Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782 (1782)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.36 MB)

Scans (40.38 MB)

ebook (4.40 MB)

XML (3.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782

(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eene zeer aandoenlyke ontmoeting.

(Uit het Engelsch.)

 

Zeker Heer, in 't vallen van den avond, te Edenburg wandelende, ontdekte eene jonge Dogter, slegt gekleed, met traage schreeden voortsleepende. Haar voorby gaande, kwam zy eenigzins na hem toe en stondt stil, zonder een enkel woord te spreeken. ‘Ik ben,’ zegt de Heer, die deeze ontmoeting hadt, en verhaalde, ‘zo ongenegen om iemand in 't aangezigt te zien, dat ik eenige stappen voortging, eer ik myn oog op haar sloeg’. Zy hadt, intusschen, haar ouden tred weder aangenomen. Ik ontdekte zekere fraayheid in haare gestalte, die door haare schamele kleeding heen stak. Zy was teder en bevallig; en iets treffends was 'er in de houding van haar hoofd, en de schynbaare zwakheid, met welke zy wandelde. Door dit alles aangedaan kon ik my niet wederhouden na haaren staat en omstandigheden te verneemen. Ik trad daar op te rug, en ging haar voorby met zulk een oogslag (want ik kon van my zelven niet verkrygen meer te doen,) als haar kon aanmoedigen, om my te zeggen, 't geen zy, weinig oogenblikken geleden, scheen te willen zeggen. Het hadt de gewenschte uitwerking.

‘Heb deernis,’ sprak zy, ‘met eene arme Weeze!’ Haar stem was zwak en beevende. Ik stond stil, en stak myn hand in myn zak. Thans had ik beter gelegenheid om haar

[pagina 606]
[p. 606]

te beschouwen. Haar aangezigt was schraal en bleek: een gedeelte daar van bedekt met ligt bruin hair, 't welk verward over 't voorhoofd en los op de schouders hong: om deeze hadt zy een oud en gescheurd kleed; 't welk zy met de eene hand voor haar boezem vast hieldt, de andere half uitstrekkende om den aalmoes, welken ik haar stondt te geeven, te ontvangen. Haar groote blaauwe oogen hieldt zy op den grond geslaagen. Zy trok haare hand te rug toen ik 'er eene kleinigheid in stak: naa het ontvangen, strekte zy die weder mywaards uit, eenige woorden mompelende, welke ik niet kon verstaan; toen liet zy haar kleed los, en haare handen zamenvouwende, borst zy uit in traanen.

Zulk eene houding was de houding niet eener gewoone Straatbedelaaresse, myne nieuwsgierigheid voelde 'er zich zeer door opgewakkerd. Ik verzogt haar my te volgen na 't huis van eenen Vriend niet verre van ons, wiens goedhartigheid my meermaalen gebleeken was. Toen zy daar kwam, was zy zo vermoeid en afgemat, dat zy niet, voor het aanwenden eeniger middelen om haar te doen bekomen, in staat was, een verslag van haare ongelukken te geeven.

‘Myn naam,’ dus luidde haar berigt, ‘myn naam is collins. Ik werd gebooren te ***** in Cumberland. Myn Vader, die reeds zints eenige jaaren overleden is, liet myne Moeder naa, belast met de zorge voor my, toen nog een Kind, en over éénen Broeder, toen zeventien jaaren oud. Zyne naarstigheid, nogthans, gepaard met die van myne Moeder, verschafte ons een genoegzaam onderhoud. Myn Vader was by zyn overlyden bezitter van een kleine Landhoeve, met het regt om op eene nabygelegene Meente te mogen weiden: wy agtten onszelven gelukkig: doch in den laatstvoorgaanden Zomer, kreeg myn Broeder kennis aan een Wervend Officier, die zich in een Dorp niet verre van onze Wooning onthieldt; deeze haalde hem over om Dienst te neemen, en welhaast trok hy met ander nieuw geworven Volk na het Regiment. Dit vertrek brak myne arme Moeder het hart, en zy hadt, naderhand, geen gezond uur: en helaas! nu ruim drie weeken is zy gestorven. - Onmiddelyk naa haar dood lag men beslag op alle onze goederen, om het betaalen van agterstallen te vinden. - Ik had gehoord dat het Regiment van myn Broeder, toen hy Dienst nam, in Schotland was: ik begaf my herwaards om hem te zoeken: want, behalven hem, heb ik geen Bloedverwant in de Wereld. Hier komende kreeg ik berigt, dat het Regiment, eenige maanden geleden, ingescheept, en thans zeer verre weg was, - ik weet niet waar. - Ach! myn Heer, die tyding ontstelde my doodlyk; en ik ben zedert geheel ongesteld geweest. By eene Vrouw, in deeze Stad, die ik myn geval verhaalde, en deernis met myn lot scheen te hebben, huurde

[pagina 607]
[p. 607]

ik een bed, en bestelde my in de kost. Ik had een pakje goederen mede genomen, 't welk my toegestaan was, naa den dood van myne Moeder: doch gisteren nagt heeft iemand, terwyl ik sliep, my alles ontstoolen: en de Vrouw verklaarde, my nu niet langer te kunnen huisvesten; zy zette my op straat, waar ik tot nu toe heb omgezworven, bykans van gebrek bezwykende! ...

Zy was nu in beter handen, maar onze bystand kwam te laat. Eene gesteltenis, natuurlyk teder, was bezweeken onder de moeilykheden der reize, en de hardheid van haar lot. Zy nam van tyd tot tyd in kragten af, en blies welhaast den laatsten adem uit. Weinige oogenblikken, eer zy stierf, verzogt zy my te zien, en uit haar boezem een klein zilveren slootje haalende, 't welk zy verhaalde, haar Moeder toebehoord te hebben, en 't geen ze, hoe zeer de nood drong, niet hadt willen verkoopen, dit verzogt ze my te willen bewaaren, voor haaren beminden Broeder, en het hem te geeven, indien hy ooit wederkeerde, tot een teken om aan haar te gedenken.

Diep, zeer diep, deelde ik in het ongeluk van de arme Dogter: en ik vrees dat 'er veelen zyn, die, met nancy collins, geen Bloedverwant in de wereld hebben, behalven die in 's Lands dienst getreeden zyn. Het lyden der zodanigen, die het hartgrondigst medelyden verdienen, is dikwyls onbekend. De ziel, die haare smert niet kan openbaaren in 't oor des medelydens, wordt, door dezelve felst gedrukt, en voelt haare eigene bitterheid.

In het denkbeeld, 't welk wy van den Kryg vormen, vergeeten wy te ligt de ongelukken des Volks. By de nederlaage betreuren wy het lot des Krygsbevelhebbers, by de Overwinning denken wy aan den glans der eere, welke hem bestraalt. Zelden overweegen wy by onszelven, hoe veelen 'er, en by nederlaage en by overwinning, elendig gemaakt worden. Hoe veelen vinden zich, te midden van het zegenvieren, behoeftige Weduwen, hulplooze Weezen! en voelen, terwyl de Overwinning feestviert, in een vergeeten hoek gezeten, alle de elenden van bittere behoefte!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken