Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780 (1780)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (40.28 MB)

XML (3.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 411]
[p. 411]

De moeielykheid der deugdsbetragting, niet strydig met Gods wysheid en goedheid.

Meer maalen hoort men klaagen over de moeielykheden, welke met de getrouwe deugdsbetragting vergezeld gaan; indien, zegt men, dezelve minder waren, of liever in 't geheel geene plaatze hadden, het zedelyk kwaad zoude zo grooflyk niet gepleegd, en het zedelyk goed zo schandlyk niet verwaarloosd worden; ja wat meer is, het schynt zelfs bezwaarlyk deeze gesteldheid der zaaken met Gods wysheid en goedheid in volmaakte overeenkomst te brengen.

Ik wil niet loochenen, dat de betragting van deugd en Godvrugt voor den mensch van alle moeielykheden niet is vry te spreeken, hoewel dezelve door zommigen in een te sterk licht dikwyls gesteld en te groot gemaakt worden; maar ik zal de schynstrydigheid, welke daar uit tegen Gods wysheid en goedheid gebooren word, geheel tragten weg te neemen.

Ten dien einde zal 't, vertrouwe ik, genoegzaam zyn aan te toonen, dat de redenen, uit welke deeze moeielykheid in 't algemeen ontstaat, met Gods wysheid en goedheid volmaakt wel strooken.

's Menschen vryheid is de eerste algemeene reden, welke de deugdsbetragting met moeielykheden vergezeld doet gaan.

Indien derhalven dit vermoogen, of de voortbrenging van weezens, die zelfwerkers zyn, met Gods oneindige wysheid en volmaakte goedheid niet onbestaanbaar is, zo zal duidelyk blyken, dat het geene daar uit noodwendig voortvloeit, ook met dezelve in overeenkomst gebragt kan worden.

De schepping en voortbrenging van vrywerkende weezens is zo verre af van eenigermaate strydig te zyn met Gods wysheid en goedheid, dat niets meer noch beter dan het scheppen en voortbrengen van zoodaanige weezens daarmede overeenkomt: immers indien 'er geene schepzelen gevonden wierden, die het vermoogen bezaten van zonder dwang te kiezen, en zig zelven tot deeze of geene daaden te bepaalen, zoude alles noodlottig en aan eene volstrekte noodzaaklykheid onderworpen zyn,

[pagina 412]
[p. 412]

het ware ook gedaan met regtvaardigheid, goedheid en gehoorzaamheid, met één woord, deugd noch ondeugd, belooning noch straf konde 'er plaatze hebben.

Ook zouden verstandige schepzelen, ontbloot van vryheid, voor de genieting van de zuiverste en hoogste gelukzaligheid bekwaam noch vatbaar gemaakt kunnen worden: deeze ontstaat alleen, en kan uit geene andere bronwel voortvloeien, dan uit de bewustheid, het inwendig gevoel en de overtuiging van onze weezenlyke goedheid, braafheid en opregtheid, uit de vrywillige naavolginge van Gods zedelyke volmaaktheden, en uit de deelagtigwording van Gods welgevallen, gunst en goedkeuring.

Ondertusschen dit vermoogen van vryelyk te kiezen en te willen het geene deugdzaam, goed en loflyk is, gaat in weezens van een eindlg doorzigt en beperkte volmaaktheden, gelyk wy zyn, noodwendig gepaard met het vermoogen van anders te kiezen en te willen, zo dikwyls als zinlyk vermaak ons eenen weg aanwyst, welke tegen dien van pligt overgesteld is. Dit gevaar van mis te tasten noodzaakt ons moeite aan te wenden om zulks voor te koomen.

Deeze is derhalven eene der redenen, die het getrouw en onvermoeid bewandelen van de paden der deugd en godvrugt voor ons zomwylen moeielyk doet zyn, en waardoor wy op dezelve kunnen struikelen of daar van geheel af vallen.

De tweede en wel de voornaamste reden, waarom de betragting van deugd en godvrugt van alle moeielykheden niet is vry te spreeken, moet gesteld worden in de driften, welke de menschen ingeplant, en de verzoekingen, waar aan zy bloot gesteld zyn.

Indien derhalven deeze natuurlyke geaartheid en verordende omstandigheid, waarin de menschen zig hier op aarde bevinden, dat is, met andere woorden, indien de staat van beproeving, in welken zy door God geplaatst zyn, met deszelfs wysheid en goedheid wederom blykt niet strydig te weezen, zo zal ook de moeielykheid der deugdsbetragting, welke hier uit hoofdzaaklyk voortvloeit, daar meede in overéénkomst gebragt kunnen worden.

Alle verstandige en met vryheid begaafde schepzelen zyn zekerlyk bekwaam en vatbaar tot eene beproefde deugd en godvrugt; het is derhalven in zig zelve ten

[pagina 413]
[p. 413]

hoogsten billyk, goed en regtmaatig, dat deeze taak hun opgelegd, of die proef van hun gevorderd worde. De natuur der zedelyke regeering, en het oogmerk onzer schepping, schynt zulks met zig te brengen.

Indien wy nu onwraakbaare blyken van deugd en godvrugt geeven, of de gemelde proef doen zullen, is 't noodig dat verzoekingen ons voorkoomen en moeielykheden ons op den weg ontmoeten.

Het is het wederstaan en overwinnen van verzoekingen, het welk onze deugdzaamheid en godvrugtigheid op de beste en sterkste wyze zien laat. Deeze is de beproeving, tot welke onze Maaker ons geschikt heeft; dit de stryd, welken wy stryden, de loopbaan die wy te loopen hebben. Drift en reden staan dikwyls tegen elkander in ons slagveld. Wy kunnen ondertusschen geene, gelyk wy zeiden, kragtiger blyken en betere proeven van onze zedelyke goedheid geeven, dan wanneer in dusdaanige gelegenheid de reden de overwinning behaalt, en ieder drift, welke kryg voert tegen de ziele, te ondergebragt wordt.

Gode te gehoorzaamen en deszelfs bevelen op te volgen, in zulke zaaken of gevallen, in welke onze driften meedewerken, ten minsten geene tegenstribbeling maaken, en in welke geene verzoekingen ons aan boord klampen, is een zeer gemaklyke dienst, en van geene de minste uitsteekendheid. Regte gierigaards, by voorbeeld, zullen de maatigheid allezins, zonder eenige moeite, betragten, en groote verkwisters zullen gaarne anderen van hunnen overvloed iets meededeelen, doch van welk eene zedelyke waarde zyn deeze daaden in menschen van zulke geaartheden? ik weet daar aan niets van die natuur toe te schryven.

Daarentegen, wanneer wy, uit beginzel van gehoorzaamheid aan onzen Maaker, onze geliefdkoosde driften opofferen, onze troetelzonden verzaaken, of ons van die kwaade dingen zorgvuldig onthouden, waar toe wy eene byzondere en sterke geneigdheid hebben, dan kan niemant twyfelen aan de goede gezindheid onzer harten; in zulke omstandigheden word onze deugd beproefd, en van groote waarde bevonden.

Het is ondertusschen altoos in onze magt het gezag der reden te handhaaven of op ons te laaten werken; de heerschappy van zondige neigingen en diep ingewor-

[pagina 414]
[p. 414]

telde kwaade heblykheden kunnen wy tegenstaan; met één woord, wy zyn bekwaam de verleidingen der voorwerpen van buiten, en de verzoekingen der driften van binnen, geen gehoor te geeven, noch haare inspraaken op te volgen.

Ondeugd is nimmer in eenig geval het noodzaaklyke uitwerkzel van onze natuurlyke geaartheid, of van de byzondere omstandigheid in welke wy geplaatst zyn. Zoodaanig iets te beweeren zoude eene blykbaare tegenstrydigheid met zig brengen; naardien alles, wat noodzaaklyk gedaan word, het denkbeeld van deugd en ondeugd geheel wegneemt, of het weezen daarvan vernietigt; zedelyk goed en kwaad is iets waar van wy zelve de werkers en uitvoerders zyn; het kan nooit in ons op eene onweerstaanbaare wyze gewrogt worden. Wy pleegen alleenlyk ondeugd, en maaken ons voor God strafbaar, wanneer wy zelve kwaalyk kiezen en handelen, daar alle dingen, behoorlyk door ons in aanmerking genoomen zynde, wy anders konden hebben verkoozen en gehandeld.

De menschen zelve alleen zyn dus te beschuldigen, wanneer zy de laagere voldoeningen boven edeler geneugten verkiezen, wanneer zy eene groote en onbeteugelde opvolging van zinlyke vermaaken den voorrang geeven boven de zagte en zielstreelende aangenaamheden van zig deugdzaam en godvrugtig te gedraagen; zy maaken zigzelven strafschuldig en elendig, voorwerpen van Gods misnoegen, en van hunne eigene zo wel als van zyne afkeuring.

De meerdere of mindere sterkte van onze neigingen en driften, welke in onze natuurlyke gesteldheden plaatze hebben; de grootere of geringere kragt der verzoekingen en aanlokzelen, waar voor wy op deeze weereld en in onze byzondere omstandigheden zyn onderhevig, zal in ons reeds gezegde geene verandering maaken, noch eenige zwaarigheid baaren, wanneer wy slegts in aanmerkinge neemen, gelyk wy met grond doen kunnen, dat de oneindig wyze en volmaakt goede God, die weet wat maakzel wy zyn, en in welken staat wy ons geplaatst bevinden, eene minder algemeene, eenpaarige en verhevene deugdsbetragting in gevallen van grooter moeielykheden en minder zedelyke bekwaamheden, zo wel met zyne gunst en goedkeuring beloonen en verwaardigen zal,

[pagina 415]
[p. 415]

als eene getrouwer, onverdeelder en uitsteekender volbrenging van onzen pligt en omstandigheden van geringer gevaaren en meerdere zedelyke vermoogens; of dat anderzins deszelfs bystand, en de toekoomende vergelding, ingerigt en uitgedeeld zal worden overeenkomstig die verschillende gevallen.

Zulk eene handelwyze is ten minsten baarblyklyk, ten hoogsten regtmaatig en billyk: God, derbalven, die de wysste en beste aller Weezens is, beschouwt ze ook als zoodaanig, en Hy geen belang kunnende hebben om daar meede strydig te werk te gaan, zal ongetwyfeld zeker alzoo zyn bestier en belooning over de zedelyke weereld inrigten.

Daarenboven is het eene waarheid, die, ten aanzien van onze zedelyke, zo wel als ten opzigte van onze natuurlyke vermoogens, door de ondervinding bevestigd en bekragtigd word, dat dezelve onder het geduurig en regeimaatig gebruik, onder de gestaadige en onvermoeide oeffening, steeds in kragt en sterkte toeneemen; dus hoe geweldiger en heviger de verzoekingen zyn, en hoe meerder wy onze reden ter overwinning daar van moeten aanwenden, des te grooter zal het vermoogen van onze ziel daar door worden, en wy langs dien weg eigenaartig tot hooger trap van deugd en gelukzaligheid opklimmen, dan wy anders zouden bereikt hebben.

Ik oordeele het gezegde genoegzaam om de moeielykheid der deugdsbetragting, voor elk onpartydigen, met Gods wysheid en goedheid in volle overeenkomst gebragt te zien.

a.v.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken