Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel
Afbeelding van De vermakelijke lotgevallen van Tijl UilenspiegelToon afbeelding van titelpagina van De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.59 MB)

Scans (3.82 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schelmenverhaal


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel

(1972)–Anoniem Ulenspieghel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XVII Hoe Uilenspiegel eenen ouden hoed verkocht.

Uilenspiegel geraakte weldra in zulk eene groote armoede te Luik, dat hij niets meer over had, dan vier gulden. Hij droeg een klein driekantig hoedje, waarmede ieder den gek stak en nu besloot hij zich door hetzelve te redden. Toen hij derhalve zijn plan goed beraamd had, ging hij naar twee lustige officieren, die hij wist, dat voor het

[pagina 77]
[p. 77]

oogenblik goed bij kas waren. - ‘Gij lacht altijd om mijn punthoedje; ik wil u met hetzelve verzoenen en u in het geheim doen zien, waartoe het mij dient; ik verzoek u derhalve heden bij mij te komen eten.’ Toen zij de voornaamste herberg van de stad voorbij gingen, zeide Uilenspiegel op eenen onverschilligen toon: - ‘zeg eens, waar willen wij eten?’ ‘Wel,’ zeiden de twee officieren, met den vinger op de groote herberg wijzende, ‘laat ons daar eten, indien uwe beurs goed voorzien is.’ ‘O! daar bekommer ik mij niet om,’ zeide de guit, ‘laat ons binnen gaan, indien gij het goed vindt.’ Uilenspiegel had juist daar zijne strik gespannen; zijne vier gulden aan de waardin gegeven, en alles met haar afgesproken. De drie gasten waren spoedig bediend en aten vrolijk. Met vier gulden betaalde men toen en vooral in deze stad een goed onthaal. De twee officieren waren verwonderd over de gulheid van Uilenspiegel; en de goede sier, die hij maakte deed hunne verwondering weldra ten top stijgen. Uilenspiegel riep de waardin: -

[pagina 78]
[p. 78]
‘hoeveel hebben wij verteerd?’ vroeg hij. -‘Vier gulden,’ antwoordde de goede vrouw. - ‘Vier gulden!’ herhaalde de snaak, en dit zeggende, zette hij zijn klein hoedje op den duim van zijne regter hand, deed hetzelve viermaal in de lucht omdraaijen en hernam, de waardin

illustratie

strak aanziende. ‘Vier gulden niet waar? Zijt gij te vreden?’ - ‘Zoo is het goed mijnheer! ik dank u wel.’ - ‘Eischt gij ook nog iets?’ - ‘Niets meer, en ik beveel mij wel in uwe gunst.’
[pagina 79]
[p. 79]

De vrouw ging heen, stak de hand in den zak van hare schort en rammelde met de guldens.

- ‘Dat is zonderling,’ zeiden de officieren. - ‘Nu ziet gij mijne helden, dat dit kleine hoedje zoo bespottelijk niet is; ook zoude ik wel een' kop van goud kunnen laten maken, voor al het geld, dat men er mij reeds voor heeft geboden.’ - ‘Maar zoudt gij hetzelve evenwel niet afstaan, indien men u eens eene aanzienlijke som gelds aanbood?’ vraagde de eene, die geheel verleid was door hetgeen hij gezien had. ‘Zulk een tooverding zoude voor ons arme officieren regt passen; daarmede zouden wij zeker zijn nimmer van honger te zullen sterven.’

Om kort te gaan, Uilenspiegel liet zich uit vriendschap voor die heeren verleiden; hij ontving vier honderd gulden en gaf hun het kleine hoedje. De kooper, die zeer daarmede in zijnen schik was, wilde er den volgenden dag reeds de proef van nemen; hij ging naar de herberg, verzocht al zijne vrienden, gaf hun een regt goed maal en beproefde daarop door het draaijen van het hoed-

[pagina 80]
[p. 80]

je, zijn gelag te betalen; maar de waard met wien hij te voren niet had afgerekend, begreep de kunst niet. Hij moest met klinkende munt voldoen. Toen hij nu inzag, dat hij bedrogen was, liep hij rond om Uilenspiegel te vinden, die ondertusschen vertrokken was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken