Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 7
(1902)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 177]
| |
Boekbeoordeelingen.Uit de Geschiedenis der Nederlandsche Taal door J. Verdam. 2de, geheel omgewerkte uitgave van De Geschiedenis der Ndl. Taal (Dordrecht, J.P. Revers, 1902).Twaalf jaar na de eerste, verschijnt de tweede uitgave van Verdam's belangrijk boek. Zooals men uit den titel kan opmaken, is het niet alleen heel omgewerkt, maar het wordt ons ook als iets anders voorgesteld. Immers het was niet de Geschiedenis der Ndl. taal, vermits het wel de externe geschiedenis der taal gaf, maar van de interne alleen de geschiedenis van den woordvoorraad behandelde, ofschoon dan ook op een volkomen volledige wijze tot in de minste bijzonderheden uitgewerkt. In plaats van 18 hoofdstukken in 3 afdeelingen verdeeld, hebben we nu 19 hoofdstukken die elkander geleidelijk, zonder andere groepeering opvolgen. De voornaamste wijzigingen zijn de volgende: Hoofdst. II: het Ndl. als Idg. taal en Hoofdst. III: het Ndl. als Germ. taal zijn vervangen door twee verhandelingen: a) De Indogerm. taalfamilie en de Germ. taalstam, b) De Germ. grondtaal en hare vertakkingen, opgesteld door Prof. B. Symons, van Groningen, en loopende over 37 in plaats van 22 blz. Ook de voorstelling van de Mnl. omgangstaal en van de taal der Boeren zijn gewijzigd. Daarbij wil ik aanmerken dat ook sommige beschouwingen over het Vlaamsch en de Vlaamsche Beweging anders en vollediger hadden kunnen zijn. Maar het is hier de plaats niet om op bijzonderheden in te gaan. Ik moet er eerder op wijzen, dat het reeds zoo degelijke boek, nu met bijna 1/3 aangegroeid (306 blz. in plaats van 224), allerwegen is verbeterd en uitgebreid, | |
[pagina 178]
| |
zoodat het moet gelezen en herlezen worden door al wie belang stelt in zijn taal en haar lotgevallen.
J. Vercoullie. | |
Kinderspel en Kinderlust in Zuid-Nederland door A. De Cock en Is. Teirlinck, met schema's en teekeningen door H. Teirlinck. Ie deel: Inleiding - Loopspelen - Springspelen (Gent, A. Siffer, 1902, 380 blz. 8o, 4 fr.).Dit lijvige boek is de eerste brok - het negende gedeelte! - van een bekroond antwoord op een prijsvraag van de Koninklijke Vlaamsche Academie over ‘de oude en hedendaagsche kinderspelen in Vlaamsch-België.’ De uitgebreide inleiding (61 blz.) behandelt de opvatting der vraag, het gebruik van beschaafde omgangstaal of dialect bij de beschrijvingGa naar voetnoot(1), de vergelijking met den vreemde, de stelsels van rangschikking, de oude bronnen en de bibliographie. Dan volgt de beschrijving van de eerste twee groepen van spelen, met al de varianten uit de voornaamste Vlaamsche gemeenten, al de namen en de zangen (woorden en muziek), alsook de noodige teekeningen ter opheldering. Onmiddellijk ziet men dat er ons hier een werk wordt aangeboden, waarvan in geen een land de weergade bestaat. Belangrijk ware het, het juiste aandeel van ieder der twee auteurs te kennen; maar wat er van zij, wij kennen Teirlinck reeds door verschillende uitstekende bijdragen op het gebied van de folklore, en we weten dat De Cock de veelzijdigste en geleerdste folklorist van Belgie is. We hebben dus alle waarborgen voor de betrouwbaarheid en | |
[pagina 179]
| |
de wetenschappelijke degelijkheid van hun boek. Hopen we maar dat ze tijd en moed hebben om hun Benedictijnenwerk ten einde te brengen. J. Vercoullie. | |
Gedichten van Steven L. Prenau (Antwerpen, L. Opdebeek, 1902).De hr. Prenau, in onze letterkundige kringen wel bekend, heeft een reeks gedichten, ontstaan tusschen 1889 en 1893, in een bundel verzameld. Ze zijn van ongelijke waarde en meesterwerken zijn er niet onder, maar ze bewijzen meesterschap over taal en versbouw, en getuigen van groote liefde voor taal en kunst, voor land en volk. Daarom moeten ze met waardeering ontvangen worden door al degenen die den hr. Prenau bij het voordragen van zijn gedichten hebben toegejuicht. J.V. | |
Aan Kruger en zijn Helden door Hubertino. Drukk. E. Sele, Hochstetterstraat, 2 Antwerpen.Dit is een dithyrambische lierzang, althans de schrijver noemt dit zoo. Dit gedicht bestaat uit: een inleiding (1o zang); 2o de oorlog; 3o vloekzang: aan de Britten! 4o Huldelied aan de Boeren; 5o zang: aan de wereld. Afgezien van alle letterkundige waarde, is dit een uitboezeming, welgemeend aan Kruger en zijn Helden opgedragen, die het helaas reeds hebben moeten opgeven. Als zoodanig wensch ik dit werk dat 1,25 fr. kost (met storting van 20% der bruto opbrengst ten bate der slachtoffers van den Zuid-Afrikaanschen oorlog) in handen van vele lezers die er een uurtje genot zullen mêe doorbrengen. Een enkele opmerking aan den schrijver: op bl. 21 spreekt hij van: ‘buiten 't oorlogsperk der vliegende kolommen van d'onbevrozen held, den grooten Piet de Wet.’ Bedoelt hij niet Christiaan de Wet? A.H. |
|