Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782 (1782)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.36 MB)

Scans (40.38 MB)

ebook (4.40 MB)

XML (3.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782

(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Aanspraak, aan de Nederlanders, die de lezer een Voorbericht noemen kan.

Schryven is iets, waar over ik altyd met eene verliefde tederheid gedacht heb; van myne eerste jeugd af was het eene myner Liefhebbery-Studiën; en de zucht, die daartoe altyd in my geheerscht heeft, is, om de waarheid te zeggen, zo als ik nu bevinde, niet verminderd, maar, integendeel, zo vermeerderd, en toegenomen, dat ik die, zedert eenigen tyd, als eene lex interna heb beginnen te beschouwen: - en nu denke ik nooit aan het woord Schryven, of ik zeg tegen my zelven, - ‘myn Heer! gy moet Schryven.’

Nu zou ik reeds lang, als Schryver, zyn te voorschyn getreden, en, zo ik vertrouwe, nog al en bon habit; maar daar is één ding, dat my dus ver met die qualiteit heeft doen t'huis zitten; en dat is, - dat ik een zeer byzonder Schryver ben, zo wel als een byzonder Mensch; - welke hoedanigheid, naar myn oordeel, het beste middel is, om, zo wel in de eene als in de andere betrekking, een in 't ooglopend figuur in de wereld te maken.

Myne byzonderheid als Mensch, zal de Lezer, hoop ik,

[pagina 513]
[p. 513]

van tyd tot tyd, uit myne Voortbrengzels kunnen ontdekken; maar myne byzonderheid als Schryver is van dien aart, dat zy nimmer zou kunnen geweten worden, ten zy ik zelve die met duidelyke woorden openbaarde, waarom ik dan besloten heb, dezelve aan het algemeen aan te kondigen, gelyk ik thans doe op de volgende wyze.

Wanneer ik schryven zou, - zeide ik tegen myzelven, - want niemand weet nog het geheim, dan ik; - dan wilde ik wel zo schryven.

1. Dat ik den Boekdrukker geene kosten of moeite aandeed; want ik begeere daarvoor geenen rooden duit.

2. Dat ik 'er zelve geene kosten of moeite om behoefde te maken; want ik heb besloten, geen stuiver, geen uur, nutloos, ten behoeve van het algemeen der Lezeren en Lezeressen, te verspillen.

3. Dat 'er geen enkel blad schoon drukpapier om wierd vuil gemaakt.

4. Dat myne stukken de figuur hadden van een groot Werk.

5. Dat ik het aan myne keuze kon overlaaten, veel of weinig te gelyk te schryven.

6. Dat zy het patrocinium genoten van het geslacht der denkende Lezers, bekende en geachte lieden.

7. En, eindelyk, dat myne geschriften gelezen wierden van veele, - van allerleie, - van aanhoudende Lezers, onverschillig tot welk geslacht zy ook behoren.

De belangeloosheid, - de redelykheid, - de eigenaartigheid, - en het natuurlyke van alle deze Schryversbedoelingen, zal denkelyk veelen, van dit oogenblik af, reeds een goed vooroordeel ten mynen opzichte inboezemen; en, byaldien dit niet zo ware, zou ik ongelukkig genoeg zyn, van myn hoofddoel niet te bereiken; - doch, daar even die byzonderheden, in het caracter van alle myne geliefde Medebroeders, - sit veniam verbis! zo zeldzaam voorkomen, ben ik genoodzaakt geweest, wel zo veel tyds, als nodig zou zyn, om voor de waereld een nuttig boekdeel vol te schryven, en nog meer, door te brengen, enkel en alleen met het uitdenken van een plan, het geen aan alle deze vereischten mogt beantwoorden; en echter zoude kunnen gezegd worden te zyn, ongedwongen, uitvoerbaar, - en zo min te verheven als te laag, om van een verstandig man te worden goedgekeurd.

Een schoone morgen, - het was de schoonste, geloof ik, die ons deze zomer baarde, - heeft my dit plan eindelyk zeer toevallig doen ontdekken, en zo dra was het niet ontdekt, of het Geheim Cabinet myner denkende Ministers, hadt het zelve reeds in overweging genomen; en, als alleszins gepast, met eene groote meerderheid van stemmen, overgenomen; en nog, nog op dit oogenblik, danke ik u, beminlykste van alle morgens! dat gy myne doffe ziel met zulk eene edele straal van de Zon der Wysheid verlicht en verlevendigd hebt.

[pagina 514]
[p. 514]

Simplex sigillum veri. - In de daad, gylieden zult u, waarschynlyk, over de eenvouwigheid der gantsche zaak zo zeer moeten verwonderen, als ik my verwonderde, in het eerste oogenblik der ontdekking, daarover, dat iets diergelyks niet al lang te voren my voor den geest gekomen was; daar myne ziel 'er zo menige malen dezelfde gunstige gelegenheid toe gehad hadt als toen. - Maar! wat zal ik zeggen? - het gaat met de vinding van kundigheden en plans, even als met het vinden van een stuk geld; men loopt 'er negen-en-negentig malen met den voet over heen, en de honderdste reis ziet men eerst iets schitteren, raapt het op, en steekt het, zeer omzigtig, in den zak, en, als het daar is, is het veilig.

Na het dejeuné zat ik in een stukje van de Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen te lezen; - ik las, - ik dacht, - ik las weder, - ik leide het boek ter neêr. - Ik dacht, - ik las nogmaals. - Ik sprong vaardig naar het schulfraam. - En wat, (zeide ik tegen myzelven) de handen in een wryvende; en wat, zeide ik, indien ik nu eens, - onder het welnemen van de Heeren Uitgevers, - van de Letteroefeningen gebruik maakte?

Ik heb u begrepen, - sprak het Verstand.

Daar is niets tegen te zeggen, - zeide het Oordeel.

Amen! - riep de Wil.

Hm! hm! - zeide de Verbeelding.

Indien, maar....... zeide de Voorzichtigheid.

Indien, maar....... sprak de Achterdogt.

Indien, maar....... schreeuwde de Macht.

Doch, daar vier, één meer is dan drie, ging het plan wel zo gerust door, als gylieden thans in dit IVde Deels 12de Stukje, deze myne Aanspraak, die UEds. ook een Voorbericht noemen kunt, zit of staat te lezen.

Of nu dit gemaakte plan in alle deelen practice zo wel zal kunnen doorgaan, als het zich Theoretice voordoet; daar van zal de waereld zo ras en zo goed, als ik zelve, kunnen oordeelen. Het zy voor tegenwoordig genoeg, ulieden de schoone Theorie, by my daarover ontworpen, mede te deelen; en u daardoor in staat te stellen tot een meer of min beslissend oordeel, of myn gedrag meer te pryzen dan te laken, of meer te laken dan te pryzen zy.

1. Het spreekt, zo klaar als iemand spreken kan, van zelve, dat, volgens myn plan, geen een Boekdrukker, wie hy zyn moge, zelfs niet die van de Letteroefeningen, eenige kosten of moeite met my heeft, al vond ik goed - een genoegzamen voorraad voor een geheel foliant te schryven, en de Heeren Letteroefenaars het zelve, van tyd tot tyd, uit te geven; dewyl ik daarvoor, naar myne gezetlyke begeerte, geen duit trekken zou; en 'er geen nieuw of grooter werk, om mynen wil behoeft te worden aangelegd.

2. Ik zelve worde daardoor ontheven van de kosten, om, indien de Drukker, ('t geen zeer waarschynlyk is,) myne pro-

[pagina 515]
[p. 515]

ducten niet voor zyne rekening hadt willen in de waereld zenden, enkel par hazard myn geld daar voor uit te schieten, waarvan misschien wel de helft zou zyn in den loop gebleven; terwyl ik tevens vry ben van de lastige bemoeijing van de Proeven naar te zien, die men zig getroosten moet; zo men eenigszins hoop wil voeden op een gelukkig vertier van zyne Schriften: - dit geschiedt nu, denklyk beter, en evenwel buiten my.

3. En vermits toch maandelyks een 50 paginas van dit Periodiek stuk werks, met allerlei Mengelwerk, gevuld worden, zie ik niet, dat 'er om myne Stukjens te plaatzen, één eenig blad schoon drukpapier behoeve vuil gemaakt te worden, meer dan anders; en 't geen zou zyn gespaard geworden, byaldien niet dit, maar ander, Mengelwerk daarop gedrukt was.

4. Gelyk het al mede geen bewys behoeft, maar zelfs als een principium indemonstrabile kan worden aangemerkt, dat, in dit geval, myne kleine Verhandelingen, die, te zamen genomen, nog maar een libel zouden kunnen uitmaken, van den kring, waarin zy geplaatst worden, de gedaante van een volumineus Werk ontleenen zullen; 't geen, behoudens beter oordeel! een der beste middelen is, om zynen arbeid in 't ryk der Letteren in gedachtenis, en op prys, te houden.

5. Voorts ziet elk, die zien kan, dat my, op deze wyze, de beste gelegenheid geboren wordt, om, naar verkiezing, by gedeelten, en veel of weinig te gelyk, te schryven; alles naar de omstandigheden van tyd, plaats, persoonen, enz. enz.

6. Dit Artikel ging over het patrocinium myner Stukken: van welk gewicht nu dit voor my zy, byaldien zy het geluk hebben van in dit Periodiek Werk geplaatst te worden, zal ik, om den schandnaam van vleier te ontgaan, niet zeggen, maar denken, en aan elken Lezer slechts herinneren.

7. En gy alle, M.V., die dit zelfde 12de Stukje leest, gelezen hebt of lezen zult, - gy allen zyt myne getuigen;

by hoe velen, hoe velerleie, meestal aanhoudende Lezers, en daar onder denkelyk wel ¼ deel onderzoekenden, - alle myne kleine Verhandelingen maandlyks zullen kunnen gelezen worden; - en, 't geen het voornaamste is, - zonder eenige nieuwe onkosten te doen; voorondersteld zynde, dat hun Eds. toch ieder maand, het zy voor zichzelven, het zy met elkander in eenig Collegie, de Letteroefeningen koopen.

Al het welk te zamengenomen zynde, van dien aart is, dat noch ik, noch gylieden, noch iemand anders in de waereld, reden schynen te hebben, om te wenschen, dat myn geliefkoosd plan, als eene embrijo nimmer tot rypheid kome, of ten minste in de geboorte reeds worde onderdrukt.

Vaart wel.

O * * * * * *.

 

Wy hebben, den Heer Schryver ten gevallen, en in verwagtinge dat zyne Producten wel aan den Man zullen willen, geen zwaarigheid gemaakt van deeze zyne Aanspraak, op zyn verzoek, terstond te plaatzen: doch het zou ons zeer aangenaam zyn, de gelegenheid te mogen hebben, om hem, door een Brief, over de verdere uitvoering nader te onderhouden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken