Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 8
(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 45]
| |
Studiën over de Nederlandsche en Engelsche Taal en Letterkunde en haar Wederzijdschen Invloeddoor W. de Hoog Az. leeraar aan de R.H.B. school te Assen. - Deel I. - Dordrecht, J.P. Revers, 1902, 208 blz. in-8o. - Prijs 5 fr. 25 per deel. Wèl hebben talrijke letterkundigen Engelsche verzen en Engelsch proza verdietscht; wèl heeft - loffelijke uitzondering! - Vander Voort enkele goede Nederlandsche schooluitgaven van Engelsche schrijversGa naar voetnoot(1) bezorgd, nooit echter heeft een taalkundige begiftigd met eene voldoende dosis goeden smaak er aan gedacht, om in één werk saam te dringen al wat over het letterschoon in Engeland in verband met de Nederlandsche beschaving en over Nederlandsche literatuur in betrekking met Engelsche geesteswerken kon worden vergelijkender wijze medegedeeld. Dit eerste deel van De Hoog's studiën bevat tien hoofdstukken betiteld als volgt: I) Inleiding; II) Franciscus Junius Fzn. III) Engelsche Philologie en Nederlandsche Taalstudie; IV) Het Angelsaksisch en Oudnederlandsch; V) de verwantschap tusschen de Nederlandsche en de Engelsche taal; VI) de Middelnederlandsche en Middelengelsche letterkunde; VII) Middelnederlandsch en Middelengelsch; VIII) De wederzijdsche Invloed der Engelsche en Nederlandsche taal; IX) Nederlandsche woorden in de | |
[pagina 46]
| |
Engelsche taal; X) Engelsche woorden in het Nederlandsch; Bladwijzer. Deze zeer uiteenloopende en veelomvattende stof wordt saam verbonden door het plandenkboeld van het werk, namelijk het verband aanduiden tusschen Nederlandsch en Engelsch; het was den S. te doen om ‘te voorzien in de reeds lang gevoelde behoefte aan een werk, dat tot onderwerp heeft: de letterkundige betrekkingen tusschen ons land en Engeland.’ Zooals De Hoog erkent, werden meestal de hoofdstukken door hem opgevat bij de voorbereiding van candidaten voor het middelbaar onderwijs, zegge regenten bij ons. Blijkbaar heeft hij het dan ook gemunt op het goed voorstellen en objectiveeren van toonbeeldige lessen; zijn gemis aan afgetrokken stelregels, zijn afkeer voor diep philosofeeren heeft wel ietwat geschaad aan de wetenschappelijke waarde van zijn boek, maar het zal niettemin met gretigheid worden geraadpleegd èn door hen, die wenschen ingeleid te worden in de vergelijkende Engelsche taalstudie èn door hen, die al zijn ze reeds goed beslagen, nog den tijd of de gelegenheid niet gevonden hebben om zoovele voorbeelden na te pluizen tot staving van bekende grondbeginselen. Niet alles is èven goed in dit degelijk boek en niet alle uitspraken worden even gereedelijk bijgetreden. Er is ook wel hier en daar een sprong van den hak op den tak, die beter ware vermeden geworden. Aldus bl. 60 ‘voor en aleer wij evenwel de taal en de literatuur in Engeland en Nederland gedurende de middeleeuwen beschouwen, zullen wij eerst nog een hoofdstuk wijden aan de verwantschap, die er bestaat tusschen onze taal en die van Engeland.’ Waarom die veralgemeening vooropgezet in stede van ze te doen voortvloeien uit de verscheidene tijdperken in het werk bestudeerd? Bl. 69 lees ik’ Een drietal Engelsche woorden met V | |
[pagina 47]
| |
zijn uit een zuidelijken tongval b.v. uit Devonshire, Somersetshire of reeds vroeg uit Kent in de algemeen Engelsche taal overgegaan: ‘Ags. fynegian = vinnew; cf. vinewed = beschimmeld.’ Aldus W. de Hoog. Hier dient bijgevoegd, dat in West Vlaanderen de vorm ‘vinnig’ bestaat en wel bepaaldelijk met den zin van ‘beschimmeld’ en met f-uitspraak. Een puik hoofdstuk heet ik datgene, betiteld ‘De Middelnederlandsche en Middelengelsche Letterkunde 1150-1400’, alhoewel de overeenkomst eerder op de algemeene strekking terugslaat dan op de schrijvers afzonderlijk beschouwd; zoo diende o.a. de vergelijking over Maerlant en Chaucer nadrukkelijker te worden uitgewerkt; en vermits S. aan 't vergelijken is, ter gelegenheid van het vers van een Middeleeuwsch-Engelschen dichter ‘Wan Adam dalf and Eva span
Wo was thanne a gentilman,’
kon hij er wel een overbekend Middelnederlandsch vers in plaats van eene navolging van Roemer Visscher mede in verband brengen. Nopens de aan het Nederlandsch ontleende woorden stip ik aan, dat ‘firkin’ = ¼ ton, nog in het hedendaagsch West-Vlaamsch in dien zin gebruikt wordt onder den verkleinvorm ‘viertje’. Ongeveer vier honderd uitdrukkingen worden beschouwd als zijnde uit het Nederlandsch overgenomen. De Nederlandsche invloed is echter niet altijd als rechtstreeksch te beschouwen, b.v. voor ‘balken’Ga naar voetnoot(1), dat onder den vorm ‘bealcian’ in het Angelsaksisch heeft bestaan en dus niet zuiver Nederlandsch zijn | |
[pagina 48]
| |
kan, alhoewel de overeenkomst in belangrijkheid kan gestegen zijn door een drang naar overeenstemming. Voegen wij hier nog bij, dat dit hoofdstuk een veel aanzienlijker aandeel aan het Nederlandsch toekent dan aangetoond werd in Skeat (Principles of English Etymology), Lounsbury, Körting, Storm en andere werken van meer algemeenen aard. Op enkele drukfeilen willen wij niet verder aandringen, doch het op twee plaatsen misdrukken van eigennamen, die dan elders goed werden gezet (Cf. D.M. Bassche en Dr M. Basse) zou kunnen verwarring doen ontstaan. Deze taalkundige en aesthetische studie, waarvan het tweede deel met belangstelling moet worden tegemoet gezien, zal eens te meer doen begrijpen, hoe noodzakelijk en heilzaam het is, bij het bestudeeren der Engelsche taal, die met behulp der rechtstreeksche leerwijze wordt gedoceerd, ook van tijd tot tijd de aandacht der Vlaamsche leerlingen te vestigen op de nauwe betrekkingen van Engelsch en Nederlandsch, die voor de twee derden één zijn van oorsprong en bedding.
Prof. F. Van den Weghe, Leeraar a/h athenaeum & a/d zeevaartschool.
Oostende, 25 Februari 1903. |
|