Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 7
(1902)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 16]
| |
![]() Domien Sleeckx
| |
[pagina 17]
| |
Domien Sleeckx.Den 13en October 11. ontsliep, in den gezegenden ouderdom van 83 jaar, de heer Domien Sleeckx, de Nestor der Vlaamsche letterkundigen, oud-leeraar in de Nederlandsche Taal- en Letterkunde aan de Staatsnormaalschool, te Lier, Eere-Hoofdinspecteur van het Lager Onderwijs, Oud-Gemeenteraadslid te Schaarbeek, Lid der Koninklijke Academie van België, Lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, Ridder der Leopoldsorde, vereerd met het Burgerlijk Kruis van eerste klasse. Sleeckx aanschouwde het levenslicht te Antwerpen, den 2 Februari 1818, en overleed te Luik, alwaar hij, sedert het afsterven zijner geliefde echtgenoote, inwoonde bij zijne dochter Mina, regentes aan de Normaalschool. Sleeckx studeerde aan het Koninklijk Athenaeum zijner geboortestad, en werd leeraar aan de lagere Hoofdschool aldaar. Na zich eenige jaren in de Vlaamsche journalistiek verdienstelijk te hebben gemaakt, werd hij door het Staatsbestuur, den 25 October 1861, tot leeraar in de Nederlandsche Taal aan 's Rijksnormaalschool te Lier benoemd, eene betrekking, waaraan hij in 1879 vaarwel zeide, om als Hoofdinspecteur van het Lager Onderwijs voor het ressort Leuven op te treden. In 1876 volgde hij Frans Decort op als hoofdredacteur van De Toekomst. Sedert Mei 1885, was hij op pensioen gesteld. *** Zijn proza-arbeid: verhalen, novellen, romans, tooneelen blijspelen, drama's en letterkundige studiën, is veel- | |
[pagina 18]
| |
omvattend, en wordt, door elken Nederlandschen lezer, naar waarde geschat. Zijn jongste werk, Vesalius in Spanje, verscheen in 1895. Het is een historische roman, waarin de zeven-en-zeventigjarige auteur zich nog in volle kracht heeft getoond, en die de onverdeelde belangstelling van het ernstig lezend publiek heeft gewekt. Minder bekend is het, dat Sleeckx ook op het altaar der muzen offers bracht. In De Noordstar plaatste hij, benevens eenige oorspronkelijke gedichten, eene vertaling van den twaalfden zang der Odyssea. De lezing van Sleeckx' werken moet aan ons jongste schrijversgeslacht warm aanbevolen worden, zegt zeer te recht een zijner oud-leerlingen. Het zal er uit leeren, dat er voor elk begrip een woord, voor iedere gedachte eene uitdrukking in onze schoone Nederlandsche taal bestaat, en het dus volstrekt niet noodig is, half Fransch, half Nederlandsch te schrijven. Het valt niet in ons plan, Sleeckx van dichter bij te beschouwen als roman- en tooneelschrijver, noch als auteur van didactische werken. Wij laten hier de titels volgen van zijne gewrochten, en zullen laatstelijk zien, wie hij was als leeraar te Lier, en welken invloed hij heeft uitgeoefend op de talrijke leerlingen, die hem hunne letterkundige opleiding hebben te danken. | |
Romans en novellen.Volksverhalen, Brussel, 1848; In alle Standen, Brussel, 1851; Kronijken der Straten van Antwerpen, Brussel, 1852; Ontmoetingen, Gent, 1855; Paul, Gent, 1857; In 't Schipperskwartier, Amsterdam, 1861; Op 't Eksterlaar, Gent, 1863; Dirk Meyer, Gent, 1864; | |
[pagina 19]
| |
In de Vacantie, Gent, 1864; Tybaerts en Cie, Gent, 1867; De Plannen van Peerjan, Antwerpen, 1867; Neef en Nicht, Antwerpen, 1869; De Scheepstimmerlieden, Antwerpen, 1869; Kunst en Liefde, Gent, 1870; Het Erfdeel, Gent, 1872; Hildegonde, Antwerpen, 1872; De Straten van Antwerpen, Antwerpen, 1875; Vesalius in Spanje, Gent, 1895. | |
Dramatische werken.Hoon en Wraak; Meester Spinnael; Van Dyck te Saventhem en Karlina, Antwerpen, 1841; De Keizer en de Schoenlapper, blijspel in 1 bedrijf, Brussel, 1848; Smeke-Smee, duivelarij met zang in 3 bedrijven, Antwerpen, 1851; De Kraankinders, drama in 3 bedrijven, Brussel, 1852; Jan Steen uit vrijen, liedjesspel in 2 bedrijven, Brussel, 1852; Neel, de Loods, liedjesspel in 1 bedrijf, Antwerpen, 1854; Berthilda, drama met zang in 3 bedrijven, Antwerpen, 1855; De Kleêren van mijn vrouw, blijspel met zang in 1 bedrijf, Gent, 1857; Geld of Naam, blijspel met zang in 1 bedrijf, Gent, 1858; De Suikeroom, tooneelspel in 3 bedrijven, Gent, 1858; Meester en Knecht, drama in 3 bedrijven, Gent, 1858; Het Spook, blijspel in 1 bedrijf, Gent, 1861; De Alleenloopers, blijspel in 1 bedrijf, Gent, 1861; Zoo de Ouden zongen, zoo piepen de Jongen, blijspel in 1 bedrijf, Antwerpen, 1861; Matroos, Soldaat en Sjouwerman, blijspel in 1 bedrijf, Antwerpen, 1861; Geert en Geertje, blijspel in 1 bedrijf, Antwerpen, 1861; Gretry, tooneelspel in 4 bedrijven, Gent, 1862; De Genaamde P..., blijspel in 1 bedrijf, Antwerpen 1862; Guldentop, blijspel in 1 bedrijf, 1862; Voor eene wedding, blijspel in 1 bedrijf, Antwerpen, 1863; De Visschers van Blankenberge, tooneelspel in 1 bedrijf, Antwerpen, 1863; Zannekin, drama in 4 bedrijven en voorspel, Antwerpen, 1865; Basilio en Quiteria, tooneelspel in 1 bedrijf, Antwerpen, 1865; De Vrouw met den Baard, | |
[pagina 20]
| |
kluchtspel in 1 bedrijf, Antwerpen, 1866; In 1814, tooneelspel in 4 bedrijven, Antwerpen, 1866; Oude en Nieuwe Adel, tooneelspel in 3 bedrijven, Antwerpen, 1866; De Scheepstimmerlieden, drama in 1 bedrijf, Antwerpen, 1870; De Wraak van den Jood, Antwerpen, 1870. | |
Didactische werken.Beschrijving der Provincie Antwerpen, Antwerpen, 1852; Beschrijving der Provincie Oost-Vlaanderen, Gent, 1858; Beschrijving der Provincie Brabant, Gent, 1861; Stijl en Letterkunde, Luik 1867; Nederlandsche Spraakleer, Namen, 1887; Gronden der Nederlandsche Spraakleer, Namen, 1888; Oefeningen op de Gronden der Nederlandsche Spraakleer, Namen 1889; Anneessens, Gent, 1886; Karel VI en Maria-Theresia, Gent, 1888; De Patriottentijd, Gent, 1889; Jozef II en zijne regeering, Gent, 1888; De Jacobijnen in België, Gent, 1889; Literatuur en Kunst, 2 deelen, eerste deel: Te zijn of niet te zijn, Jacques Gazotte en Le diable amoureux; Eduard III en de Gravin van Salisbury; Bret Harte; Shakespeare en Charles Lamb; Alexander Dumas als Zedenmeester; Over het Realismus in de Letterkunde; Over eenige dwaalbegrippen in de Nederlandsche Letterkunde; De Rechtzinnigheid in de Kunst; Onderwijs der Kunstgeschiedenis; Een weinig Esthetiek; tweede deel: Robert Hamerling en zijn ‘Danton und Robespierre’; Wilhelm von Kaulbach; Caliban van Ernest Renan; Jacob Cats en zijn invloed op Zuid-Nederland; Luiz de Camoëns; De Gedachte in de Kunst; De Geschiedenis onzer letterkunde aan het volk verhaald; Oude Vlaamsche tapijten; De Nederlandsche roman, Bekker en Deken, enz.; Een eenvoudig hart, van Gustave Flaubert; Hans Sachs en zijne gedichten; Chamfort; Een Chinees over het Chineesch Tooneel; Cervantes als Tooneeldichter; Guillen de Castro en Las Mocedades del Cid; Het Triptiek van Lier; Oude Monumenten van Luik; | |
[pagina 21]
| |
Calderon; Theodoor Van Rijswijck; De Rederijkers; Over den toestand der Vlaamsche Beweging; Over het Nederlandsch Tooneel; Over de Plichten der Werklieden jegens hun Huisgezin; Tooneelen en Tooneelzalen; Inleiding van het Historisch Album der Stad Antwerpen: verzameling van zichten en gedenkteekens van vroegere tijden, naar de natuur geteekend, en op koper gesneden, door J. Linnig. *** In 1861, ging Jan Van Beers, die sedert 1849 den leerstoel te Lier bekleedde, over naar Antwerpen, in de hoedanigheid van leeraar in de Nederlandsche taal- en letterkunde aan het Koninklijk Athenaeum aldaar. In de Normaalschool te Lier werd de groote dichter vervangen door den heer D. Sleeckx, den knappen taalkundige en keurigen prozaïst. Evenals de zanger van Jacob Van Maerlant wist de schrijver van Hildegonde, gedurende zijne achttienjarige betrekking als leeraar te Lier, zijne leerlingen liefde in te boezemen voor Vlaanderens taal en ze tot de studie der letterkunde aan te zetten. ‘Ik denk,’ zegt Segers, ‘dat hij aan ongeveer zeven honderd onderwijzers onze taal heeft geleerd. Dezen verschillen zeker, in het opzicht van bekwaamheid; doch, kan men er een enkelen aanwijzen, die niet van ganscher harte vlaamschgezind is? Men geloove niet, dat Sleeckx ons gedurig voordrachten over de Vlaamsche Beweging hield. Enkele malen, vooral wanneer wij op het punt waren hem te verlaten, wanneer wij de wijde wereld ingingen, sprak hij daarover. O, hoe levendig herinner ik mij die aanspraak nog! Op zijne eenvoudige, doch echt roerende wijze, maande onze leeraar ons aan, nooit de lessen te vergeten, die hij ons met zooveel liefde had gegeven; hij herinnerde ons, hoe groot Vlaanderen in vroegere eeuwen was geweest, en drukte de overtuiging uit, dat wij, onderwijzers, met den besten uitslag zouden werken, om het tot | |
[pagina 22]
| |
zijnen ouden luister herop te voeren.’ - Sleeckx bezat in ruime mate de genegenheid, de hoogschatting zijner leerlingen; zij noemden hem Vader Sleeckx. ‘Geen jongeling verliet de Normaalschool met een diploma,’ schrijft Frans Van Cuyck, ‘of hij kende en beminde zijne moedertaal, was diep overtuigd van hare schoonheid en haren rijkdom, en vast besloten om, in de maat zijner krachten, mede te werken tot hare zegepraal op onwetendheid en vijandschap.’ Dat Sleeckx, als leeraar en als schrijver, op zijne leerlingen, ten bate van Vlaanderens taal, een heilzamen invloed heeft uitgeoefend, zulks getuigen eene gansche schaar dichters en prozaïsten, die hunne literarische opleiding te Lier, onder de hoede van Vader Sleeckx hebben genoten, en door hunne letterkundige producten hunnen leeraar tot eere verstrekken. Onder zijne leiding, studeerden in de Normaalschool te Lier Jan Adriaensen, Frans Van Cuyck, G. Segers, A. Sauwen, Th. Sevens, Is. Teirlinck, J.M. Brants, A. De Cock, Victor Bouts, Am. Van der Biest, Victor Ceulemans, H. Bellens, Ossenblock, L. Smits, A. Vermeiren, Am. De Sadeleer, en anderen, die zich op het gebied der Nederlandsche Letteren hebben verdienstelijk gemaakt. Ook later, wanneer de zware poort der Normaalschool reeds lang achter ons was toegegaan, wanneer wij hoopvol de schoone zending van onderwijzer hadden aangevangen, moedig tegen de onwetendheid in het vuur waren getreden, en wij, tijdens de wapenschorsing, als uitspanning onze krachten inspanden, om op literarisch gebied iets voort te brengen, dan nog moesten wij de aanmoediging van Vader Sleeckx niet ontberen. Nooit zullen wij vergeten, hoe overgelukkig wij waren, toen wij van zijne hand eenige vriendelijke regelen mochten ontvangen nopens onze eerstelingen, die hier en daar in tijdschriften heel | |
[pagina 23]
| |
schuchter in het licht kwamen. Verleden jaar nog, mochten wij ons in zijne zeer gewaardeerde belangstelling verheugen. Toen wij hem namelijk op de hoogte stelden van onzen letterkundigen arbeidGa naar voetnoot(1), schreef hij ons: ‘Gij verricht een schoon werk, en ik twijfel niet, of het zal bij de onderwijzers, en vooral de oud-normalisten van Lier den grootsten bijval vinden.’ Zoo heeft hij gewis nog anderen aangespoord en gelukkig gemaakt. Velen, die de fraaie letteren beoefenen, wijden hem een gemoedelijk woord. Segers en Van Cuyck herdenken hem dankbaar in hunne schriften, en Th. Sevens draagt hem zijne eerste gedichten op. Wij eindigen met de dichtregelen, die wij schreven, bij het vernemen van zijnen dood. De landman strooit, bij milden dauw en zonnegloed,
Het goede zaad, met volle grepen in de voren.
De hemel stooft en drenkt den grond, en 't koren,
Een zee van goud, belooft een rijken overvloed.
Zoo stortte Hij, door zijne leer, verstand en moed
In hoofd en hart; zoo lieten zijne lessen sporen
In onze ziele na, die nimmer gaan verloren,
Omdat ze, door zijn voorbeeld, krachtig zijn gevoed.
Hij ging ons voor, het oog naar 't hooge doel gericht;
Gezegend leeft Hij voort, in alle Vlaamsche harten;
Gezegend blijft ons Vader Sleeckx, in vreugd en smarten;
Gezegend voor het goede, dat Hij heeft gesticht.
Antwerpen, October 1901.
Jacob Stinissen. |
|