Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 7
(1902)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 229]
| |
Boekbeoordeelingen.De korfvormige bloemperken, door Nestor Seghers. Uit het Fransch vertaald, door Alb. Bollansée en Ach. Van Lede. - Brussel: Alfred Castaigne, uitgever, Berlaimontstraat, 28.Dit boek dient niet iedereen: 't is een vakwerk, dat zich hoofdzakelijk tot de hoveniers richt. Nochtans, de eerste de beste, die een hofje bezit en uit liefhebberij aan musiefcultuur wil doen, zal het ook met goeden uitslag raadplegen. Het leert ons hoe korfvormige bloemperken (corbeillesparterres) moeten voorbereid, aangelegd en onderhouden worden, wil men tot bevredigenden of gunstigen uitslag geraken. De schrijver treedt daarover in eenige algemeene beschouwingen, over de indeeling der musiefcultuur in drie groepen, over haren oorsprong, de plaats, den vorm en het onderhoud der bloembedden, de bereiding van den grond, de overeenkomst en tegenstelling van kleur bij bloemen en bladeren. Voor ongeveer 85 plantensoorten geeft hij eene omstandige beschrijving van hunnen oorsprong, schakeering hunner bloemen en bladeren, hoe en waar zij best gedijen, hoe zij moeten geplant, verzorgd en vermenigvuldigd worden. Tusschen den tekst vinden wij een aantal plaatjes, welke hem toelichten. Daarop volgen 170 teekeningen van bloemperken, waarvan eenige ons nog al ingewikkeld schijnen en zeker door veel hoveniers nooit zullen beproefd worden. Cijfers, op de teekeningen, verzenden naar 170 correspondeerende tabelletjes, waarop de te gebruiken plantsoorten aangewezen staan. Dit gedeelte van het werk is zeer practisch en vergoedt het saaie, waarvan de tekst, die nog al eens in herhalingen vervalt, niet vrij te pleiten is. De vertalers hebben natuurlijk, stap voor stap, den | |
[pagina 230]
| |
oorspronkelijken tekst moeten volgen. Hunne verdienste ligt hierin, dat zij het werk nauwkeurig vertaald hebben en in een zeer verzorgd Nederlandsch overgezet. In een boek dat met taal- of letterkunde niets te maken heeft en voor werklieden bestemd is, is zulks een ongewoon verschijnsel in ons land. Onze hoveniers en plantenkweekers zullen het zelven getuigen, dat zij niet altijd in zulke gekuischte taal over hun vak te lezen krijgen. En daarmêe zij hun het werk warm aanbevolen! M. Verkest. | |
Floris V, Treurspel in 5 bedrijven door Adriaan van Oordt. Amsterdam, W. Versluys, 1902.Grondige studie van onze groote klassieke dichters, aan wier hoofd Vondel staat, zal nooit vruchteloos zijn: in dezen tijd van sentimenteele haarklieverij in poëzie, en, in proza, van rag-fijne, pijnlijk-scherpe en... mateloos uitgesponnen ontleding, zal men er leeren groote gevoelsstroomingen boven morbiede ‘zielslandschappen’, architektonischmachtige, klare en schoon-berekende structie van den zinsbouw boven vormelooze uitwatering van aaneengeregen woorden, te verkiezen. Dat op een tijdperk, waar we vergaan in louter romanliteratuur, niet met mooi-romantieke of epische beelden-rij, maar met de gore en droeve alledaagschheid van wat daar in de laagste werkelijkheid om ons heen ploetert, een dichter opstaat, en na zich diep in zijn onderwerp gewerkt te hebben, naar wijze der meesters onzer 17e eeuw, een treurspel aandurft, in 5 bedrijven, naar de klassieke norma; dit is een feit, dat buiten de hoedanigheden van het stuk zelf reeds ruim verdient dat men er de aandacht en de belangstelling voor wekke. - Is het treurspel van den heer Van Oordt nu van zulke waarde, dat men er alleen lof voor over hebben zou? Neen; want is het innerlijk, zeer levend; is de scenische bouw logisch en schoon; is de uitbeelding van personen en karakters treffend; is het, in den grond een zeer goed treurspel - naar den vorm zijn de 17e-eeuwers, het den schrijver al te zeer de | |
[pagina 231]
| |
baas geweest. Dat Hollanders juist bij hem dat assimilatievermogen bewonderen zullen, en het mooi zullen vinden, wen het in woordenkeus en schikking Vondel, en meer nog Hooft, zoo nabij komt; de Vlaming, die nog geen decadent is en meer van gevoelde dan van gemaakte letterkunst houdt, zal het den heer Van Oordt euvel nemen dat hij pastische heeft gemaakt, wat hij zoo heerlijk kon maken tot echt-persoonlijk werk. - Maar al blijft dit treurspel Floris V niet louter een literair verschijnsel; het blijft heel degelijk werk van een heel begaafd dichter. | |
Michel Huisman. - La Belgique commerciale sous l'empereur Charles VI. - La Compagnie d'Ostende. - Brussel, Lamertin, 1902, 8o, 556 bl.Ziehier een boek dat op het gepast oogenblik verscheen. Sedert enkele jaren is er in Belgie zóóveel spraak van zeetochten, van handelsmarine en van koloniën, dat eene studie over de pogingen op dit terrein door onze voorouders aangewend, iedereen belangstelling moet inboezemen. Nadat de Zuid-Nederlanden, door het verdrag van Utrecht (1713), onder de Oostenrijksche overheersching gevallen waren, ontstond er in België eene wezenlijke herleving van den overzeeschen handel. In 1714 ontving een genaturaliseerde Belg van Ierschen oorsprong, Thomas Ray, oud-schepen van Oostende, een patent voor het verzenden van een schip naar het Oosten. Twee maanden later bekwamen de Gentenaars Gheselle, Maelcamp en Cie dezelfde gunst. Een jaar daarna kwamen hunne schepen in de haven van Oostende terug en hunne den meestbiedenden verkochte lading verwierf hun eene zuivere winst van honderd per honderd. Onnoodig te zeggen dat deze glanzende uitslag de gemoederen ten beste stemde voor het inrichten eener maatschappij voor den handel met Indië en China, Ondanks de tegenkantingen van den gehaten markies van Prié, ondanks de traagheid van het hof van Weenen om de zaak in handen te nemen, ontstond in het jaar 1723 | |
[pagina 232]
| |
de Belgische handelmaatschappij, beter in de geschiedenis bekend onder den naam van Oostendsche maatschappij (Compagnie d'Ostende). Een jaar later zeilden vier schepen de Belgische haven uit in de richting van Oost-Indië. Ofschoon een dezer schepen schipbreuk leed, bleef de toestand dier maatschappij, dank zij de talrijke duur verkochte koopwaren door de andere schepen in Oostende teruggebracht, allerbloeiendst. Doch al de moeilijkheden welke men in ons land zelf ontmoet had, waren slechts een kinderspel tegenover hetgeen de maatschappij te wachten stond. Weldra zou zij met de Hollandsche, Fransche, Pruisische en Engelsche handelsmaatschappijen af te rekenen hebben. De ‘Bond van Hannover’ ontstond tusschen deze verschillende landen met het enkel doel de Oostendsche maatschappij te bekampen. De zwakke keizer Karel VI had den moed niet onze tegenstrevers het hoofd te bieden. Hij schorste vooreerst, den 31 Mei 1727, de maatschappij voor een termijn van zeven jaren op, en daar hij aan onze vreemde mededingers niets te weigeren had en de Belgische handel te Weenen toch zoo bitter weinig in aanmerking diende genomen te worden, schafte hij ze in het jaar 1731 bepaald af. De geschiedenis van al de wisselvalligheden der maatschappij werd op meesterlijke wijze door den H. Huisman geschetst. Wat meer is, zijn boek is den lezer op de boeiendste manier voorgesteld. Wij drukken den wensch uit dat het werk van den jongen geschiedschrijver de beste vruchten zal dragen, niet alleen op geschiedkundig gebied, maar ook nog op practisch terrein, in andere woorden, wij hopen dat de spreekwoordelijke vindingrijkheid en de taaie ijver onzer voorouders aan onze hedendaagsche nijveraars en handelslieden vertrouwen zal inboezemen en dat wij weldra, in het belang zelf der Belgische kapitalen, eene Belgische handelsvloot zullen bezitten die in onze vrijheidslievende twintigste eeuw en in ons onafhankelijk vaderland door geen vreemden naijver meer ten onder zal gebracht worden. J.C. | |
[pagina 233]
| |
Onze Zeilvischsloepen door Frans Blij, ontvanger der zeevaartrechten, 1e klas te Antwerpen. - Gent, A. Siffer, 1902. - Prijs: 2 fr. - Bekroonde uitgave der Koninklijke Vlaamsche Academie, nr 30. - 144 bl. 4o.Deze uitgaaf bestaat uit twee deelen, 1o uit de beschrijving van de zeilvischsloep, zooals die te Oostende, te Blankenberge en op (lees in) de Panne in gebruik is; 2o uit eene woordenlijst behelzende de Vlaamsche vakwoorden met de Fransche, Duitsche en Engelsche vertaling. Over het eerste deel van deze verhandeling kan ik enkel aan mijn onverdeelde lofspraak lucht geven. Zooals mij overigens bekend stond, voert de heer Blij een sierlijken stijl en is zijne geschreven taal zoo zuiver als zijn gesproken woord. Het eerste deel is in klinkklaar Nederlandsch gesteld en is dan ook zeer genietbaar voor al wie den bouw, de samenstelling, het uiterlijke en innerlijke onzer vaartuigen wil leeren kennen. Deel II is hetgeen bestemd is voor de studie, voor leeraar en leerling; dit wordt dan ook niet gelezen maar geraadpleegd; zonder aarzeling, durven wij het werk aanbevelen om als handboek te dienen in de leergangen van zeevaartkunde, afdeeling kustvaart, in de scheepjongensscholen en in de leergangen van zeevaartkunde gehecht aan inrichtingen van middelbaar onderwijs. Ook in de lessen van Germaansche talen, voor Engelsch en vakwoordenkunde b.v., zal het groote diensten bewijzen aan den leeraar en aan den student. Volgaarne zouden wij neerschrijven, dat dit werk geen schaduwzijden vertoont; dan echter zouden wij liegen, en een ernstig man als de heer B. verwacht beters van ons. Doch eerst en vooral eene vraag: waarom heeft S. in zijne bronnen niet het degelijk woordenboek der zee-, stoom- en scheepsbouwkundige termen van K.P. ter Reehorst aangehaald?Ga naar voetnoot(1) En er werden er nog meer goede weggelaten, want behalve de plaatselijkheid veler uitdrukkingen, is de woordenschat der zeil vischsloepen niet meer te maken. | |
[pagina 234]
| |
Ik zal natuurlijk den schrijver geen zetfouten aanwrijven, zooals die nog al hier en daar in het boek voorkomen, (Uperworks b.v. blad. 70) E. schip enz. Het is me echter onmogelijk als drukfout te beschouwen wat er blijkbaar geene is b.v. E. boxe voor E. box; voor Sadle, lees Saddle; leech moet er ook staan en niet leeck; Duitsch is reibholz en niet wreibholz, daar de w in 't Engelsch to rub en in 't Duitsch reiben weggevallen is. Het moet ook zien fishtackle en niet fish-tackel, shackle en niet shakel, vilebrequin en niet vilbrequin. Paasch geeft ook op massif en niet massive. Ik vind ook uitdrukkingen, die niet vertaald zijn en versta niet waarom. Verder, zijn er enkelvouden, die in 't meervoud omgezet worden in de vreemde taal en dit zonder reden, en ook wederkeerig; ik ontmoet ingelijks woorden, die niet der zeevaart alleen behooren en 't verwondert mij, dat hiertegen geen bezwaren werden ingebracht. De Duitsche woorden zijn opgegeven naar de die schrijfwijze van twintig jaren geleden; de d valt immers weg in vele gevallen, alsook de h. Het door den heer B. gebruikt woordenboek was, naar allen schijn, geen der nieuwste; het handboek van 1885 door Paasch is ook nog in die schrijfwijze opgesteld, en daar ligt denkelijk de knoop. Waarom heeft de heer B. het woord Geien niet vertaald; de Fransche uitdrukking Carguer en de Engelsche to clue, to haul up zijn genoeg bekend? Bestaat er voor kist geen andere vertaling dan locker; ter Reehorst geeft nochtans op chest, trunk en box. Wat klos betreft, ik meen, dat het ook beduidt F. taquet, E. chock, wedge, bowle. Zijn klosbeitel, klosbeugel en kluiffok onbekend langs onze kust? De heer Blij vermeldt ze althans niet. Zijn kluiverleider, kluft, kluftwerk bepaald in onbruik geraakt? Bij kruisklamp hadde ik het Eng. Crossbeam en het D. Belegklampe gewenscht. Naar Paasch te oordeelen, een der zegsmannen des heeren B., is wel stellig de vorm Gatjes en niet Gatchen, in 't Duitsch in zwang.Ga naar voetnoot(1) Laat ons den invloed | |
