Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782 (1782)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.36 MB)

Scans (40.38 MB)

ebook (4.40 MB)

XML (3.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782

(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Celide, of geschiedenis van de Marquisinne De Bleville. Door Mejuffrouw M * * * * Uit het Fransch vertaald, door A.S.J. Twee Deelen. Te Amsteldam by J.v. Laar Mahuet. 1781. Behalven het Voorbericht 476 bladz. in gr. octavo.

Deeze Geschiedenis bestaat uit eene aaneenschakeling van Minnaaryen, aan veele wisselvalligheden onderhevig, die, met invlegtinge van andere gebeurtenissen, daar toe betrekkelyk, op eene manier verhaald worden, welke eigenaartig geschikt is, om den leeslust der Leezeren van zodanige Schriften gaande te houden, en verder uit te lokken. Men kan deezen Roman der Jeugd, tot een schuldloos uitspannend tyd-

[pagina 90]
[p. 90]

verdryf, onbeschroomd in handen geeven; nadien dezelve niet alleen niets behelst dat de goede zeden kwetst; maar onder een gevallige manier van voorstelling leerzaame zedelessen inboezemt. Uit dien hoofde mogt de Vertaaler, in zyn Voorbericht, deswegens met regt zeggen. ‘Alhoewel dit Geschrift geene volstrekte Zedenleer in zich behelze, is het echter verre af van Zedenbedervende te zyn; en, indien kinderlyke gehoorzaamheid, Vaderlyke genegenheid, standvaste liefde en deugdbelooning onder de zedelyke deugden kunnen geteld worden, durve ik het gerustelyk onder de werken van dien aart plaatsen, en ter leezinge aanpryzen.’ - Een tooneel van edelmoedige wraakloosheid leveren hier een leerzaam voorbeeld ter navolginge.

De Graaf de Bricour, (de Vader van Celide,) was verraaderlyk van 's Vorsten gunst beroofd; dit werd eindelyk der Koninginne onder 't oog gebragt, om, door haare bemiddeling, hem weder in 's Vorsten gunst te herstellen. Zulks gaf aanleiding tot eene verschyning van Celide voor de Koningin, welke haar de gunstigste toezegging verleende, waarvan zy haaren Vader, onder de sterkste aandoening, het volgende verslag gaf, dat verder aanleiding tot het bedoelde voorbeeldlyk gedrag verleende.

‘Ach myn Vader! ik heb de Koningin gezien, welk eene goedheid! steunzel der goede en ongelukkige, straf der kwaade, de rechtvaardigheid beheerscht haar harte! ja, myn tedre vader, ja, uwe onschuld zal eindelyk tot voor den Troon van onzen Monarch doordringen; men begint dezelve alreeds gewaar te worden. De Doorluchtige Vorstin, die zich verwaardigd ons te beschermen, heeft my zulks verzekerd! De Koning, heeft zy my gezegd, zal u zyne genegenheid weder schenken, dan zy heeft daarby gevoegd, dat de geene, die onzen Opperheer misleid hebben, op hunne beurt in zyne ongunst zullen vervallen. Op deze woorden heb ik my aan haare voeten nedergeworpen, en ik heb haar gesmeekt de beschermster van deze ongelukkige te zyn. Ik kan uw hart te wel, ô myn vader! om niet overtuigd te zyn, dat uwe blydschap vergiftigd zoude worden, indien dezelve andere in 't ongeluk stortte. Ik heb daarom met de allerleevendigste aanhoudingen genade voor hen gesmeekt. Helaas, zy zyn genoeg te beklaagen, nadien de Hoovaardy, de Nyd, de Laster en de Trouwloosheid hunne zielen beheerschen; zy moeten door deze helsche ondeugden verscheurd worden; zy kennen deze edele oprechtheid, deze grootheid van ziel niet, welke de erfgoederen van een deugdzaam hart zyn, en die in de allergrootste rampspoeden altoos verhinderen ongelukkig te zyn; dan myne smeekingen zyn te vergeefsch geweest... Zy zyn te vergeefsch geweest; viel de Graaf in... Ach, waarde dochter! wat doet gy my verstaan? hoe, myn geluk zal ongeluk-

[pagina 91]
[p. 91]

kige maaken. Kan het tot dezen prys bekoorlykheden voor my hebben! -

De Hertoch en Hertogin de Bleville, benevens de Marquis hun Zoon, (de Minnaar van Celide,) beschouwden stilzwygend den Graaf en zyne Dochter. Hunne gevoelens doordrongen hen van verwondering; maar op deze laatste woorden van den Graaf deed de Marquis zyne verrukking op het allerlevendigste uitschitteren. Hy naderde den Graaf en Celide! viel aan hunne voeten; nam eene der handen van onze Heldin; drukte zyne lippen daarop, en riep, als verrukt zynde, uit: ô Beminnelyke Celide! goddelyke dochter! welke deugden! welk eene ziel! hoe meer men u kend, hoe meer men u bewonderd! hoe meer men u acht! hoe meer men u aanbid! En gy, zeide hy, zich tot den Graaf wendende, eerwaardige vader van eene zo dierbaare dochter! Groote ziel! Kloekmoedig hart! ô Gy, die al het geene bezit dat eenen waarlyk grooten Man onderscheid, ontvang myne hulde! Hoe! riep hy uit, men heeft u kunnen verraaden! Hoe! gy had vrienden, aan welke gy alle uwe rampen verschuldigd zyt!... Die laaghartige, snoode en verachtelyke stervelingen! Ach, Graaf! zy hebben zich zelve meer kwaad gedaan, dan men hen zoude kunnen opleggen, nadien zy uwe achting en vriendschap verlooren hebben; hoe verblind waren zy, daar zy den prys van eenen vriend, gelyk gy, niet hebben gekend! -

De Graaf deed den Marquis, welken hy tot dezen tyd niet had kunnen afbreeken, met zo veel yver had hy gesprooken, opstaan; hy omhelsde, en smeekte hem deze lofredenen, welke hy niet verdiende, te spaaren. Maar de Hertoch en de Hertogin voegden, in weerwil van hunne zedigheid, de getuigenissen van hunne verwondering by die van hunnen Zoon. Zy waren 'er door aangedaan, getroffen en doordrongen; terwyl de Graaf en Celide hen met een verbaasd gelaat, gelyk zy inderdaad waren, beschouwden. - Dusdanig is de aart van verheven zielen; uitmuntende daaden, en de edelmoedigheid, zyn hen zo natuurlyk eigen, dat zy niet eens gewaar worden, dat zy dezelve uitoeffenen; en zyn verbaasd van deugden te hooren verheffen, welke zy gelooven aan alle menschen gemeen te zyn.’ - Overeenkomstig hier mede was ook het gedrag van den Graaf de Bricour, op zyne herstelling; trachtende de zagtmoedigheid van den Koning voor de schuldigen af te smeeken; doch te vergeefsch, daar zy den Vorst, door hunne misleidingen, te sterk tegen zich verbitterd hadden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken