat de voorgestelde herinrichting veel geld kosten zal en iemand vroeg wie dat alles betalen zal? Zal het Staatsbestuur de heele som voor zijn rekening nemen of zullen ook de gemeentebesturen voor een deel moeten tusschenkomen? Wij weten dat men nu reeds veel moeite heeft om van de gemeenten eene vermeerdering van toelage te verkrijgen; het getal der middelbare scholen waar alles in orde is, is zeer gering, op veel plaatsen ontbreken de noodige leermiddelen voor het onderwijs der voornaamste vakken; soms zelfs ontbreken leeraars of klassen.

Als de heer minister zoo vast van inzicht is tot een ernstige herinrichting te geraken, mogen wij dan ook hopen dat hij besloten is over alle financiëele moeilijkheden heen te stappen? Zal er te dezer gelegenheid, ook voor gezorgd worden dat alle scholen voorzien worden

[pagina 351]
[p. 351]

van het onontbeerlijke om haar onderwijs te kunnen geven met gegronde hoop op goeden uitslag?

Dat vooral zou voor 't geheele leeraarskorps een gulden tijding zijn!

X.

Februari 1897.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken