Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780 (1780)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (40.28 MB)

XML (3.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het onvoldoende van de stelling der Stoïcynen, dat de deugd op zichzelve genoegzaam is, ter 's menschen gelukzaligheid in dit leeven.

Men mag van deeze Stelling wel zeggen, dat ze, onder hoe fraaijen schyn ook voorgesteld, strydig is, met de menschlyke aandoeningen en eene gezonde redeneering. Dat 'er eene innerlyke schoonheid en voortreffelykheid in zedelyke Goedheid zy; en dat wy, zo lang het Geweeten, door herhaalde ondaaden niet te verdoofd is, eene neiging, eene verpligting gevoelen, om de Deugd in alle gevallen, zo ver we haar ontdekken, te verkiezen en te volgen; ja, dat wy eene inwendige vergenoeging vinden, en gemeenlyk uitwendige voordeelen erlangen, in en door het betragten der Deugd, zyn stellingen, die geen redelyk mensch kan tegenspreeken. Maar hieruit volgt geenszins, dat de Deugd, in zulk eenen gemengden stande, als het Menschdom bestaat, haare eigene voldoende belooning in dit leeven met zich draagt.

God alleen, oneindig volmaakt, is uit en door zichzelven gelukkig. De deugd van eindige weezens kan niet anders dan gebreklyk; en 't geluk van geschapene weezens moet noodzaaklyk een afhangelyk geluk zyn. Het is eene onloochenbaare waarheid, dat de natuurlyke gevolgen der Deugd in den eenen mensch gestuit kunnen worden, door de Ondeugd van eenen anderen mensch,

[pagina 571]
[p. 571]

of door de natuurlyke gevolgen, welken uit die Ondeugd voortvloeijen. - Hoe dikwerf zyn niet de beste menschen aan rampen onderworpen, door de dwaasheden der onverstandigen; door de kwaadaartigheid, woede en verguizing der ondeugenden; door de wreede onbarmhartigheid en ongevoelige gierigheid der verharden; door vervolgingen ter zaake van Godsdienst en Deugd; door slegte belooningen van Huwelyks- Ouder- of Vriendschaps-Liefde; en door eene ontelbaare reeks van onheilen, waarvoor de beminnelykste gemoedsgesteltenissen niet zelden de gevoeligsten zyn. - Het is niet minder zeker, dat de natuurlyke gevolgen der Deugd dikwerf wederhouden worden, door de tegenkantingen onzer hartstogten; die wy niet kunnen uitroeijen, welker invloed wy niet geheel kunnen afwenden; door ziekte, pyn, armoede, en door 't geen we gevoelen op den dood of het lyden van hun, aan wien wy 't naauwste verbonden zyn. - Wy gevoelen ons, 't is waar, door veelen deezer zaaken, meermaals sterker aangedaan, dan wy behoorden te zyn. Maar 't belang neemen in zommigen van dezelven, ten minste in onze eigene misslagen, by voorbeeld, is een onvermydelyke pligt; in andere gevallen is het een by uitstek geschikt middel ter onzer zedelyke verbeteringe; en in nog meer andere omstandigheden is 't het onafscheidbaare gevolg onzer natuurlyke gesteldheid, 't zy van Lichaam of van Geest, of van beiden te zamen. Ook kunnen zy, die dit belangneemen te verre trekken, over 't geheel goede menschen zyn; en zelfs zy, die 't tot een merkelyken trap niet doen, kunnen zeer slegte menschen weezen.

Hoe kan des de Deugd, aangezien dit alles, haare eigene belooning zyn voor 't Menschdom in 't algemeen, of, weezenlyk, eene evenredige belooning voor genoegzaam ieder Mensch? Hoe kan de Deugd, indien 'er geen verder uitzigt dan dit leeven zy, de zekere middels ter gelukzaligheid verleenen? - De Deugd is zeker het oorspronglyk vastgestelde middel ter gelukzaligheid: maar dat dezelve een kragtdaadig en onfeilbaar middel, voor zo onvolmaakte schepzelen, leevende in eene verwarde waereld, daar toe zou zyn, is op geenen grond te beweeren, zonder het oog te vestigen, op eene toekomende belooning, waar van het Euangelie alleen

[pagina 572]
[p. 572]

ons de volle verzekering verleent. En dit denkbeeld is alleen in staat, alle de tegenheden in dit leeven te verzagten, en ons ter aanhoudende najaaginge der Deugd aan te spooren.

De Stoische regel, dat de Deugd zichzelve beloont, is inderdaad meer flikkerend, en streelt 's menschen hoogmoed. Mogelyk hebben zommige verheven geesten kragts genoeg, om de Deugd te betragten, om haar zelver wil: zommigen misschien mogen, zonder uitzigt op eene toekomende belooning, eene zedelyke Goedheid najaagen, enkel uit kragte van 't vermaak, dat zy vinden, in 't volbrengen der pligten, die de Rede aanbeveelt: en, schoon een Sophist dit beweegmiddel moge brengen tot de zelfsliefde, men kan egter de waardigheid van dit grondbeginzel niet loochenen. Maar indien we tot deeze edelmoedige geestgesteldheid toevoegen, het geloof eener toekomende belooninge, hoe veel volmaakter is dan het Leerstelzel der aanspooringen ter Deugdsbetragtinge? Zelfs toestaande, dat zulk een geloof onze verpligting tot Deugd niet kragtiger maakt; het moet nogtans zekerlyk ons vermaak doen toeneemen, en ons bevestigen in de hebbelykheid der Deugd. Maar indien de toekomende Belooning, waarvan ons het Euangelie verzekert, zulk eene bygevoegde aanspooring ter Deugd zy, dan mogen wy wel zeggen, dat 't het groote, het eenige middel is, het welk ons alle rampen kan doen verduuren. - Niets toch kan ons zo sterk overhaalen, om lydzaam alle tegenheden te verdraagen, aan welken wy in veele gevallen onverdiend onderworpen zyn, als die verzekering, dat zulsk beantwoordt aan de verborgene oogmerken der Godlyke Voorzienigheid; en dat het, buiten andere nuttigheden, ook strekt ter beproevinge onzer kloekmoedigheid, welke hier na beloond zal worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken