| |
| |
| |
Uit Noord-Nederland.
Het is eigenaardig om op te merken hoe des zomers 't sociale leven als 't ware bijna stil staat, en 't verschil van des menschen arbeidskracht des zomers en des winters is opvallend; vooral in de wereld der intellectueel hoogstaanden is dit zeer in 't oog loopend. Hoe hooger de verstandsontwikkeling des te meer vrijheid 's zomers, des te scherper inspanning van de hersenen 's winters. En - alsof 't bekleeden van een hooggeplaatste betrekking met groot verstand altijd unaniem was - ook onder hen, die hooge ambten vervullen, is 's zomers de arbeidstijd dikwijls zeer gering in vergelijking met 's winters.
***
De werkstaking der dokwerkers te Rotterdam heeft ons een tijd lang bezig gehouden als om ons te bewijzen dat de woelingen in 't sociale leven toch nooit geheel rusten en altijd zich voortbewegen als de golven van een eeuwigdeinende zee. 't Was er woelig, in de Maasstad; en aanvoer van infanterie is noodig geweest om de stakers in toom te houden. De geweldadige hand is echter niet noodig geweest. 't Was reeds voldoende dat 't militaire element zich vertoonde. Reeds gaan weer eenige stakers aan 't werk, overtuigd als ze zijn, dat vrouwen en kinderen aan 't kortste lijntje trekken, al staken de mannen dan ook soms om zeer billijke redenen; en al wijst de thermometer in de laatste dagen soms ook boven 80°, 't is toch beter in 't zweet des aanschijns zijn middagmaal te verdienen, dan te liggen luieren en met een leege maag naar bed te moeten gaan.
| |
| |
***
Wie tijd heeft en geld in overvloed, wie kan doen en laten wat hij wil zonder 't daarom materiëel minder goed te hebben in de wereld, wie zijn eenzame studeercel van 's winters eens wil verwisselen met een vroolijk, druk leven des zomers, hij richte zijn oog op Scheveningen, dat tegenwoordig met recht zijn wijd-beroemden naam mag laten gelden.
Zoo hij een sprekend bewijs wil voor den vooruitgang van de laatste kwart-eeuw op artistiek en industriëel gebied, hij ga naar Scheveningen, zoo hij ten minste deze badplaats een vijf en twintig jaar vroeger heeft gekend.
Toen was het een klein primitief visschersdorp, waar op een duin het zoogenaamde badhuis stond, een hotel van bescheiden afmeting met twee rondgebouwde zijvleugels, waaraan een op pilaren steunende warande. Aan de zeezijde bevond zich een terras, waarop een muziektent. Dit terras was nergens afgesloten en de Scheveningsche joejen (een bijnaam voor de visscherslui) hadden er even vrij toegang, als de gelukkige bezitters van equipages, die gewoonlijk stalden bij een koetsier, die - zijn voordeel goed inziende - zijne tabernakels aldaar had opgeslagen.
En hoe rechtvaardig ook uit een sociaal oogpunt, dat arm en rijk er gelijke rechten had, toch leerde men van dezen algemeenen toegang de minder aangename zijde kennen. Daar de Scheveningers geen geld hadden om zich verteringen te veroorloven en dien tengevolge geen zitplaatsen konden innemen, vergenoegden zij zich met tusschen de tafeltjes en stoelenrijen door te wandelen in kalme waardigheid, heen en weer zeilend met hun rokkenvracht bij iederen stap, met den zoom hunner veelvuldige kleederen de doordringende vischlucht, waarvan ieder gewaad doortrokken was, toewuivend aan badgasten en badhuisbezoekers.
En om zich het gemis van eene versnapering te vergoeden,
| |
| |
ontzagen zij zich niet om hier en daar overgebleven - soms nog ongebruikte - klontjes suiker weg te nemen van de schoteltjes. Aan deze minder aangename gewoonte kwam voor goed een eind, toen het nieuwe Kurhaus werd gebouwd en entrée geheven.
Het scheen, dat de nieuwe onderneming in haar pogen om het primitieve visschersdorp tot een wereldbadplaats te herscheppen niet zou mogen slagen.
Nauwelijks was het nieuwe gebouw verrezen ten koste van een groot kapitaal, het nieuwe Kurhaus - badhuis werd nu een veel te burgerlijk naampje gevonden - met een op ruime schaal aangelegd avondfeest ingewijd - of den 1en September van dien zelfden zomer was 't een reusachtige ruine: 't gebouw brandde totaal uit; alleen de buitenmuren bleven staan als een doorzichtig geraamte.
Doch het bleek dat de ondernemers menschen waren, die zich niet door tegenspoed lieten afschrikken en nog meer geld beschikbaar hadden. Vóór de opening van het nieuwe badseizoen was 't Kurhaus als een phenix uit zijn eigen asch opgestaan en werd ten tweeden male onder feestgedruisch ingewijd.
Van toen af begon de victorie. Sedert heeft, dank zij vele ondernemende geesten, de badplaats steeds meer omvang gekregen; hôtel na hôtel, pension na pension, villa na villa, café na café, winkel na winkel heeft men er gebouwd en na de verandering, welke zij het laatste halfjaar heeft ondergaan, mag Scheveningen heeten een der eerste, zoo niet de eerste Europeesche zeebadplaats. Ik weet niet, hoe Oostende nu is, maar indien zij 't wint van Scheveningen, moet dunkt mij de pracht en de luxe, die daar heerscht, alle beschrijving te bovengaan.
Het Kurhaus, althans het uitwendige gedeelte is gebleven, als bij zijn eerste stichting, en schoon de groote vierkante koepel, die zich boven de muziekzaal verheft, wat laag is en door zijn massale grootte daardoor wat gedrongen staat, geeft het geheel zoowel van land- als zeezijde een grootsch aanzien.
| |
| |
In tegenstelling met vele buitenlandsche zeebad plaatsen, waar men aan de zeeboulevard café naast café telt, staan aan den zeekant van Scheveningen drie enorme hôtels: het oranje hôtel, het reeds vermelde Kurhaus en het Hôtel garni, die elkaar in weelde van inrichting niets toegeven. De cafés en restaurants zijn hier meer aan de landzijde gelegen, in de rondte gebouwd langs een groot plein waar alle trams aankomen van uit den Haag, en dat als een kruispunt is van aankomende en vertrekkende voertuigen.
Toch geeft dit plein niet den dorren indruk van doode, in de zoo blakende straatsteenen. Het groote, midden in gelegen grasveld, waarop een mozaiek perk van reusachtigen omvang, geeft 't een aanzien van vroolijkheid en frischheid, ondanks de hitte, die hier soms neervalt, want er staat geen enkele boom; 's avonds, als de verschillend gekleurde lichten der cafés als schitterende oogen stralen in de duisternis, krijgt men den indruk alsof hier iederen avond illuminatie is.
Aan twee zijden heeft 't plein een winkelgalerij en een breede rijweg voert daartusschen door tot den zeeboulevard, waardoor men opeens, als het ware door een trechter ziende, het uitzicht krijgt op de Noordzee, waarvan het geruisch reeds hoorbaar is, zoodra men zich achter het Kurhaus bevindt.
In de kalme avondstilte, als het menschengewoel althans buiten wat is verstomd, wordt dit zeegezang sterker, want 't gemurmel van menschenstemmen, dat 't Kurhaus-terras vervult, en 't gesleep en gefroufrou van zijden kleeren laat zich natuurlijk gemakkelijk overstemmen door het gewoel van het element.
Onder het Kurhaus-terras bevindt zich een winkelgalerij, waartusschen eenige cafés; vóór die galerij is een enorme breede rijweg, waar dwars overheen vanaf het Kurhaus de viaduct naar de Pier voert, die, ofschoon nog niet voltooid, toch reeds een heel eind de zee in loopt. Vóór het einde van het seizoen moet deze Pier voltooid en voor 't publiek geopend zijn; een café zal op het eind gebouwd worden.
| |
| |
Onnoodig te zeggen, dat de winkels een ongekende luxe ten toon spreiden; van zelf sprekend ook, dat de prijzen daaraan evenredig zijn. Geen wonder dus, dat de bewoners nog al eens verwisselen, wijl velen het er - om de weinige koopers - niet kunnen volhouden. De meeste echter zijn bezitters van groote, winstgevende zaken in de stad en zij beschouwen hunne filialen in deze galerijen meer als reclame.
Alleen de cafés schijnen goed te kunnen standhouden; zij vinden altijd gestadige bezoekers, vooral 's avonds na tien uur als het concert in de kursaal is afgeloopen en het is dikwijls eerst middernacht eer Scheveningen zijn nachtrust ingaat.
Dan ligt het eenvoudige dorpje broederlijk met de weelderige badplaats naast elkaar in nachtelijk duister; alleen de silhouetten van kerktorens en de koepeldaken der hooge gebouwen zijn even zichtbaar nu en dan in 't alles beschermende, wentelende licht van den vuurtoren, die als een eenzaam wakende gedaante de wacht houdt op 't duin en de slapende menschen bestraalt met haar zon van vurig rood en oranje licht.
Het strand is hier beroemd, dat wil zeggen, nergens is het strand zóó breed en zóó gelijk als hier, nergens zooveel gelegenheid voor de kinderen om te graven en te plassen, nergens zooveel plaats voor de groote menschen om in badstoelen gedoken te zitten mijmeren, zonder te zijn genoodzaakt elkaar te hinderen door te groote onderlinge nabijheid. Er is, geloof ik, geen strand, dat zich kan vergelijken met dat van lage landen aan de zee, 't welk zich onafgebroken uitstrekt langs geheel Zuid-Holland in bijna gelijke breedte.
't Visschersdorp en de badplaats zijn als 't ware twee afzonderlijke dingen; wèl loopen zij in elkaar, want uit een zeer primitieve dorpstraat komende, staat men plotseling op den breeden royalen Gevers-Deynootweg, aan de ééne zijde begrensd door villa's en hôtels, aan de andere zijde door 't koninklijk paviljoen.
| |
| |
Toch staat er tusschen dorp en badplaats een onzichtbare scheidsmuur, want het is hoogst eigenaardig, dat het eigenlijke dorp zijn primitief aanzien heeft behouden, dat ondanks de beschaving en de verfijnde weelde van de badplaats, 't visschersvolk niet verbastert, niets van die weelde tot zich laat doordringen en hoogstens heeft toegestaan, dat de visschersdochters gingen dienen in de huizen der rijke vreemdelingen. Hun kleederdracht, hun oude visschersgebruiken, de inrichting hunner woningen, alles ademt nog de oude, onvervalschte visschersgeest, waaraan zelfs onze eind-eeuwsche weelde niets heeft kunnen bederven.
Wat in Scheveningen aan kunst treft, is de architectuur, die niet geheel bizar-modern is, maar toch vertoont het streven van dezen tijd naar persoonlijke originaliteit, en veel toepast den bouwtrant van gebogen lijnen, siersteenen en gekleurde glazen, welke 't oog zoo prettig aandoet, en die toch geen overlading geeft.
Op 't begin van de Pier staan aan weerszijden twee torens, gebouwd in would-be mahomedaanschen moskeeëntrant, de aardige koepelvormen gekroond door vergulde bollen, waarop lustig de kleurige vlaggen wapperen. 's Avonds worden die torens electrisch verlicht; het overige gedeelte van het Kurhaus heeft nog het oude gas-gloeilicht behouden, maar in gele tint, zoodat de honderden goud-schitterende gloeilichtjes trachten te wedijveren met het stergetwinkel aan den hemel. Drie groote electrische bollen staan midden op de pier-viaduct en werpen een aardig schijnsel op de bizonder fraai gesmede ijzeren pilaren waarop zij rusten en op een kunstig kantwerken gegoten ijzeren hek, dat aan beide zijden de viaduct begrenst.
Halverwege het duin staan de meer dan 100 tentjes in rijen geschaard, aan het strand de klepwinkeltjes, die, over dag hunne waren buiten uitstallend, 's avonds daar staan als even zoovele houten kastjes, want de kleppen die luifel en toonbank vormen zijn tevens de deuren van het miniatuurhuisje.
| |
| |
Waar menschen zijn en waar weelde heerscht, is ook ijdelheid en zij is in Scheveningen ruimschoots vertegenwoordigd, niet alleen in de rijke toiletten en in de behaagzucht der vrouwen, of 't geflirt der mannen, maar ook in de wuftheid, die zich uit in de manieren en het gedoe van al die wandelende, zittende, pratende en drinkende menschen, die zich mooi optuigen voor elkaar, die elkander vermaken met luchtige, vluchtige gesprekjes, die lachen om levensernst, die spotten met gevoel, die de liefde alleen kennen als een mooi, kostbaar speelgoed, die huiselijkheid en arbeidzaamheid zeer twijfelachtige deugden vinden en 't leven beschouwen als gegeven om 't zoo vroolijk mogelijk te besteden.
Voor zulke menschen zijn plaatsen als Scheveningen een Dorado; er zijn vermaken te over, maar zij zijn ook de ondergang voor de betere menschelijke gevoelens, die toch van tijd tot tijd over ieder mensch komen, hoe wuft hij zijn moge.
Scheveningen met al zijn weelde en beschaving is een heerlijk verblijf voor buitenmenschen, die weinig van het grootestadsleven afweten, die zich graag voor een tijdje willen bewegen in 't roezige leven tusschen veel menschen, gewend als zij zijn aan kalme buiten-stilte.
Maar wie rust zoekt voor vermoeiden geest, wie wil komen tot verpoozing, tot ontspanning van geest en lichaam, hij vluchte weg van deze plaats met al haar genot en zoeke 't eenzaam duin.
Den Haag, Juli 1900.
Egb. C.v.d. Mandele.
|
|