Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 5
(1900)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 129]
| |
De vervlaamsching der Gentsche hoogeschool en de tweetalige hoogeschool te Helsingfors.Het vraagstuk der vervlaamsching onzer Gentsche hoogeschool is in den laatsten tijd op den voorgrond getreden. Hevige tegenkanting ontmoette de nieuwe eisch der Vlaamschgezinden natuurlijk. Intusschen schijnen de voorstanders het nog niet volkomen eens over de meest gewenschte oplossing. Ook werd op de laatste jaarlijksche vergadering van het Willems-Fonds besloten, dat het Algemeen bestuur zich officiëel richten zal tot den Rector der hoogescholen van Helsingfors, Praag, Freiburg (in Zwitserland), Kopenhagen en Budapest, waar bijna hetzelfde talenvraagstuk zich voorgedaan heeft als ten onzent, ten einde op grondige wijze te weten te komen, hoe in al die hoogescholen de moeielijkheid werd opgelost en tevens nut te trekken uit het voorbeeld en de ervaring van het buitenland. Op voorhand had een onzer vrienden zich tot eenen collega te Helsingfors gericht, om de tweetalige toestanden der Hoogeschool in Finland nader te leeren kennen. Als voorloopig bericht deelen wij het ontvangen antwoord hierachter mede:
Helsingfors, den 25 October 1899. Hooggeachte Heer! Op uwe vragen uitvoerig te antwoorden zal me tot mijn spijt onmogelijk zijn, daar ik slechts een zeer gering gedeelte | |
[pagina 130]
| |
uit gedrukte bronnen kon ontleenen en het mij aan den noodigen tijd ontbreekt om een persoonlijk en omstandig onderzoek in te stellen. Ook moet ik er met nadruk op wijzen, dat in onzen tegenwoordigen politieken toestand de vroegere nationaliteitstwisten ons in verhouding weinig interesseeren. Thans staan wij eensgezind tegenover het van buiten dreigend gevaar en willen maar liefst aan vroegere oneenigheden niet denken. Hetgeen ik in staat ben U mede te deelen, is zoo wat 't volgende: Onze Universiteit werd gesticht in 't jaar 1640. Tot omstreeks het midden der volgende eeuw (circa 1750) werden de colleges uitsluitend in het Latijn gehouden, en dissertaties enkel in het Latijn gedrukt. Daarentegen is in de verslagen van de zittingen (Protokollen) van het ‘Consistorium Academicum’ (den Academischen Senaat) van 1640 af en tot den huidigen dag toe enkel het Zweedsch in gebruik geweest. Van 1750 af, naar het schijnt, verloor het Latijn meer en meer veld en werden de Zweedsche leergangen steeds talrijker; deze waren omstreeks 1850 wel uitsluitend overwegend. Het eerste Finsch doctoraal proefschrift verscheen in 1858. Het aantal Finsche leergangen en dissertaties is dan snel aangegroeid. Wat de doctorale dissertaties betreft, thans wordt het Finsch zeer veel op het gebied van de vaderlandsche geschiedenis en het taalonderzoek, enz., gebruikt, maar ook anders bij gelegenheid wel. Klassieke philologie wordt in het Latijn geschreven. Voor de rest komt Zweedsch of ook (en nog wel zeer dikwijls) eene andere moderne Europeesche taal, vooral het Duitsch, als taal van de dissertaties voor. De leergangen over Russische taal en letterkunde zijn wel altijd in het Russisch gegeven geworden. Over Germaansche philologie wordt bijwijlen in de Duitsche taal college gehouden. Gedurende de laatste zes jaren 1893-99 verschenen: 41 aca- | |
[pagina 131]
| |
demische verhandelingen in de Zweedsche, 15 in de Finsche, 31 in de Duitsche, 3 in de Fransche en 3 in de Latijnsche taal. Uwe vraag, of in de dagbladenpers polemieken over de taalverhoudingen aan de Universiteit voorgekomen zijn, kan ik niet afdoende beantwoorden. Het spreekt van zelf, dat de nationaliteitskwestie in 't algemeen vaak een thema voor dagbladartikels is geweest. Toch zou ik niet gelooven, dat iemand zich tegen het toelaten van het gebruik der Finsche taal aan de Universiteit heeft verzet. Daarentegen zal ik eenige nadere inlichtingen over de reglementatie op taalkundig gebied mededeelen. De Universiteitsstatuten van het jaar 1852 bepalen, dat in de leergangen hetzij de Latijnsche taal, hetzij ‘eene der nieuwere talen, die door de meerderheid der toehoorders wordt verstaan’ moet worden gebruikt. Later werd uitdrukkelijk verklaard, dat onder deze talen ook de Finsche mede begrepen was. - Er heerscht dus volkomen vrijheid met betrekking tot de doceertaal. Voor zoover ik weet, heeft er zich dan ook nooit eene ernstige moeilijkheid voorgedaan. Weliswaar werd door een aanzienlijk getal studenten in 1894 gepetitionneerd, dat een grooter getal Finsche leergangen gewenscht ware; ook is het aantal dier leergangen steeds geklommen. Maar men heeft er nooit aan gedacht, dwangbepalingen op dit gebied in te voeren, en dit des te minder, daar de studenten in de scholen een zóó grondig onderricht in de tweede landstaal genieten, dat zij zonder moeilijkheid colleges in de twee talen moeten verstaan. Thans wordt ook van de leeraars een zeer streng examen voor hunne vertrouwdheid met de Finsche taal verlangd. Volgens de verordening van 10 Januari 1894 komt het aan het Consistorium toe de bepalingen van dat examen in casu te bepalen. Gewoonlijk bestaat het uit eene proefles gevolgd van eene bespreking. Een voorstel van verscheidene hoogleeraars (van 1894), dat | |
[pagina 132]
| |
ook de kennis der Zweedsche taal bij toekomstige docenten officiëel door examen zou bewezen worden, werd tot nader order ter zijde gelegd, daar men tot het besluit kwam, dat tot nog toe geen geval was voorgekomen, waarin een hoogleeraar onvoldoende kennis van het Zweedsch had aan den dag gelegd, en dat men immers later nog altijd de gelegenheid zou hebben, de zaak - in geval zulks noodig werd - te onderzoeken. Wat de houding der politieke autoriteiten betreft, is nauwelijks iets aan te stippen, daar de Universiteit zeer uitgebreide autonomie bezit, die men tot nog toe over 't algemeen geëerbiedigd heeft. De voor- en nadeelen van die verhoudingen? De tweetaligheid is immers altijd zeer onaangenaam. Als zij nu echter eenmaal bestaat, moet men zich op de eene of andere wijze weten te redden. Dit gaat het best, wanneer men elkander verstaat, en tegelijkertijd verdraagzaam tegenover elkander staat. Gij vraagt naar het thans heerschend tweetalig stelsel. Dat is hooger reeds uitgelegd geworden. Ik vat het voornaamste nog eens samen: De scholen moeten er voor zorgen, dat een abiturientGa naar voetnoot(1) de twee talen verstaat; evenzoo is bij het studentenexamen (ongeveer als het Fransche baccalauréat of de Belgische candidatuur) het (schriftelijk) examen in de twee talen verplichtend. Sedert 1894 is door strenge examens voor de kennis der Finsche taal van de zijde der hoogleeraars gezorgd, en eventueel is het vooruitzicht geopend, dat eens soortgelijke maatregelen ook voor de Zweedsche taal kunnen genomen worden. - Dat eenige oudere hoogleeraars aan deze nieuwe eischen niet ten volle kunnen beantwoorden, dat toch laat zich van zelf | |
[pagina 133]
| |
verstaan; van ernstige moeilijkheden en wrijving is echter nauwelijks spraak geweest. Met betrekking tot de taal voor de leergangen heerscht de grootste vrijheid. Examens worden afgenomen in het Zweedsch of het Finsch, gewoonlijk volgens minnelijke overeenkomst, bijwijlen ook wel zóó, dat in de eene taal gevraagd, in de andere geantwoord wordt. Den tegenwoordigen toestand? Eene nauwkeurige statistiek over Zweedsche en Finsche colleges te verkrijgen, gaat gepaard met groote zwarigheden. De theologische leergangen zijn overwegend Finsch (evenals de studenten in de theologie); daarentegen mag in de Medecijnen het Zweedsch wel verreweg het overwicht hebben. In de Faculteit der Rechten en der Wijsbegeerten komen de twee talen voor. Naar mijne persoonlijke bekendheid met de hoogleeraars te oordeelen moeten er, in de philosophische faculteit (vereenigde Faculté des Seiences en Faculté des Lettres) zoowat 30 leeraars geregeld het Zweedsch, ongeveer 15 geregeld het Finsch, ongeveer 10 de eene of de andere taal beurtelings gebruiken. In welke mate de Zweedsche en de Finsche leergangen bijgewoond worden, valt moeilijk vast te stellen. Intusschen waag ik het te beweren, dat hierbij enkel acht geslagen wordt op het behandelde, geenszins op de taal. Evenzoo bestaat geene nauwkeurige statistiek betreffende de moedertaal der studenten. Een lang niet onaanzienlijk getal hunner mag als tweetalig worden aangemerkt. Bij de verkiezingen van het Studentengild hebben de Finsche studenten gewoonlijk eene (niet zeer groote) meerderheid. In de jaren 1893-99 was het getal studenten, die uit Zweedsche scholen kwamen tegen degene uit de Finsche, in de volgende verhouding: uit Finsche scholen kwamen er 1152 studenten, uit Zweedsche 1139. Met de meeste hoogachting. Z. |
|