| |
| |
| |
Taalgebruik bij Verkiesbare Vergaderingen in Meertalige Staten en Gewesten.
Op de Algemeene Vergadering van het Willems-Fonds den 30 October 1898 werd de volgende vraag behandeld:
Welke maatregelen kunnen genomen worden om aan de Vlaamsche gemeente- en provincieraadsleden de uitoefening van hun mandaat in zijn gansche volheid te waarborgen?
De heer Paul Fredericq (Gent) zeide dat de Gentsche Afdeeling het initiatief had genomen om deze vraag te doen bespreken naar aanleiding van een feit, dat zich gedurende den laatsten zittijd van den Provincialen Raad van Oost-Vlaanderen had voorgedaan. Een der liberale leden bleek niet genoeg met het Fransch vertrouwd om de besprekingen in die taal te volgen en vroeg daarom, bij de bespreking van de invoering van het minimum van dagloon, dat men desnoods de Fransche redevoeringen voor hem zou vertalen. Daarop, volgens de bladen, antwoordde de Franschgezinde voorzitter van den Raad dat men, door zich te laten kiezen, zich bekwaam acht om ook besprekingen in 't Fransch te volgen.
In den Gemeenteraad te Kortrijk heeft zich een dergelijk geval voorgedaan en thans zetelt eveneens in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een Franschonkundig lid.
Aan den toestand waarin die mandatarissen zich bevinden, moet een oplossing komen. 't Behoort niet aan den Voorzitter om de leden van zijnen Raad te beleedigen met te zeggen dat zij onbekwaam zijn. 't Zijn de kiezers, die moeten oordeelen of hunne gekozenen bekwaam zijn of niet (Toejuichingen).
Spreker weidde uit over het stelsel, dat in Zwitserland wordt gevolgd en hoopte, dat de Vlaamschgezinde gemeente- en provincieraadsleden in hunnen Raad een voorstel tot invoering van een dergelijke regeling zouden neerleggen (Toejuichingen).
De heer L. Willems (Gent) gaf nog eenige inlichtingen over Zwitserland en stelde voor om een commissie van rechtsgeleer- | |
| |
den te benoemen, die het taalgebruik in de verschillende raden van Zwitserland zou onderzoeken.
Na nog eenige woorden van de heeren G.D. Minnaert, voorzitter, Am. Cassiers (Gent) en Paul Fredericq (Gent) nam de vergadering het voorstel van den heer L. Willems aan en besloot daarbij dat het verslag der commissie in het Tijdschrift zou opgenomen worden.
In zijn zitting van 23 November 1898 onderzocht het Algemeen Bestuur de middelen om die besluiten uit te voeren en benoemde de volgende. Commissie: de hh. Mrs. A. Bevernaege, K. De Poorter, A. Fredericq, O. Périer, A. Prayon-van Zuylen, K. Weyler en L. Willems en de hh. Voorzitter en Secretaris van het Algemeen Bestuur.
De Commissie vergaderde den 9 April 1899 en was van oordeel dat een vragenlijst moest opgemaakt worden en gezonden naar de volgende 16 plaatsen:
1. | Zwitserland en de tweetalige Staten: A. Graubonden, B. Freiburg, C. Bern, D. Wallis. |
2. | Oostenrijk: Parlement te Weenen, Dieet te Praag, Dieet te Krakau.
Koninkrijk Hongarije: Parlement te Buda-Pest, waar Kroaten vertegenwoordigd worden. |
3. | Finland: Dieet te Helsingfors, waar Finsch en Zweedsch gesproken worden. |
4. | Kaapland: te Kaapstad, waar Hollandsch en Engelsch gesproken worden. |
5. | Eiland Mauritius, waar Fransch en Engelsch worden gebruikt. |
6. | Canada: Parlement te Ottawa, waar Fransch en Engelsch gesproken worden. |
7. | Normandische eilanden, Agram, Croatië, Wales (gemeenteraden), Oranje-Vrijstaat. |
Er verliep echter nog eenige tijd eer deze vragenlijst opgesteld was. Eerst den 4 September 1899 kon ze aan de commissieleden medegedeeld worden.
Nadat ze met hunne op- en aanmerkingen in het Secretariaat teruggekeerd was, werd ze definitief vastgesteld; in 't Nederlandsch, Fransch, Duitsch en Engelsch gedrukt
| |
| |
en vergezeld van een brief in dezelfde vier talen eindelijk den 27 April 1900 verzonden.
***
Ziehier den Nederlandschen tekst van beide stukken:
| |
Hooggeachte Heer,
Het is U niet onbekend dat het Koninkrijk België, ons vaderland, een tweetalig land is, half-Fransch en half-Vlaamsch of Nederlandsch.
Tot hiertoe echter was de taal der beraadslagingen in het Belgisch Parlement, in de meeste provincieraden en ook in verschillende Vlaamsche gemeenteraden uitsluitend het Fransch.
Maar een uitgebreider stemrecht heeft nu naar die vergaderingen afgevaardigden gezonden, die alleen het Vlaamsch machtig zijn en dus geen werkzaam deel aan de beraadslaging kunnen nemen.
Wij hebben het nuttig geoordeeld, na te gaan hoe toestanden van denzelfden aard die zich te Uwent hebben kunnen voordoen, opgelost geweest zijn.
Daarom hopen wij dat het U gelieve de hier bijgevoegde vragenlijst te beantwoorden en aldus onzen innigsten dank te verwerven.
Wij teekenen met verschuldigde achting
G.D. Minnaert, Schoolopziener, Voorzitter,
J. Vercoullie, Hoogleeraar, Secretaris van het Willems-Fonds.
1. | Zijn er wetsbepalingen in uw land, die het gebruik der talen regelen:
A. | in het parlement? |
B. | in den provincieraad? |
C. | in den gemeenteraad van steden waar twee bevolkingen wonen? |
|
2. | In de praktijk, wordt er meer dan ééne taal gesproken:
A. | in het parlement? |
B. | in den provincieraad? |
C. | in den gemeenteraad? |
|
| |
| |
3. | Zijn er wetsbepalingen die aan een lid:
A. | van het parlement, |
B. | van den provincieraad, |
C. | van den gemeenteraad, |
toelaten de vertaling te vragen van hetgeen een ander lid heeft gezeid? Met andere woorden, mag een lid de taal van de andere leden niet verstaan? |
4. | In de praktijk, wordt er gebruik gemaakt van dit recht om vertalingen te vragen? Of kunnen de leden, die verschillende bevolkingen vertegenwoordigen, elkander goed verstaan, zonder dat iemand als tolk optreedt? |
Alleen vijf plaatsen lieten niets van zich vernemen. Van overal elders werd ons verzoek op de welwillendste wijze beantwoord. Wij drukken deze antwoorden in Nederlandsche vertaling hier volledig af, omdat het belangrijke documenten en leerrijke bewijsstukken zijn.
| |
I. Zwitserland.
Die Schweizerische Bundeskanzlei.
Bern den 2 Mei 1900.
Aan het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds te Gent.
Hooggeachte Heeren,
De heer Voorzitter van den Volksraad heeft ons de door U gezonden vragenlijst van 27 April 11. overgemaakt om er onmiddellijk op te antwoorden, en wij hebben de eer U hierbij dit antwoord te laten geworden.
In het algemeen is er te onderscheiden tusschen de schikkingen van den Bond en van de afzonderlijke Kantons, die tot den Bond behooren.
In de grondwet (Art. 116) zijn de drie hoofdtalen van het land, de Duitsche, de Fransche en de Italiaansche als nationale talen van den Bond verklaard.
Daarmee gaat samen dat tengevolge van deze wettelijke
| |
| |
bepaling de gezamenlijke wetten en, voor zoover zij van algemeen belang zijn, ook de reglementen en besluiten op kosten van het Eedverbond in de drie nationale talen gedrukt en afgekondigd worden; dat verder in de bondsbesturen (wetgevende, uitvoerende, besturende en rechterlijke machten) d.i. in de bondsvergadering (bestaande uit den Volksraad en den Staatsraad), den bondsraad en het bondsgerecht in alle drie talen gestemd wordt en dat men zich tot deze besturen in de drie talen wenden mag.
Onder de 25 kantons en halfkantons zijn er sommige, in welke de verreweg overwegende meerderheid der inwoners eene der drie nationale talen spreekt en de andere elementen alleen een klein deel van de gezamenlijke bevolking vormen.
Dan wordt in den regel (zoo b.v. in Waadt en Tessino) van de andertalige minderheid geene bijzondere aanmerking genomen. Wetten en reglementen worden alleen in de taal van de groote meerderheid afgekondigd; dit geldt ook van de besprekingen in de kantonale besturen (wetgevende, besturende en rechterlijke) en van de pleidooien voor het gerecht.
De toestand is anders in de kantons, waar de andertalige elementen een belangrijk deel van de gezamenlijke bevolking uitmaken. Hier wordt grondwettelijk vastgesteld, dat het Duitsch en het Fransch de herkende lands- en volkstalen (b.v. in Bern en Wallis) zijn, waaruit natuurlijk voor die kantons volgt, wat boven als van den Bond geldend aangegeven werd.
Uit deze stellingen volgt het antwoord op de gestelde vragen ad 1 en 2.
Verder merken wij op:
ad 3) Het is wettelijk niet onaannemelijk, dat een lid van een der genoemde besturen de taal van een ander lid niet verstaat; en dus mag in de bondsvergadering b.v. zulk een lid, ten gevolge van de reglementen, de vertaling van een in eene andere taal dan zijne moedertaal gebeurende stemming verlangen. Intusschen heeft het gebruik dit recht en de correspondeerende plicht van vertaling tot de twee hoofdlandstalen, Duitsch en Fransch, beperkt. Daartoe doen in den Volksraad zoowel als in den Staatsraad Fransche vertalers dienst, die in eerste lijn de taak hebben, de uitleggingen van den voorzitter en de gedane voorstellen in het Fransch te vertalen, maar die ook op aanvraag, de redevoeringen der Duitschsprekende leden in de Fransche taal samen te vatten hebben. De vertaling uit het Fransch in
| |
| |
het Duitsch wordt door den verslaggever van den Raad bezorgd.
Hetzelfde gebeurt in de kantons waar het Duitsch en het Fransch als gelijkberechtigde lands- of volkstalen verklaard zijn. In het bestuur der overige kantons wordt daarentegen niet vertaald. Er ligt echter een correctief hierin dat:
1o Iemand die te midden van een vreemd taalgebied woont, in den regel die vreemde taal verstaat, zooals overigens ook iedere eenigszins geleerde Duitsch-Zwitser het Fransch machtig is;
2o In feite niemand in een bestuur gekozen wordt, die de daar gebruikte taal niet beheerscht.
ad 4) Van het recht om vertalingen te verlangen wordt juist om de laatst aangegeven redenen slechts zelden gebruik gemaakt. Men verstaat elkaar in den regel ook zonder dat, gelijk de Duitsch-Zwitsers der verschillendste streken zich onderling verstaan, alhoewel de afzonderlijke Zwitser-Duitsche dialecten ongemeen van elkander afwijken. Bij deze gelegenheid mag nog als curiosum bijgevoegd worden, dat in den Grooten Raad (wetgevend bestuur) van het grootste Zwitsersche kanton Bern, met overwegend Duitschsprekende bevolking, in het dialect (Bernduitsch) gesproken en evenzoo voor het gerecht gepleit wordt, alhoewel het gebruik van de Duitsche omgangstaal natuurlijk niet uitgesloten is.
Ontvangt de verzekering onzer volkomenste hoogachting.
Namens de Zwitsersche Bondskanselarij, De Kanselier van het Eedverbond (Get.) Ringier.
P.S. Hiermee is ook uw brief aan den Heer Voorzitter van den Zwitserschen Stendenraad van den 27en van de vorige maand als beantwoord te beschouwen.
(Oorspr. Duitsch)
| |
A
Das Departement des Innern und der Volkswirtschaft des Kantons Graubünden.
Chur, den 3 Mei 1900.
Aan het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds, 21 Drabstraat, Gent.
Op Uwen omzendbrief betreffende de taalverhoudingen van
| |
| |
onze kantons en het gebruik der verschillende talen in het bestuur, kunnen wij u de volgende mededeelingen doen:
In het kanton Graubonden worden 3 talen gesproken: het Duitsch, het Italiaansch en het Fransch. Het officiëel wetboek wordt in het Duitsch en in het Italiaansch uitgegeven. Gewichtige bondgenootschappelijke wetten en besluiten zijn, met hulp van den bond, in de 3 talen verschenen.
De officiëele afkondigingen in het Staatsblad van het kanton geschieden alleen in de Duitsche en in de Italiaansche taal, daar de Romaansche overheden meest ook het Duitsch kennen.
In de Staten is het gebruik der 3 landstalen toegelaten. Wie een stemming in eene andere taal niet verstaat, mag de herhaling van de stemming voor de hoofdpunten, in zijne moedertaal verlangen.
Hopende u daarmee de gewenschte inlichtingen gegeven te hebben, teekenen wij met volkomen hoogachting
Departement van Binnenlandsche Zaken, (Get.) Cafinah.
(Oorspr. Duitsch)
Hierbij de vragenlijst terug met antwoord ja op vragen 2 en 3, en antwoord neen op vraag 4.
| |
B
Chancellerie d' État du canton de Fribourg.
Freiburg, den 2 Juni 1900.
Aan het Algemeen Bestuur van het W.-F. te Gent (België), Drabstraat 21.
Mijne Heeren,
In Uw brief van 27 April l.l. hebt Gij aan onzen Grooten Raad eene vragenlijst gezonden, betreffende het taalgebruik in den schoot der openbare macht van ons kanton.
Wij hebben de eer U hierbij, als antwoord, een verslag te doen geworden, dat wij daarover aan onzen kantonalen archivaris gevraagd hebben.
In de hoop dat de inlichtingen van dit verslag U zullen voldoen, bieden wij U, Mijne Heeren, de verzekering aan onzer hooge achting.
(Oorspr. Fransch)
De Kanselier, (Get.) N. Nuoffer.
| |
| |
| |
Aan de kanselarij van den Staat Freiburg.
Freiburg, den 17 Mei 1900.
Mijnheer de Kanselier,
Gij hebt mij tot ontwerp van antwoord eene vragenlijst gezonden van het Willems-Fonds uit Gent in België betrekkelijk de wettelijke bepalingen die, in ons kanton, het taalgebruik bij de openbare besprekingen in den schoot der wetgevende, uitvoerende en gemeentelijke vergaderingen, regelen.
Eer ik U een ontwerp van antwoord voorleg, vind ik het noodig de gegevens der jongste statistieken te herinneren.
Volgens de laatste bondgenootschappelijke volkstelling, telde het kanton Freiburg op 1sten December 1888 eene bevolking van 119,155 inwoners, waarvan 81.335 Fransch, 37,434 Duitsch en 386 andere talen spraken. Zoodus zijn het Fransch en het Duitsch de twee voornaamste talen van ons kanton.
Deze bevolking was in 7 districten en 281 gemeenten verdeeld. Op deze 7 districten, spreken die van Broye, van Glâne, van Gruyère, van Sarine, van Veveyse in groote meerderheid Fransch; het district van Singine spreekt bijna uitsluitend Duitsch en dat van le Lac bestaat uit 43 gemeenten waarvan 31 Duitsch en 12 in meerderheid Fransch zijn.
Om het Parlement te vormen, dat bij ons uit eene enkele Kamer, den Grooten Raad van het kanton Freiburg, bestaat, zenden deze zeven districten 97 afgevaardigden die ik, volgens hunne moedertaal, mag verdeelen als volgt:
|
Fransche afgev. |
Duitsche afgev. |
Totaal |
La Sarine |
23 |
0 |
23 |
La Singine |
3 |
12 |
15 |
La Gruyère |
17 |
1 |
18 |
Le Lac. |
6 |
6 |
12 |
La Glâne |
11 |
0 |
11 |
La Broye |
12 |
0 |
12 |
La Veveyse |
6 |
0 |
6 |
|
__ |
__ |
__ |
|
78 |
19 |
97 |
Gaan wij nu over tot de vragen:
I. A. - Terwijl de oude grondwetten van 1831 en van 1848 als grondstelling aannamen dat de Fransche taal de taal van den Staat was, maar dat desniettegenstaande de wetten, verordeningen en besluiten in de Fransche en Duitsche talen
| |
| |
moesten bekend gemaakt worden, bepaalt zich de huidige grondwet van 7en Mei 1857 bij het voorschrift in art. 21 dat de wetten, verordeningen en besluiten in beide talen moeten afgekondigd worden, en dat de Fransche tekst oorspronkelijke tekst verklaard wordt.
Art. 32 van deze zelfde grondwet zegt dat alle werkelijke Freiburgsche burger van boven de 25 jaar verkiesbaar is tot de ambten der wetgevende, uitvoerende en rechterlijke orden. Er is dus geen spraak van voorwaarde betrekkelijk de taal.
Eindelijk art. 39 van het reglement van den Grooten Raad gelast, op aanvraag van een der leden van deze wetgevende vergadering, dat een der twee secretarissen van deze vergadering uit het Fransch in het Duitsch, of uit het Duitsch in het Fransch zal vertalen de in beraadslaging of in stemming gestelde vragen, alsook de meening die in de bespreking geopperd is.
Het gevolg dezer drie bepalingen is dat de Fransche taal de voornaamste is, maar dat niets zich daartegen verzet dat een Duitsch afgevaardigde in zijn moedertaal spreekt, en dat hij de vertaling in het Duitsch mag eischen van de vragen in stemming en, onmiddellijk na hare uiting, van de zienswijze van een Fransch afgevaardigde, evenals een Fransch afgevaardigde eischen mag dat men hem in zijne taal de besluiten van een Duitsch redenaar vertale.
B. - Bij ons bestaan er geene kantonale of provincieraden. Maar wij bezitten een Staatsraad die het ambt van uitvoerende en besturende macht voor gansch het kanton vervult.
Alhoewel de wet van 8 Mei 1848 over de inrichting van deze overheid, niets zegt over de taal van de zittingen van dit korps, zal men gemakkelijk begrijpen dat zij het Fransch als de taal van deze overheid beschouwt, des te meer daar de burgers die door hunne talenten geroepen zijn magistraten te worden bijna allen de twee talen, Fransch en Duitsch, machtig zijn.
C. - De gemeentewet van 19n Mei 1894 houdt zich niet bezig met de taal der gemeentevergaderingen, der algemeene raden in eenige volkrijke gemeenten, noch der gemeente- en bestuursraden in de gemeenten. Maar het is klaarblijkelijk dat zij verlangt dat, luidens art. 21 van de grondwet, ieder burger die het recht bezit om er te zetelen, te beraadslagen en te stemmen, ook het recht zal hebben in zijne moedertaal te spreken en zich desnoods de te stemmen voorstellen te doen vertalen wanneer zij in het Fransch opgemaakt zijn.
| |
| |
II. A. - Ieder afgevaardigde gebruikt zijne moedertaal. Dus maakt men gebruik van de twee talen.
B. - In de zittingen spreken alle Staatsraadsheeren Fransch.
C. - Ieder lid van de gemeentevergaderingen, van de Algemeene Staten en van de gemeenteraden mag in zijne moedertaal spreken.
Dus is het gebruik der beide talen toegelaten.
III. A. - Wij hebben reeds gezegd dat, volgens art. 39 van het reglement van den Grooten Raad, op aanvraag van een lid van deze vergadering, de secretaris de vragen in beraadslaging of in stemming, alsook de zooeven geuite meening uit de eene taal in de andere vertaalt. Anders gezeid, een lid heeft het recht de taal van de anderen niet te verstaan.
B. - In den Staatsraad wordt alleen de Fransche taal gebruikt.
C. - De gemeentewet zegt daarover niets.
IV. Gewoonlijk begrijpt men malkander zonder de hulp van vertalers. Maar in buitengewone gevallen neemt men zijn toevlucht tot vertalers, gekozen in het bureau of in den schoot der vergadering.
Ontvang, Mijnheer de kanselier, de uitdrukking mijner hoogachting.
(Oorspr. Fransch)
De Staatsarchivaris, (Get.) Jos. Schneuwly.
| |
C
Die Staatskanzlei des Kantons Bern.
Aan het Secretariaat van het Willems-Fonds, 21 Drabstraat, Gent.
Hooggeachte Heeren,
De ondergeteekende Staatskanselarij van het kanton Bern heeft de eer in antwoord op Uw omzendbrief van 27 April 1900 met de er bijgevoegde vragenlijst, wat het kanton Bern betreft, vooreerst er op te wijzen dat het kanton Bern geene omschrijvings- of provincieraden kent, daar het bestuur in de omschrijvingen door afzonderlijke ambtenaren (regeeringsstadhouders) waargenomen wordt, en dat voor de gemeenten, wat de talen betreft, geene wettelijke maatregelen bestaan. Daarom kunnen
| |
| |
wij de gestelde vragen alleen voor zooveel beantwoorden, als zij ‘het Parlement’, den Grooten Raad van het kanton Bern, betreffen.
Wat de officiëele besluiten betreft (vragen 1 en 3) verwijzen wij naar de in beide talen hier bijgevoegde:
1. | Grondwet van het kanton Bern van 4 Juni 1893, Art. 17; |
2. | Reglement voor den Grooten Raad van het kanton Bern van 7 Maart 1894, Art. 24; |
3. | Reglement van de Staatskanselarij van 24 September 1892, § 30-35 (Is niet vertaald geweest). |
Ongetwijfeld wordt in den Grooten Raad zoowel Duitsch (d.i. gewoonlijk Bernsch dialect) als Fransch gesproken. Men veronderstelt daarbij dat de redenaars steeds ook door de leden die tot een ander taalgebied behooren, verstaan worden. De vraag, dat ook redevoeringen zouden vertaald worden, wordt om zoo te zeggen nooit gesteld. Voorstellen, alsook de wijzen van stemmen, worden natuurlijk altijd vertaald.
Met hoogachting, Namens de Staatskanselarij van het kanton Bern, De secretaris van State (Get.) Kistler.
Bern, den 3 Mei 1900.
(Oorspr. Duitsch)
| |
D
Zwitserland, Wallis, Bagnes, den 30 April 1900.
Mijne Heeren,
Ik zend U hierbij de vragenlijst terug, die Gij mij verzocht hebt in te vullen, wat ons kanton Wallis betreft. Ik hoop dat zij U dienstig mag zijn.
Aanvaardt de uitdrukking mijner hoogachting.
De Voorzitter van den Grooten Raad van Wallis, (Get.) Sig. Froillet.
Ad vraag I: Ja, de Duitsche taal en de Fransche taal zijn de talen van den Staat. Daarom is er in den Grooten Raad van
| |
| |
Wallis een Fransche en een Duitsche secretaris en de verslagen worden in de twee talen opgemaakt.
Ad vraag II: twee talen (worden gesproken) in den Grooten Raad en in de Gemeenteraden.
Ad vraag III: de secretarissen geven een bondige vertaling van de redevoeringen.
Ad vraag IV: men maakt in het kanton Wallis van het recht van vertaling gebruik. De Staat deelt zijne verslagen aan den Grooten Raad in de twee talen, Fransch en Duitsch, mede. Wallis is half Fransch, half Duitsch.
(Oorspr. Fransch)
| |
II. Oostenrijk.
A
Abgeordnetenhaus des Österr. Reichsrathes. K.K. Kanzlei-Direction.
Weledelgeboren,
In het bezit van Uw geachten brief van 27 April l.l., heb ik de eer, de daarin gestelde vragen, wat de taalverhoudingen in de beide Kamers van den Rijksraad betreft, te beantwoorden als volgt:
Ad 1. Noch in eene wet, noch in een reglement der beide Kamers zijn er voorschriften over de taal der handelingen vervat.
Ad 2. In de Kamer der afgevaardigden komt het dikwijls voor, dat redevoeringen in eene andere taal dan de Duitsche gehouden worden; bijzonderlijk zijn Tsjechische en Kroatische redevoeringen niet zeldzaam. In het gestenografieerde verslag worden alleen Duitsche redevoeringen opgenomen. Sedert eenigen tijd worden ook interpellaties tot de Regeering in andere talen dan de Duitsche gericht en volledig in het gestenografieerd verslag afgedrukt. Overigens is de verhandelingstaal van de Kamer der afgevaardigden, sedert het bestaan van den Rijksraad, dus sedert 1861, het Duitsch. Regeerings-ontwerpen, voorstellen van afgevaardigden enz. worden alleen in de Duitsche taal ingebracht en gedrukt.
De verhandelingstaal van de Heerenkamer is insgelijks de Duitsche, en daar is tot hier toe noch eene niet Duitsche redevoering gehouden noch eene niet Duitsche interpellatie ingebracht geweest.
| |
| |
Ad 3. Er zijn geen voorschriften, noch in de wet, noch in het reglement, waardoor aan een lid van eene der beide Kamers uitdrukkelijk veroorloofd wordt, vertalingen van de door de andere leden gehouden redevoeringen te verlangen. Daarbij wordt geenszins verondersteld, dat ieder lid de talen van al de anderen verstaat, dat alzoo b.v. eene in Kroatische taal gehouden redevoering in de Kamer der afgevaardigden door de gezamenlijke leden van de Kamer der afgevaardigden zou verstaan worden. Daar in den Rijksraad negen volken van verschillende talen vertegenwoordigd zijn, ware dat ook eene moeilijk te vervullen voorwaarde.
Ad 4. Wordt opgelost met de vorige vraag. Het is ook feitelijk niet het gebruik, welke vertalingen ook te verlangen of op te maken.
In het algemeen zij opgemerkt, dat de verhandelingstaal der beide Kamers de Duitsche is, dat verklaringen en vragenstellingen der voorzitters uitsluitend ih de Duitsche taal geschieden, evenzoo dat de quaesties alleen in deze taal ter stemming gebracht worden.
Ook wordt het officiëel verslag in het Duitsch opgesteld. Ministers en andere vertegenwoordigers der Regeering spreken uitsluitend Duitsch, en beantwoorden dus b.v. ook alleen in de Duitsche taal de in andere talen geformuleerde interpellaties.
Wat de taalverhoudingen in de Landdagen, omschrijvings- en gemeentevertegenwoordigingen betreft, ben ik niet in staat, daarover officiëele inlichtingen mede te deelen.
Ontvang, Hooggeachte Heer, de verzekering mijner voortreffelijkste hoogachting, waarmede ik teeken
Uw dienstwillige
De Kanselarij-bestuurder van het Huis der Afgevaardigden
(Get.) Bauer Bargehr.
Weenen, den 3 Mei 1900.
(Oorspr. Duitsch)
| |
B
Präsidium des Landesausschusses des Königreiches Böhmen.
Als voorzitter van den Landdag en van de Landscommissie
| |
| |
van het koninkrijk Bohemen, heb ik de eer Uwe vragenlijst van 27 April 1900 betreffend het taalgebruik als volgt te beantwoorden:
Ad 1. In het koninkrijk Bohemen bestaan er wetten voor het taalgebruik; alleenlijk
ad A. in den Landdag, daar volgens § 14 van het reglement van den Landdag ‘aan ieder der beide landstalen (het Boheemsch en het Duitsch) in de Landdagsverhandelingen het haar toekomende gelijke recht te waarborgen is.’
Om dit grondbeginsel na te komen, is naar § 23 van het reglement van orde het zoogenaamd officiëel verslag, dat nevens het uitvoerig gestenografieerd verslag, slechts de wezenlijke punten van de Landdagsverhandelingen zoo kort mogelijk bevat, in beide landstalen op te maken en in iedere taal als oorspronkelijk te beschouwen en te behandelen.
De Landdagscommissies stellen hunne voorstellen in beide landstalen op, en hebben naar § 34 van het reglement last om te zorgen dat beide teksten van hunne voorstellen overeenstemmen.
Luidens § 65 van het reglement moet de vragenstelling voor de stemming in beide landstalen plaats hebben; als authentieke tekst van het voorstel geldt de tekst van de formule van het voorstel.
De landswetten worden in het Staatsblad in beide landstalen afgekondigd, en ieder der beide teksten is naar de wet van 15den Februari 1867, Staatsblad nr 13, even authentiek.
Voor twijfelachtige gevallen moet de uitlegging van de landswetten en van de verordeningen der overheden door vergelijking van beide teksten naar de letter en den zin geschieden.
Ad B. Voor de Landscommissie, die uit acht uit den Landdag gekozen leden bestaat, en onder het voorzitterschap van den opperlandmaarschalk als opperste bestendig orgaan van het autonome Landsbestuur handelt, werd het gebruik der beide landstalen door het besluit van de Landscommissie van 23 October 1881 geregeld, dat met de bijliggende omzendbrieven van 23 September 1883 nr 84 onlangs in herinnering gebracht geworden is, en de nauwkeurige inachtneming van de gelijke rechten der beide landstalen bij de Landscommissie en bij al hare onmiddellijk onderhoorige landsambten en landsinrichtingen tot doel heeft. Daarentegen bestaan voor de omschrijvingsvertegenwoordigingen en hunne commissies, alsook
Ad C. voor de gemeentevertegenwoordigingen en commissies
| |
| |
geen regels voor het taalgebruik. Het in het bijliggende Landdagsbericht nr CX opgenomen wetsontwerp betreffende het gebruik der beide landstalen bij de autonome overheden van het koninkrijk Bohemen, dat in het jaar 1899 door den Landdag besloten geworden is, bekwam de keizerlijke bekrachtiging niet.
Ad 2. Wat het feitelijk gebruik der landstalen betreft, zoo bedienen zich
ad A. de leden van den Landdag inderdaad van de eene of van de andere landstaal.
Tweetalig wordt, in verband met de boven onder 1. ad A vermelde bepaling van het reglement, alles behandeld, wat tot de inlichting der gezamenlijke leden dienen moet.
Daarbij geschieden alle mededeelingen van den voorzitter in beide talen; de voorstellen der leden worden, wanneer zij voldoende ondersteund zijn, vertaald en in beide talen gedrukt; alle gedrukte berichten van de Landscommissie alsook van de Landdagscommissies worden in beide landstalen uitgegeven; voor iedere stemming wordt de vraag, waarover moet gestemd worden, evenals de volgorde en de wijze van de stemming, in beide talen bekend gemaakt; in de gestenografieerde verslagen worden de redevoeringen zooals zij gehouden worden, opgenomen; het officieel verslag wordt in beide talen gesteld.
De bijliggende drukwerken bevatten de teksten van een voorstel, van een landscommissiebericht, van een commissiebericht, van een stenografisch en een officiëel verslag.
Ad B. Bij de zittingen van de Landscommissie richt zich het taalgebruik naar de onder 1, ad B vermelde wetten; alleen in deze overigens slechts bij uitzondering voorkomende gevallen, waarin een bijzitter maar eene taal machtig is, hebben bij de mondelinge voordrachten afwijkingen van deze regels plaats, terwijl bij de schriftelijke uitvoering, zelfs in deze zeldzame gevallen, naar het voorschrift gehandeld wordt.
Verdere voorzeker maar zeldzame uitzonderingen op de voormelde wetten vinden ook dan plaats, wanneer het gebruik van eene bepaalde taal reeds door den aard van het geval (b.v. briefwisselingen met een ander land, enz.) aangeduid schijnt.
De omschrijvingsvertegenwoordigingen zijn in den regel eentalig; in gemengde omschrijvingen worden feitelijk beide landstalen gebruikt; hetzelfde geldt
ad C. van de gemeenten.
Ad 3. Het recht om vertalingen te verlangen bestaat alleen
| |
| |
in de palen der onder 1, ad A aangehaalde bepalingen van het reglement van den Landdag, en heeft geen betrekking op de redevoeringen van de leden van den Landdag.
Er bestaat ook geen regel, naar welken eene vertaling van de in de Landscommissie of in de omschrijvings- en gemeentevertegenwoordigingen gehouden redevoeringen of andere mededeelingen mag verlangd worden.
Ad. 4. De afgevaardigden der beide volken, indien zij ook niet in 't algemeen beide talen beheerschen, verstaan toch grootendeels de in de andere landstaal gehouden redevoeringen. De toepassingen van de gelijke rechten der twee landstalen zooals boven aangegeven onder 2. ad A, en zooals beantwoordende aan de bepalingen van het reglement van den Landdag, geven bij de algemeene vergaderingen van den Landdag bijna nooit aanleiding tot verdere aanspraken op vertalingen, welke, in geval zij door afzonderlijke afgevaardigden gevraagd zouden worden, door den voorzitter van den Landdag niet zouden toegelaten worden. - Nochtans valt het menigmaal voor, dat bij beraadslagingen van de landdagscommissies en bij zittingen van verschillende aan de landscommissie toegevoegde raadgevingsorganen, evenals bij onderzoeken, de voorzitter, naar behoefte, korte aanduidingen over den inhoud der gehouden redevoeringen geeft en neergelegde voorstellen vertaalt.
Praag, den 20 Juni 1900.
De Opperlandmaarschalk
(Get.) Gorre (?)
(Oorspr. Duitsch)
| |
C
Predsjednictvo Sabora Kraljevinah Hrvatske, Slavonije i Dalmacije.
Hooggeëerde Heer,
Daar het koninkrijk Kroatien en Slavonien een eentalig land is, bezit het ook geene wettelijke bepalingen voor de regeling der verhoudingen die uit eene veeltaligheid plegen te volgen. Daarom veroorloofde ik mij de tweede der aan ons gerichte vragen met neen te beantwoorden, waarop de eerste, derde en vierde vraag wegvallen.
| |
| |
Ik veroorloof mij hierbij op te merken, dat de vertegenwoordigingen der in den Rijksraad vertegenwoordigde koninkrijken en landen (Oostenrijk), bijzonderlijk de landdagen van Tyrol, Krain, Karinthië, Stiermarken en Bohemen, betrekkelijk de gestelde vragen zeer rijk materiaal leveren kunnen, en dat het koninkrijk Hongarije, dat veeltalig is, eene tamelijk goed passende nationaliteitswet bezit.
Terwijl dus binnen de koninkrijken Kroatien en Slavonien geen taalverschil voorkomt, bestaat er daarover voor de Kroatische afgevaardigden bij den Hongaarschen Rijksraad natuurlijk eene bepaling, daar § 59 van de G. Art. I van het jaar 1868 vaststelt: Met het oog op het feit, dat de koninkrijken Kroatien en Slavonien eene politieke natie zijn, die hun eigen grondgebied en, voor hunne inwendige aangelegenheden, hunne eigene wetgeving en hunne zelfregeering bezitten, wordt verder voorgeschreven, dat zich de vertegenwoordigers dezer koninkrijken zoowel in den gemeenschappelijken Rijksdag alsook in de delegaties, van de Kroatische taal bedienen mogen.
Agram, den 13 Juni 1900.
Hoogachtend: De Voorzitter van den Kroatisch-Slavonisch-Dalmatinischen Landdag, (Get.) Vaso Ein..... (?)
(Oorsp. Duitsch)
| |
IV. - Kaapkolonie.
Mr Speaker's Chambers, House of Assembly.
Kaapstad, 27en Juni 1900.
Mijnheer,
Ik heb de eer U de ontvangst te melden van Uw omzendbrief van 27en April 1900.
| |
Vraag I.
In de Grondwet, door den toenmaligen wetgevenden Raad in 1853 onder het gezag van Hare Majesteit de Koningin in Rade aangenomen, luidt afdeeling 89 als Volgt:
‘En het zij vastgesteld dat de debatten en besprekingen wederzijds in den Wetgevenden Raad en in de Kamer van
| |
| |
Vergaderingen in het Engelsch zullen gevoerd worden, en dat al de dagbladen, boeken, officiëele stukken en maatregelen van genoemden Raad en Kamer in dezelfde taal zullen opgemaakt en uitgegeven worden.’
In 1882 nam de Wetgeving van de Kolonie eene kleine wet aan: ‘The Constitution Ordinance Amendment Act, 1882’, die vaststelde:
I. In zooverre afdeeling 89 van voormelde Grondwet tegenstrijdig of onvereenigbaar is met de voorschriften van deze wet, zal ze zijn en is zij bij deze ingetrokken.
II. Sedert en na de aanneming van deze wet zullen alle debatten en besprekingen in den Wetgevenden Raad en in de Kamer van Vergaderingen 't zij in het Engelsch 't zij in het Nederlandsch, maar in geene andere taal mogen gevoerd worden.
Ik geloof niet dat er eenige wettelijke regeling bestaat voor het gebruik der talen in de provinciale (omschrijvings-) raden of gemeenteraden.
| |
Vraag II.
Het Engelsch en het Nederlandsch worden beide gebruikt:
A. | In het Parlement. |
B. | In de Omschrijvingsraden. |
C. | In de Gemeenteraden. |
Aanmerking. - In zekere omschrijvingsraden en in zekere dorpsregelingscommissies waar de belangen van de inboorlingen behandeld worden, wordt het Kaffersch gebruikt.
| |
Vraag III.
Er zijn geene wettelijke regelingen die toelaten dat een lid eene vertaling zou eischen van hetgeen een ander gezeid heeft in:
A. | Het Parlement. |
B. | De Omschrijvingsraden. |
C. | De Gemeenteraden. |
In 't Parlement mag de voorzitter van den Raad of de voorzitter van de Kamer op het verzoek van een lid, een punt van werkzaamheid in 't Nederlandsch uitleggen; maar dit gebeurt zelden, en een vertaling van redevoeringen wordt niet toegelaten. Ook mag een lid geen twee talen in een redevoering bezigen. Wanneer hij met eene begint, moet hij voortgaan en eindigen in dezelfde taal. In zijn volgende redevoering mag hij de andere taal bezigen.
| |
| |
| |
Vraag IV.
Er bestaat geen recht om vertalingen te eischen in eenige van onze Kamers, omschrijvings- of gemeenteraden. Vele leden verstaan beide talen genoeg.
Er zijn meer Nederlandsche leden die Engelsch verstaan, dan Engelsche leden die Nederlandsch verstaan. Een lid dat een bijzonder beroep wil doen op de Nederlandschsprekende leden, zal deze taal in zijn toespraak gebruiken.
Alle parlementaire drukwerken (reglementen, stemmingen, werkzaamheden, wetsontwerpen, verslagen enz., enz.) worden in het Engelsch opgemaakt, en een zeker gedeelte, de jaarlijksche begrooting inbegrepen, in het Nederlandsch.
Ik ben
Uw dienstwillige
(Get.) W. Bisset Bersy, Voorzitter van de Kamer van Vergadering van de Kaap de Goede Hoop.
(Oorspr. Engelsch)
| |
V. Mauritius.
Colonial Secretary's Office.
Mauritius, 22en Juni 1900.
Mijnheer,
Ik ben door den gouverneur, Sir Charles Bruce, K.C.M.G., gelast U de ontvangst te berichten van Uw brief van 27en April l.l., die inlichtingen vraagt over de talen in Mauritius voor de debatten in de openbare vergaderingen gebezigd, en U mede te deelen dat er in Mauritius noch provinciale noch kantonale raden zijn.
In den Staatsraad en in den gemeenteraad (stadsraad) worden zoowel de Engelsche als de Fransche taal gebruikt, maar dit is te wijten aan een sedert lang gevestigd gebruik, en er zijn geene wettelijke schikkingen dienaangaande.
Ik heb de eer te zijn, Mijnheer,
Uw zeer gehoorzame dienaar, (Get.) Douglas-Honne.
Coloniale Hulpsecretaris.
(Oorspr. Engelsch)
| |
| |
| |
VII. Jersey.
Jersey zendt de vragenlijst terug met de volgende antwoorden:
op vraag I: Sedert onheuglijke tijden is het Fransch de officiëele taal op Jersey in de Staten (wetgevende vergadering) van het eiland, en in de parochiale en grondwettelijke vergaderingen. Een besluit der Staten heeft onlangs het gebruik der Engelsche taal vrij verklaard in hunne beraadslagingen.
op vraag II: Ja, de overeenkomstige vergaderingen zijn min of meer tweetalig.
op vraag III: Neen, er bestaan geene.
op vraag IV: De tusschenkomst van vertalers ware in feite overbodig.
(Get.) Dumbly Venables Vernon
Baljuw van Jersey.
(Oorspr. Fransch)
***
Uit deze stukken blijkt dus, dat in al deze veeltalige Staten en gewesten, hetzij in het geschreven recht, hetzij in het gewoonterecht, waarborgen bestaan voor het taalrecht der gekozenen, ook bij naties die min of meer in den toestand van verwonnelingen verkeeren.
De formaliteiten die deze waarborgen omringen, bewijzen ons dat de uitoefening van dit taalrecht beschouwd wordt als een hoofdvereischte van het volle burgerschap.
Nu het bewezen is dat deze uitoefening tot de practische mogelijkheden behoort, hangt het van ons, Vlamingen, af om die ook voor ons te verkrijgen.
|
|