Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tsjip/Letteren. Jaargang 8 (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tsjip/Letteren. Jaargang 8
Afbeelding van Tsjip/Letteren. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van Tsjip/Letteren. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tsjip/Letteren. Jaargang 8

(1998)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

Leeswijzer

De landschappen van Yang

Het jongste nummer van het Vlaamse tijdschrift Yang heet ‘Landschappen’. Wie hierin zeemzoete en zweverige beschrijvingen van zondagnamiddagse wandelingen in het Zwin of in de Veluwe verwacht, blijft op zijn honger zitten. Hoewel zulke tot de ervaring dwingende landschappen in het gros van de teksten voorkomen, worden ze toch in een ander daglicht geplaatst.

Het nummer opent met Het land van Waes en Polders, een literair curiosum uit 1938 van Maurice Gilliams. Hierin drijft de Antwerpse schrijver de spot met de onverschilligheid van zijn stadsgenoten voor het ‘Vlaandersche’ landschap. Op zoek naar een vakantieoord vinden ze immers altijd de weg naar de Kempen en laten ze streken als het Waasland achter zich liggen. Gilliams schrijft een knappe toeristenpastiche met de vereiste klompjes, huifkarren en knotwilgen die Vlaanderen tot ‘een gaarde van aardse zaligheid’ maken.

Etienne Van Heerden schreef in opdracht van Yang een postkoloniaal essay over het Zuid-Afrikaanse landschap. Aan de hand van een aantal belangrijke Afrikaanse romans uit het grensliteratuur genre tracht hij aan te tonen dat het landschap een vertextualiseerd ruimtebegrip is geworden. De obsessie van het postmodernistische tekst-als-landschap heeft volgens Van Heerden het landschap als fysieke plek, abstracte sfeer, klimaat of atmosfeer uit de literatuur gebannen.

De filosofische ruggesteun van het nummer is een tekst van de negentiende-eeuwse Duitse socioloog Georg Simmel. Hij onderzoekt het geestelijke proces waarin een stukje natuur als landschap wordt ervaren. Simmel stelt zich de vraag of de stemming die met een landschap gepaard gaat, zich enkel in het bewustzijn van de kijker afspeelt of ook inherent is aan de concrete materie - bomen, struiken, rivieren, etc. - waar het landschap uit bestaat.

De Amerikaanse ‘Land Art’ kunstenaar Robert Smithson, bekend van Spiral Jetty, verkent in De Monumenten van Passaic een post-industrieel landschap in een voorstad van New Jersey. Waar je eerder een ecologisch correcte benadering van dit soort landschap zou verwachten, beschrijft Smithson vrij ironisch de esthetische ervaring bij het zien van een metalen brug, een parkeerterrein, een waterpomp, een zandbak en een pijpleiding.

Landschapspoëzie is opvallend afwezig in het nummer. Op het eerste gezicht staat het fragment uit The Prelude van Lake Poet William Wordsworth dan ook een beetje eenzaam tussen de andere teksten. Het gedicht krijgt echter een verrassend nieuwe betekenis door het daaropvolgende essay Wordsworth in de tropen van Aldous Huxley. Hierin moet de arcadisch-romantische natuuromgang van Wordsworth het opnemen tegen het landschap dat Huxley voor ogen heeft. De harmonische relatie tussen mens en natuur die Wordsworth in zijn gedichten voorwendt, blijkt hooguit in het Lake District van toepassing. Wat meer Noord- of Zuidwaarts gaat de natuur er toch wat ruwer aan toe dan in het landschap met ‘een kleine boot, gebonden aan een wilgeboom in een rotsige rots’ waar Wordsworth het over heeft. Volgens Huxley zou een reis door de tropen Wordsworth genezen hebben van zijn al te gemakkelijke en behaaglijke pantheïstische blik op de natuur.

Stefan Hertmans sluit het dossier af met het autobiografisch verhaal Landschap met vogels. Een kopie van een schilderij van de zeventiende-eeuwse neerhofschilder Melchior Hondecoeter is de aanleiding van een poëticaal interessante uiteenzetting rond de oorspronkelijkheid van de (landschaps)ervaring. De verteller kent al jaren de door zijn grootvader geschilderde kopie wanneer hij op latere leeftijd in een museum in Salzburg bij toeval op het origineel stuit. Dit mondt uit in een bedwelmende ervaring waarin de verteller moet zwichten voor het onuitspreekbare onbehagen dat de spanning tussen origineel en kopie met zich meebrengt. De andere landschapsteksten behandelen het lerse Connemara (Tim Robinson), de achttiende-eeuwse Franse tuinarchitectuur (Sierksma) en een dorp in het vooroorlogse Oost-Europa (Kamiel Vanhole).

Tom Van de Voorde Yang (97/4) is een uitgave van Manteau, Postbus 245, B-9000 Gent, 96 p., NLG 19,-/BEF 340.

Dirk Bracke

Het uur nul
Davidsfonds/Infodok 1996 2e druk

Filip en Ben zijn twee gezworen vrienden die in de derde klas zitten van een Vlaamse school voor secundair beroepsonderwijs. Zij maken zich nergens druk over en lummelen vooral na school wat rond met een groepje pubers die lichtelijk asociaal zijn. Ieders voornaamste zorg is zijn of haar status in en buiten de groep en daarvoor zijn brommertjes en stoerdoenerij kennelijk essentieel. Filip raakt aan de heroïne en Ben krijgt aids. Beide waarschijnlijk van een vijftienjarig meisje dat door haar vader als hoer geëxploiteerd wordt en er op school wat voor zichzelf bijverdient.

Het verhaal vertelt de aftakeling van beiden, maar sterk geconcentreerd op Ben. Filip isoleert zich namelijk zelf door zijn verslaving, maar Ben voelt zich vreselijk ‘genomen’ door zijn besmetting. Uiteindelijk komt hij in het ziekenhuis terecht en na een laatste gesprek met zijn verkering maakt hij er zelf een eind aan.

Geen boek om vrolijk van te worden dus. Maar wel intrigerend en boeiend geschreven. De stijl vind ik nogal onhandig met heel wat

[pagina 57]
[p. 57]

‘Vlaamsismen’, maar de opbouw is functioneel en spannend. Mij lijkt dat leerlingen vanaf de tweede, derde klas het met aandacht zullen lezen. De ontwikkelingen zijn geloofwaardig (al gaat alles wel erg snel) en er is heel wat informatie over Aids op een functionele manier verwerkt. KH

Theo Engelen

Schoolstrijd
Uitgeverij Sjaloom

Twee constanten kenmerken het werk van Theo Engelen: belangstelling voor het verleden met als uitgangspunt dat het verleden wel degelijk invloed heeft op het heden, en een detective-achtige constructie. Schoolstrijd is inmiddels het vijfde boek van Engelen die in 1994 debuteerde met Schimmem uit het verleden. Het is het eerste boek waarin het echte historische verleden geen rol speelt. Wel het verleden van de meisjeshoofdrol, Anke. Haar broertje is namelijk op school zo erg gepest dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Zij maakt zich er verwijten over dat zij niet heeft ingegrepen, sterker nog, dat zij hem eigenlijk wel een beetje een slappeling vond.

Nu gaat het om Joost, een klein uitgevallen jongen die ook stevig gepest wordt op school. Dat is al jaren zo. Maar zijn zus, die een jaar hoger zit, neemt het wel voor hem op. Joost is talig buitengewoon vaardig en laat op zijn manier niet af. Hij wordt verliefd op Anke en samen met haar en zus Dees gaat hij uiteindelijk de pestkoppen te lijf. Hij verzint een list en op een manier die mij heel sterk aan Amerikaanse films deed denken, zet hij de hoofdpester openbaar voor schut. Die wordt van school gestuurd en ‘ze leefden nog lang en gelukkig’. Deze samenvatting mag wat clichématigs doen vermoeden, Engelen verstaat zijn vak en presenteert zijn verhaal in wisselend perspectief tussen Joost en Anke, waardoor je soms ook twee versies van hetzelfde krijgt. De verliefdheid tussen die twee wordt mooi beschreven en de leraren krijgen er heel wat keren ongenadig van langs. Aanbevolen lectuur dus, voor docenten, maar ook voor eerste- en tweedeklassers. KH

Arne Berggren

De gevoelige moordenaar De Stille
Uitgeverij Piramide
prijs beide NLG 19,90/ BEF 360.

Ik had er lovend over horen praten, maar nog niks van hem gelezen. Zijn naam bleek ook niet voor te komen in een van de naslagwerken die ik heb over jeugdliteratuur. Nu ik zijn twee tot nu toe vertaalde boeken gelezen heb, weet ik dat dat jammer is en ik hoop dat hij snel wat bekender wordt in Nederland: Arne Berggren.

Het eerste dat ik las, was De gevoelige moordenaar. Een thriller die zeer filmisch verteld is. Met een redelijk standaardgegeven, maar een volstrekt onmogelijk te voorspellen ontknoping. En met een opening die ik nog nooit ben tegengekomen: voordat de tekst begint, staat op p. 5: ‘Psychopaat’: ‘Een persoon met ziekelijke drang om...’ enz. Dat intrigeert. Daarna begint het verhaal zelf met een hoofdstukje in de ik-vorm. Die ik presenteert zichzelf als ‘En dat is precies wat ik ben - kleurloos en saai. Ambtenaar.’ Nou weet ik nog goed hoe ik door Mulisch indertijd op het verkeerde been ben gezet met het begin van Twee vrouwen. Die ‘ik’ was volgens mij vanzelfsprekend een man. Immers Mulisch was man, ik was man, dus een ‘ik’ die tussen ons werd geschapen was vanzelfsprekend ook een man. Inmiddels weet ik van vrouwelijke collega's dat die reactie niet vanzelfsprekend was, maar ja, eens een man, altijd een man. Dus ook nu weer: deze ambtenaar is dus een man. Mooi niet. Tegen het eind van het verhaal blijkt het de moeder van de hoofdpersoon te zijn. En psychopaat, die vanaf haar vroege jeugd al seksueel zeer gefrustreerd is en probeert mensen te beschermen tegen het ‘uitbreken van het Beest’, in gewone mensentaal: het ontluiken van hun seksualiteit.

Het verhaal zelf is niet spectaculair, maar de spanning zit in de goed gedoseerde thrillerelementen. Maria, de hoofdpersoon heeft haar verkering met Pelle uitgemaakt. Hij blijft proberen. Zij ontmoet Lenny, een jongen van 19 (Maria is 16) met een lichtelijk magische uitstraling. Nogal macho, maar daar valt ze op. Dan gaan haar ouders en zusje naar hun vakantiebestemming en Maria mag alleen thuisblijven. Dan begint de thriller pas echt. De telefoon gaat en als Maria opneemt, geen geluid aan de andere kant. Als zij 's nachts wakker wordt, staat de fluitketel te koken, terwijl zij zeker weet dat ze die niet zelf heeft opgezet. Er blijkt in een la gesnuffeld te zijn waar zij haar dagboeken bewaart etc. Ik zag het allemaal al verfilmd.

Behalve deze spanning is er ook nog de vertelwijze. De moeder, vertelt als ‘ik’. Er zijn hoofdstukken die personaal vanuit Maria worden verteld en delen met auctoriaal perspectief. Daardoor wordt de lezer aangenaam gemanipuleerd. Totdat op p. 97 duidelijk wordt waarom het verhaal met de definitie van een psychopaat begint: ‘Ik heb leven genomen, ik heb leven gegeven. Zoals ik haar gebaard had, mijn Maria, heb ik haar verlost uit deze wereld.’

Het andere boek van Berggren, De Stille, vind ikzelf wat minder. Het gaat om een jongen van 18 die tijdens zijn proces terugkijkt op de gebeurtenis die zijn leven drie jaar geleden heeft omvergegooid en vrijwel zeker verwoest, plus de voorgeschiedenis daarvan. Hij heeft tijdens een volkomen uit de hand gelopen feest zijn vriend en rivaal, Martin en

[pagina 58]
[p. 58]

hun beider vriendinnetje, Miriam, doodgeschoten. Hij begrijpt zelf niet waarom, maar de lezer ‘weet’ dat het een ‘crime passionel’ is geweest, maar begaan in een toestand van bijna bewusteloze dronkenschap. En die dronkenschap is als het ware aangeboren. Als de ‘ik’ geconfronteerd wordt met in zijn ogen onoverkomelijke moeilijkheden, giet hij zich zo vol dat hij ogenblikkelijk bewusteloos raakt. Daar zit volgens mij zijn psychische en morele probleem waar hij zelf meent niet achter te kunnen komen: ‘in hoeverre ben ik verantwoordelijk voor daden, begaan in dronkenschap die ik geheel vrijwillig heb opgebouwd.’

De gebeurtenissen in het verhaal zijn niet schokkend. De gebruikelijke vakantieperikelen tussen jongens en meisjes van 15 en de daarbij horende escapades van ontwakende seks. Maar ook hier zit hem de kracht van het verhaal in de compositie. Flarden van het proces, gepresenteerd door de ‘ik’, afgewisseld met episodes uit de vakantie van drie jaar geleden, waaraan toegevoegd wat terugblikken op de jeugd, en in cursief daar weer tussendoor flarden vanuit het hoofd van de ‘ik’ met betrekking tot de moord zelf.

Ik denk dat beide boeken bij havo/vwo-jeugd vanaf ongeveer 13 zeer in de smaak zullen vallen en veel stof tot bespiegeling zullen geven. Ze vergen allebei een vasthoudende leesinstelling. KH

Peter Jan Rens

Carlo met zijn dikke kop
Ploegsma

Carlo heeft zijn merkwaardige naam te danken aan het feit dat zijn geboorte nogal moeizaam is verlopen. Zijn vader riep toen: ‘Geen wonder dat het zo lang duurde, hij heeft ook zo'n grote kop.’ Een kwalificatie die overigens niet op de werkelijkheid stoelt, zoals later blijkt.

Carlo mag in zijn eentje bij een vakantiecomplex op Sicilië gaan werken als portier. Zijn wederwaardigheden op weg erheen en ter plekke vormen het onderwerp van het boek. Het belangrijkst zijn zijn omgang met een zonderlinge gehandicapte jongen van zijn eigen leeftijd en zijn verliefdheid op een Nederlands meisje.

Plezierig leesbaar, ook voor leerlingen zonder leesvlees. KH

Halil Gür

Gevecht met spiegels
Vertaling: Rik Boeschoten Breda, Papieren Tijger, NLG 29,90/BEF 545 ISBN 90 6728 097 6

Bolletje Knoflook in Wonderland

Gevecht met spiegels is de titel van de nieuwe poëziebundel van de Turks-Nederlandse schrijver Halil Gür (1951), die - vast geen toeval - verschijnt bij zijn nieuwe uitgever Papieren Tijger. Gevecht met spiegels duidt op de innerlijke strijd van de dichter en zijn ingehouden gif dat hij graag spuit. De veertigtal gedichten van Gür zijn hard, eerlijk, to-the-point en spontaan. Het Turkse temperament van diep bewogen, hemelschreiend gejammer tot euforisch juichende jubelkreten, keert in bijna alle gedichten terug. Gür laat zichzelf zien en schaamt zich er niet voor. Poëzie is de tong van zijn hart. Hij is sociaal-geëngageerd, strijdlustig en melancholiek. Een kindervriend die zelf nog een kind is.

In Tsjip/Letteren 7.2. zei Gür in een interview: ‘Gedichten zijn muziek van binnen. Mijn hart wil ik laten spreken en de ziel van de gewone man vertolken. Met woorden probeer ik de innerlijke, geestelijke wereld in evenwicht te brengen. Met gedichten heb ik mijn eigen wieg gebouwd waarin ik me behaaglijk voel.’

Halil Gür staat - volgens zichzelf - in de traditie van Turkse volksdichters. Herauten met een boodschap. In zijn poëzie maakt Gür gebruik van vrije vormen. Zijn gedichten zijn verhalend en ontlenen hun structuur niet aan een strakke metrische vorm of rijmschema, maar aan patronen van alliteratie en aan een retoriek die doet denken aan het latere werk van Hikmet en andere sociaal betrokken dichters. In het gedicht ‘Meswond’ verwoordt Gür het zelf: ‘mijn wereld is vol dichters / vol Nazim Hikmets / wij brullen allen uit één mond / wij tieren liefdevol / tegen duistere krachten / die niet bestand zijn / tegen het licht / tegen de liefde.’

Gür lijkt met de jaren meer van zijn eigen veelzijdigheid te ontdekken. Hij schrijft niet alleen gedichten, romans en kinderboeken; hij houdt ook workshops op lagere scholen voor kinderen en hij tekent en schildert. De kleurrijke illustraties in Gevecht met spiegels zijn eveneens van zijn hand. Deze pastels maakten onder meer deel uit van de reizende tentoonstelling: ‘Wakker het vuur niet aan. Een landkaart van de schrijver Halil Gür’, waarmee hij 1995 tot 1998 door het land trok. Zijn tweede dichtbundel is rijper, volwassener, dan zijn eerste Wakker het vuur niet aan uit 1994, maar borduurt er wel zichtbaar op door. Gevecht met spiegels kent veelal dezelfde thematiek: liefde en dood, natuur en milieu, geweld en oorlog. In deze bundel brengt Gür een ruimer perspectief aan. Hij dicht over kinderen in de oorlog in Bosnië, over de racistische brand in Solingen waarbij een aantal landgenoten omkwam en over zijn eigen jeugd in Turkije.

