Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780 (1780)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (40.28 MB)

XML (3.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 407]
[p. 407]

Mengelwerk, tot fraaye letteren, ronsten en weetenschappen betrekkelyk.

Bedenkingen over het natuurlyk onwaarschynlyke in de gebeurtenissen, op welken de Christlyke Godsdienst stuent.

Dat de Christlyke Godsdienst, vooral in deze laatste tyden, geweldige aanvallen heeft moeten uitstaan, welken ook veelen van die Hemelsche leer verwyderd hebben, weet een ieder. Ondertusschen zyn de meesten dier aanvallen, ten deele loutere vitteryen op deze en geene gebeurtenissen, of plaatsen in de heilige Schriften; ten deele zwaarigheden tegen deze of geene leerstukken; die grootlyks ontstaan uit de bepaaldheid van het menschlyke verstand, of alleen zekere stellingen betreffen, welken van veele Christenen zelven worden in twyffel getrokken of anders begrepen; en ten deele onredelyke eisschen van betoogingen in zaaken, die uit haaren aart geene volkomene betooning toelaaten, en reeds genoeg bewezen zyn, om eene redelyke toestemming van den geest voorttebrengen; ten minsten in zo verre, dat zy invloed hebben kunnen op ons hart, en ons gedrag regelen. Met dit alles, evenwel, is 'er ééne bedenking, welke in den eersten opslag eenige zwaarigheid baart, en ongetwyffeld by veelen van zeer groot gewigt zal zyn; te meer, omdat zy niet eenig byzonder leerstuk, niet eene zekere plaats of enkeld gedeelte van de Christlyke Openbaaring, maar het geheele, het gantschlyke zamenstel van onzen Godsdienst, de geheele geschiedenis waarop die rust, betreft; en om deze reden zullen wy hier eenige aanmerkingen opgeeven, tot wegneeming dezer bedenking.

De zwaarigheid, welke wy bedoelen, is eigenlyk gelegen in het natuurlyk onwaarschynlyke der gebeurtenissen, die den grondslag van het Christendom uitmaaken. Zeker, de geboorte des Zaligmaakers uit eene Maagd; zyne

[pagina 408]
[p. 408]

voortreffelykheid boven andere menschen, reeds in zyne kindschheid doorstraalende; zyne wonderwerken, de wonderwerken zyner Apostelen; zyne opstanding, zyne hemelvaart, dit alles zyn gebeurtenissen, die zo verre afwyken van het geen in de wereld pleegt te geschieden, dat het verstand ongenegen is om geloof aan dezelven te geeven. Wie onzer zou geloof verleenen aan een verhaal van diergelyke zaaken, als in onze dagen voorgevallen? Voorzeker, niemant. Hoe veel te minder dan zyn deze dingen geloofbaar, nu zy ons verhaald worden als over byna twee duizend jaaren, in een ver van hier gelegen land, en in eenen tyd gebeurd, in den welken eene algemeene ligtgelovigheid heerschte. De onwaarschynlykheid is dan, zegt men, een grond tegen het Christendom.

Deze zwaarigheid, dunkt my, is niet geheel te veragten; en alle voorstanders van het Christendom hebben dezelve zo wel gevoeld, dat zy, om die reden, ook hunne poogingen verdubbeld hebben, ten einde de gebeurtenissen van het Christendom des te onwrikbaarder te bewyzen; naar maate zy in zig zelven onwaarschynlyker en dus ongeloof baarder zyn.

Maar, wanneer men de zaak wat nader inziet, en onderzoekt, tot welk een einde deze ongeloof baar schynende gebeurtenissen, volgens de Euangelieleer, geschikt zyn geweest, dan zal men eene oplossing van de zwaarigheid vinden, welke, naar onze gedagte, voldoende is.

Tot hoedanig een einde waren de wonderwerken van Jesus en zyne Apostelen geschikt? Het Euangelium geeft ons het antwoord op deze vraag. Zy moesten dienen om de Godlyke zending van Jesus te bewyzen. Nu, om de Godlyke zending van Jesus te bewyzen, waren gebeurtenissen noodig, welken van den gewoonen loop der natuur afweeken. Zodra men veronderstelt, dat God eene buitengewoone openbaaring wilde geeven, kan men het niet anders dan natuurlyk vinden, dat God aan zyne gegeevene openbaaring getuigenis verleende; en dezulken, die met deze openbaaring gelast waren, kenbaar maakte uit het overige gedeelte des menschdoms.

Wat zoude het geweest zyn, indien Jesus in de wereld was gekomen gelyk alle andere menschen, indien hy was opgevoed en geleefd had gelyk alle de overigen; en

[pagina 409]
[p. 409]

deze groote waarheden, dat 'er eene' opstanding uit den dood, een leeven na dit leeven, en daarin eene vergelding van het geen de menschen zouden gedaan hebben, te wagten was; dat God de zonden vergeven wilde aan hun, die zig opregtlyk bekeerden, gepredikt had, even als een Wysgeer, zonder blyken te geeven van eene Godlyke zending? Zeker, zyne prediking zou niet meer hebben uitgewerkt dan die van veele Heidensche wysgeeren, dan die van eenen Socrates. Men zoude hem, mooglyk met goedkeuring, hebben aangehoord; doch zyne leer zou beschouwd geworden zyn, louter als eene wysgeerige veronderstelling; of een zamenstel, niet onwaarschynlyk misschien, maar egter altyd slegts eene menschlyke leer. Gantsch anders is het geweest, nu Jesus zeggen en met daaden toonen kon, ik ben één met God; God spreekt door my; wat ik u leer, wordt u van God geleerd; en nu de Apostelen zeggen konden, die Jesus, dien wy u prediken, is Gods Zoon, door God in de wereld gezonden om u zalig te maaken; dit heeft God getoond door de wonderwerken, die Jesus gedaan heeft, en door hem uit den dood op te wekken en ten hemel op te neemen; dit toont God nog door de wonderwerken, die wy in Jesus naam voor uwe oogen doen. Dit gaf aan Jesus leer een geheel ander voorkomen: zy was nu niet langer een vernuftig wysgeerig, doch feilbaar, en mooglyk harssenschimmig, zamenstel, onderworpen aan bedenkingen en tegenwerpingen. Neen! zy was nu eene onfeilbaare leer, oorspronglyk uit den boezem der eeuwige waarheid; het waren geene wysgeeren, die slegts redeneeren, en zig dus bedriegen konden; het was God zelf, die de menschen leerde.

Wilde nu God zulk een getuigenis aan Jesus en zyne Apostelen geeven, en hunne leer dus door een onfeilbaar teken bekragtigen, het was noodzaaklyk, dat 'er buitengewoone, bovenmenschlyke omstandigheden by de prediking van die leer, plaats vonden; al wat niet boven den gewoonen loop der natuure was, kon hier niet baaten. Een voorbeeldig gedrag kon stigten; eene verhevene wysheid, eene zeldzaame doordringendheid van geest, konden de opmerkzaamheid opwekken; maar volkomen te overreeden, gerust te stellen, allen twyffel, alle tegenspraak weg te neemen, stond niet in hunne magt. De deugdzaamste mensch kan met het beste

[pagina 410]
[p. 410]

hart en de treflykste voorneemens zig zelven bedriegen, en dus anderen in dwaaling brengen; het grootste verstand kan dwaalen, en dwaalt maar al te ligt, wanneer het oordeelen zal over, of liever gissen zal naar dingen, die afhangen van schikkingen in de Godlyke regeering, en de inrigting der schepping, welke God alleen bekend is. Zeker, wat ook de reden leeren moge omtrent 's menschen onsterflykheid, de keurigste redeneeringen daaromtrent zyn loutere gevolgtrekkingen, uit deze en geene gegeevene stukken; en wie zal alle de gaapingen aanwyzen, welken daarin zyn kunnen? Hoe veele gegronde bedenkingen komen daar niet tegen op! hoe twyffelagtig is niet de geheele zaak! en met hoe veel gronds hebben ook niet veele Heidensche wysgeeren 'er voor en tegen geredeneerd! eene Godlyke beslissing dan was hier omtrent noodig. En niet alleen hieromtrent; maar ook omtrent het bestaan of niet bestaan van Ondergoden. Om de afgodery uit de wereld te verdryven werd volstrekt eene Godlyke openbaaring vereischt. God alleen, de vermeende opperste van alle Goden by de Heidenen, hy die de wereld gemaakt had, kon beslissen, of hy de wereld gesteld had onder het bestier van mindere goden, gelyk de verstandigsten uit de Heidenen dagten, dan niet. Maar om dit te beslissen, moest God toonen, dat de leer van de valschheid van 't Ondergodendom van hem kwam; en hoe kon dit anders geschieden, dan door middel van ongewoone, gevolglyk in zig zelven onwaarschynlyke, en in den gemeenen loop ongeloofbaare voorvallen?

Daar is dan geen grond om het Christendom te verdenken, veel minder te verwerpen, uit hoofde van de vreemde en in den gewoonen loop der natuur ongeloof baare gebeurtenissen, welken plaats hadden by deszelfs oorsprong; dewyl die gebeurtenissen volstrekt noodzaaklyk waren, zoude het Christendom geloof vinden en aangenomen worden.

 

o.o.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken