Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tweede Ronde. Jaargang 6 (1985)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tweede Ronde. Jaargang 6
Afbeelding van De Tweede Ronde. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Tweede Ronde. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.56 MB)

Scans (39.15 MB)

ebook (9.89 MB)

XML (1.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tweede Ronde. Jaargang 6

(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

Anthologie

[pagina 75]
[p. 75]

- ‘Het menselijk tekort!’
- ‘Leg het maar naast mijn bord.’
Bloemlezing uit onbekend werk van C. Buddingh' (1918-1985)

Military Service Blues

 
De uilen vinden 't onbeteeknend
 
dat ik moet leven op rantsoen:
 
zij hebben nooit het leed berekend
 
in elke periodieke zoen.
 
 
 
Ik ben voor hen geen ware wijze,
 
omdat ik nog verbittring ken,
 
mij niet gelaten laat onteignen,
 
doch nukkig, en opstandig ben,
 
 
 
en hoop blijf koestren op een leven
 
dat zich niet sprongsgewijze leeft,
 
doch dat door mij wordt voorgeschreven,
 
en zich aan mij gehoorzaam weet.

uit: Het geîrriteerde lied, 1941 (met dit gedicht debuteerde C. Buddingh' in 1940 in ‘Den Gulden Winckel’)

[pagina 76]
[p. 76]
 
Het is het oud verhaal van elk die eenzaam
 
en als een vreemde door de wereld gaat,
 
op zoek naar wat het hijgend hart gemeenzaam
 
aan lucht en vuur en zee en aarde maakt.
 
 
 
Bereid om bloed en merg te geven voor de
 
scharlaken bloem van een gehard geluk,
 
maar ondermijnd en aangevreten door de
 
vrees dat geen bloesem standhoudt na de pluk.
 
 
 
Dat er een dag komt, waarop kroon en kelk
 
verschrompeld in zijn lege handen liggen,
 
en hij verlaten zijn zal als voorheen.
 
 
 
Hij vlucht de tuinen, eer zij zijn verwelkt,
 
voortaan vervolgd door het verterend beeld
 
dat zij nog blozend door de avond lichten.

uit: Anthony Bosman, Gargouille, 1942 (Het gedicht van Buddingh' gaat aan deze uitgave vooraf)

Whose Blues

 
men zegt dat wij
 
ge
 
des
 
il
 
lu
 
sio
 
neerd
 
zijn
 
 
 
hoe is het mogelijk?
 
 
 
ons bedje was toch zo heerlijk gespreid
 
een a-bom ons kussen een koude oorlog
 
onze matras een h-bom ons laken
 
 
 
en wij wij zouden niet dankbaar zijn?
 
 
 
lieve vaders en moeders kom nou!

uit: West Coast, 1959

[pagina 77]
[p. 77]

De blobber

 
De blobber heeft een kop van kalk,
 
Maar ogen als een neushoornvalk.
 
 
 
Hij doet echter graag interessant,
 
En draagt een bril met gouden rand,
 
 
 
Die hij, uit vrees hem te verliezen,
 
Wanneer hij onverwachts moet niezen,
 
 
 
En wijl zijn kop wat steun behoeft,
 
In zijn halswervels heeft geschroefd,
 
 
 
Hetgeen zijn houding tevens iets
 
Bijzonder statigs geeft, of niets
 
 
 
Op deze waereld kan gebeuren
 
Dat zijn sereniteit kan steuren.

uit: Het mes op de gorgel, 1960

Goed voorbeeld

 
Realistisch spel in één bedrijfje
 
 
 
Kamer naar keuze; alleen verplicht: raam in achterwand en
 
beide zijwanden en, ongeveer in midden van plafond, vleeshaak
 
zoals men die in slagerswinkels aantreft, omstreeks 2 m 30 van
 
de grond, daaronder stoel.
 
Man komt van achteren op, loopt naar voren, staart zaal in,
 
maakt gebaar naar keuze; keert zich om en staart door raam
 
linkerzijwand, maakt wederom gebaar naar keuze; loopt naar
 
raam achterwand, tuurt erdoor, maakt gebaar naar keuze; loopt
 
naar raam rechtermuur, blijft halverwege staan, maakt opnieuw
 
gebaar naar keuze; loopt naar voren, staart voor tweede maal
 
zaal in, gevolgd door gebaar naar keuze. Man loopt naar stoel,
 
onderwijl touw te voorschijn halend. Legt lus in touw, klimt op
[pagina 78]
[p. 78]
 
stoel en bindt andere uiteinde stevig aan vleeshaak. Bevestigt lus
 
om nek en schopt stoel weg.
 
Wanneer alle tekenen er onmiskenbaar op wijzen dat hij dood
 
is, delen suppoosten vleeshaken en touwen uit aan het publiek in
 
de zaal.

uit: Gard Sivik 17/18, 1960

Vindt u ook niet?

 
nu we allemaal zo experimenteel zijn geworden
 
dat zelfs onze hollandse humoristen
 
er geen grapjes meer over maken
 
wordt het weer tijd voor een paar sonnetten

uit: Zo is het dan ook nog weer eens een keer, 1963

A very free rendering of the Chinese

 
Sun comes up in east, sun goes down in west.
 
Slowly, gently old peasant fumbles for root.

uit: De nieuwe stijl, deel 1, 1965

De dikke knarie

naar John Lennon
 
Ik heb een kleine knarie
 
Me beste kammeraad
 
Kga dikkels mettem wandle
 
Al wortook nog zo laat
 
 
 
Ik noem me knarie Sjeffie
 
Zo heette mopa ok
 
Ik noemmum zo naar mopa
 
Dawwasso zije sok
 
 
[pagina 79]
[p. 79]
 
Dr zijn lui dieznie motte
 
Vuil etterlijers zat
 
Ze smere zop dr bootram
 
Of geve zander kat
 
 
 
Moom attekeer een knarie
 
Hij riep: ik lussem rauw
 
Ik huilde en noemdum Daaffie
 
Maar 't liettum nesso koud
 
 
 
Schoontie toch Arthur heette
 
Wertie nie rood of bleek
 
Hij liep naarn dierewinkel
 
En vrat die heelmaal leeg
 
 
 
De dokters keke nimmum
 
Of triest te redde viel
 
Maar hij was al te gulzig gweest
 
Hij stierf azzun azziel
 
 
 
Mijn Sjeffie twiet en kwettert
 
Ask in de kamer kom
 
Ik voerum roerei met gehakt
 
Dan krijgtie 'n slappie om
 
 
 
Hij zingt az alle knaries
 
't Is nesso gele kloon
 
Maar zondags tallermooiste
 
Dan zekkum onder stroom
 
 
 
Soms vliegtie door de kamer
 
En zit op me dresswaar
 
En astie zich ech toffoel
 
Doettie-ut op me haar
 
 
 
Hij stanoun tijtal op dieet
 
Door al die vele prakkies
 
Ze zeggastie nog vetter wordt
 
Mottie nog krukke strakkies
 
 
[pagina 80]
[p. 80]
 
Dassou wassijn ik lach me rot
 
Ik ziejut al gebeure
 
Een knarie oppen stokkie
 
Gwoon om je te bescheure
 
 
 
Dawwazme knarie Sjeffie
 
Me vet gevederd jappie
 
Osschoon ik nog maar dertig ben
 
Houk meer vam dan van pappie

uit: Raam 59/60, 1969

Nog hoor ik hem roepen

voor Theo Sontrop
 
Nog hoor ik hem roepen: ‘Meubelmakers
 
noemt zich dat! Nou, bij mij zouden jullie
 
nog geen plank voor een strontkar
 
glad mogen schaven!’ - Ja, meneer,
 
dat waren andere tijden.

uit: Tussen neus en lippen, 1974

Kringloop

 
Eigenlijk moet je nooit vragen
 
wanneer het voorjaar is:
 
‘Zal 'k ook de zomer nog halen?’
 
Je hebt al lichtjaren gemist.
 
 
 
Klap gewoon je stoel uit in je tuintje.
 
Steek heel je nek uit in de zon.
 
Straks zit je een beetje te kwijlen.
 
Dan ben je weer waar je begon.

uit: De Tweede Ronde, nr. 1, Zomer 1980

[pagina 81]
[p. 81]

De tirannie van de droom

Wat zijn er angstig veel honden! Maar bij de kerk gekomen maakt een diepe emotie zich van hem meester. Vlug, schoenen uit en hup! De geur van gebakken bloedworst drijft als een zeppelien boven de stad. ‘Uitslover!’ roepen de kinderen en boven de bioscoop leest hij: ‘Geen toegang onder de een meter negentig’. Gelukkig wil een lieve mevrouw zijn roggebrood best ruilen voor haar flets. En telkens als hij bij een donkere hoek komt zet een man een lantaren voor hem neer. Zelf begint hij nu ook te blaffen, maar heel kort en een beetje blatend. Nee, dat wereldrecord, denkt hij bitter, verbetert hij nooit.

 

uit: De uittocht van de vlinders en andere miniaturen, 1982

 
Wat hebben olifanten lange tanden!
 
Er stond er vaak een op de schoorsteen thuis.
 
Al wat er overbleef was kolengruis.
 
Zijn zuster had een zwak voor sterke handen.
 
 
 
Soms was het pluis - en dan plots niet meer pluis.
 
't Had iets te maken met de tafelranden.
 
Toen 't koud werd, moest ik zelfs mijn beurt verpanden.
 
Zo nu en dan kwam er een brief van Zeus.
 
 
 
Eens was mijn beste vriend een jonge kikker.
 
Wat baat het of ik kleine haaien spiets?
 
Over het tuinpad rolt een rode knikker.
 
 
 
Zelfs elke dag in bad gaan leidt tot niets.
 
't Kind van hiernaast speelt met zijn ruitentikker.
 
Ik rijg zes kralen aan mijn motorfiets.

uit: XXII kwasi kadavers, 1984


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Het geïrriteerde lied

  • Het mes op de gorgel

  • Zo is het dan ook nog weer een keer


auteurs

  • C. Buddingh'

  • over Theo Sontrop


datums

  • 1965

  • 1980