Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 5
(1900)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
***
Den 17 Maart werd te Oostende begraven de hr. A. De Breyne, die sedert 13 jaren voorzitter was van de Oostendsche afdeeling van het Willems-Fonds. De hr. J. Vercoullie was afgevaardigde van het Algemeen Bestuur in plaats van den Voorzitter, den hr. G.D. Minnaert, die verhinderd was de reis naar Oostende te ondernemen. Hij sprak bij het graf de volgende lijkrede uit: ‘In mijne hoedanigheid van Secretaris van het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds, heb ik den droeven plicht moeten op me nemen, om den heer Amatus De Breyne een laatste vaarwel toe te roepen. ‘Het Oostendsche Willems-Fonds wordt door het noodlot niet gespaard. ‘Pas twee en een halve maand geleden, riep me dezelfde plicht te Gentbrugge, hij het graf van den jongen secretaris van het Oostendsche Willems-Fonds, den werkzamen, den overtuigden, den geleerden Julius Frederichs. En nu bevinden we ons hier rondom het graf van den in den strijd vergrijsden Voorzitter. ‘De heer Amatus De Breyne behoorde tot dit, helaas! te klein getal mannen onder de gegoede burgerij, die begrijpen dat het uitgeven van boeken, het inrichten van volksbibliotheken, het houden van volksvoordrachten in de moedertaal, zooals het Willems-Fonds doet, het beste middel is om het volk op te leiden en de vrijzinnige gedachten te verspreiden. ‘Ook toen er in 1880 sprake was om te Oostende een afdeeling van het Willems-Fonds te stichten onder het voorzitterschap van den onvermoeiden Aug. Van Neste-Vitse, die overal in de bres staat waar iets goeds te verrichten is, liet Am. De Breyne zich niet zoeken om het ambt van ondervoorzitter waar te nemen, dat hij tot in 1887 vervulde, om naderhand op zijn beurt den last van het voorzitterschap te aanvaarden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat beschouwde hij als een eerepost, dien hij niet mocht verlaten, maar waar hij zonder onderbreking gedurende dertien jaren op wacht stond, tot dat hem nu de dood kwam aflossen. ‘Onder zijne leiding behield de Oostendsche Afdeeling, met klimmingen en dalingen door de omstandigheden teweeggebracht, een ledental aanzienlijker dan andere meer bevolkte steden. ‘Onder zijne leiding zette de Oostendsche Afdeeling elken winter de reeksen harer aangename concerten en leerrijke voordrachten voort. ‘Onder zijne leiding richtte de Oostendsche Afdeeling een rijke Volksbibliotheek in, die jaarlijks duizenden boekdeelen onder het volk ter lezing geeft, en stichtte nog een tweede bibliotheek te Breedene. ‘Hij bezat de kunst zich in dit werk te doen helpen door degelijke mannen, die ijverden niet alleen uit liefde voor de zaak, maar ook uit genegenheid tot hem. ‘Nu hebben we hem begraven in dien ouden Oostendschen grond, die hem zoo dierbaar was, aan den voet dezer duinen, van waar de zee met haar eeuwig lied, nu eens kalm en treurig, dan eens wild en opbruisend, hem in den doodslap zal wiegen. ‘En wanneer binnen eenige weken, ten gevolge van een rechtvaardiger wet, de talrijke vrijzinnige kiezers van de Vlaamsche kust, gevormd door het Vlaamsche boek en het Vlaamsche woord, wederom, na jarenlange onderbreking, liberale afgevaardigden naar de Kamer zullen zenden, dan zal hij in zijn graf den triomfzang van die zee hooren, en zijn hart zal nog eens opspringen in zijne borst, omdat het dan zal blijken dat hij niet vruchteloos gearbeid heeft voor de vrijzinnige gedachten en voor de volksontvoogding door de moedertaal.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
INHOUD.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|