[pagina 235]
| |
onzer taal in dezen niet uit het oog verliezen; het is voor niemand een geheim, dat de zeevaarttaal zeer Nederlandsch is; het is dus hoegenaamd ook niet uitgemaakt zoo streak (bl. 23) aanleiding gegeven heeft tot streek; in onze taal bestaat die vorm ook doch in eenen anderen zin. Verder hebben wij strijken en strook. Is de bepaling van vlekker (O) wel goed: hij, die belast is den versch gevangen kabeljauw ‘af te maken’? Ik meen, dat vlekken beteekent ‘openrijten’ of zooals men hier zegt ‘openrippen’ (Cf. Engelsch to rip). - Van tijd tot tijd, ware mij ook wel eene etymologische opheldering welkom geweest. - Is Kramers voor vakwoorden altijd zoo betrouwbaar? Waarom heeft de heer B. de alphabetische volgorde verkozen? Zekere Zoili der critiek zouden met deze bestanddeelen stof genoeg hebben, om bovenarms op een werk te vallen. Al zitten zulke lieden al dan niet in geleerde lichamen - zoo ja, zijn ze dan een weinig van de zwarte of andere staar angetast? - mij zou hunne orakeltaal ‘ellendig geknoei, afschuwelijk iets’ niet raken, want ik klamp me niet vast aan eenige zaken van ondergeschikt belang om een werk te veroordeelen, dat als het onderhavige, wat de kerngezond Vlaamsche woorden betreft, in zijn prachtig schrijn veel onvergankelijk schoons houdt opgesloten. Wij hebben aangetoond, dat betrekkelijk de vertalingen hier en daar eene kleine voorbehouding te maken valt, maar wij hebben onze critiek met bewijzen opbouwend gerugsteund. Oostende, 2 September 1902.
Prof. Fr. Van den Weghe. | |
Antwerpen en zijne merkwaardigheden, door Jacob Stinissen. - Antwerpen, De Vos en Van der Groen.De titel van dit nieuwe merkwaardige boek van Jakob Stinissen is duidelijk genoeg: er worden meer dan 200 groote bladzijden gewijd aan de beschrijving van openbare gebouwen, standbeelden, parken en allerlei andere dingen | |
[pagina 236]
| |
van beteekenis in de Scheldestad, terwijl een schat van wetenswaardigheden uit de geschiedenis, de kunst en 't plaatselijk bestuur den uit den aard wat drogen inhoud leven en belang bijzetten. Voor de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van dien rijkdom van mededeelingen spreken borg evenzeer de bekende puntige werkwijze van den schrijver als de uitstekende bronnen, waaruit hij geput heeft. De stijl is klaar en eenvoudig fraai, terwijl een paar dozijn platen in en buiten den tekst, te zamen met een artistieken omslag door den knappen teekenaar Alfred Van Neste, het aantrekkelijk werk opluisteren. Een boek als dit wendt zich tot lezing van den meest uiteenloopenden aard, doch als prijs voor de rijpere Antwerpsche schooljeugd komt het ons meer bijzonder geschikt voor; mij dunkt, dat haar geene nuttiger en aangenamer belooning kan worden uitgereikt. Als eene soort reisgids voor Nederlandsch-sprekenden buiten de Scheldestad zal het minder worden geraadpleegd; daarvoor bevat het te veel en ziet er de stoffelijke uitvoering nog te poover uit. Zou de uitgever, bij eene tweede oplage, het fijne, bekoorlijke werk ‘Promenades dans Bruges’ niet tot model willen nemen? Dan zou het zeker eene plaats vinden in de bibliotheek van iederen kunstvriend.
Antwerpen. Frans Van Cuyck. |
|