Meer nog dan in zijn vorige werk bevat deze bundel veel prozagedichten met een filosofisch, politieke inslag en een duidelijke boodschap. Gür wil goed van kwaad scheiden, ongeacht geloof, taal, ras. Een voorbeeld daarvan is het thema: het grimmige bestaan van een immigrant in Nederland, dat Gür - als een ‘Bolletje Knoflook in Wonderland’ - aan de orde stelt in het epische gedicht ‘Bij de slager’: ‘Kom nou, ben ik een mens? / ben ik een arbeider /

[pagina 59]
[p. 59]

of een gast? / wat is dat voor gastvrijheid? / of ben ik niets dan een balling? Ik ben het zat / me ieder moment, elke seconde te legitimeren/ ik ben het meer dan zat’. Een weerkerend motief in vele gedichten is de eenzaamheid en ontworteling van de schrijver. Gür leeft in een wereld van heimwee, maar houdt de hoop levend. Zoals in het gedicht ‘Gebed’: ‘Nu ligt eenzaamheid steeds op de loer / en bedreigt me hier in den vreemde / als een zieke die rilt van malaria / in Amsterdam, tehuis van mijn verlatenheid’.

Zijn problematiek zal menigeen aanspreken. Gür houdt niet alleen zichzelf maar ook de Nederlander een spiegel voor. Maar er zijn veel gedichten waarin de klaagtoon wat te ver is doorgevoerd.

 

Overwin het goede en verwerp het slechte, is de overduidelijke boodschap in deze bundel, een ode aan moeders en kinderen. Gür toont veel kracht, vitaliteit en moed, maar ook onvrede, woede en broosheid. Toch is en blijft hij een optimist. Gür toont een hunkering naar leven ook al doet het zeer. Hij geeft een kijkje in zijn zielekeuken. Zijn gemoedstoestanden zijn af en toe van manisch-depressieve aard. Hij is dan weer euforisch en opgewekt, dan weer somber en uitzichtloos. Bijvoorbeeld in ‘Gevecht met spiegels’ ‘Als ik lach, blijft de glimlach dan levenslang op mijn gezicht? / Verandert dit mijn leven? / Kan ik mijn verdriet dan stillen? / Mijn woede tot bedaren brengen?’

Over zijn eigen poëzie schrijft hij in het gedicht ‘Het landschap van mijn hart’: ‘een bittere kracht dwingt me / dwingt me als ik dicht / over mijn jonge jaren en mijn kindheid / over mijn onwetendheid, mijn rijpheid / over mijn eenzaamheid, mijn armoede / over mijn nachten / die ik koud en eenzaam doorbreng / over dat ik ver van huis ben [...] woede, mijn woede is mijn krachtigste drijfveer [...] het verdriet is het landschap van mijn hart / maak ruim baan, ik kom er aan, ik kom / naar jullie toe met mijn gedichten.’

 

Een aantal bijzondere gedichten zoals ‘Drukte om niets’ of ‘Glad’ maakt het lezen van deze bundel de moeite waard. Toch halen ook veel gedichten bij lange na niet eenzelfde niveau. Daarvoor lijken de problemen die een dichter tegenkomt die niet dicht in zijn moedertaal toch moeilijk te overbruggen. De vertaler die als eindredacteur de gedichten heeft geredigeerd, heeft (te)veel letterlijk vertaald. Het gevolg is soms haperende zinnen en verkeerde woordkeuzes. Veel cliché-uitdrukkingen, beelden en vergelijkingen als: ‘hart, hand, ziel, moeder, stem, dronken, donkere nachten’ zijn nu gehandhaafd. Het maakt de gedichten voorspelbaar en gezapig als onweer bij een slechte film: je weet meteen al dat het mis gaat. JH


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Joris Hermsen

  • Tom Van de Voorde

  • Koos Hawinkels

  • over [tijdschrift] Yang

  • over Theo Engelen

  • over Peter Jan Rens

  • over Halil Gür

  • over Rik Boeschoten

  • over Dirk Bracke