Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785 (1785)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.30 MB)

Scans (38.31 MB)

XML (3.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785

(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De overeenstemming van de H. Schrift met de gezonde Reden, in de Leerstukken der H.S. aangaande de Zonde en de Genoegdoening, aangetoond door J.D. Michaëlis, Ridder van de Noordstar, Hoogleeraar in de Wysbegeerte te Gottingen, Lid van de Holl. Maatsch. der Weetensch. te Haarlem, enz. Naar de tweede, geheel van nieuws uitgewerkte uitgave, uit het Hoogduitsch vertaald, door J.H. Fortmeijer, Leeraar der Euangelisch Luthersche Gemeente te Utrecht. Te Utrecht, by G.T. v. Paddenburg en Zoon, 1785. Behalven het Voorwerk, 552 bladz. in gr. octavo.

Het vry algemeen aengenomen Kerklyk Leerbegrip der Christenen, nopens de Zonde en de Genoegdoening, is, gelyk men weet, aen vele tegenbedenkingen onderhevig; men betwist het zelve, als niet geleerd in de H. Schriften, en men wraekt het zelve, als onbestaenbaer met de gezonde Rede, tegen welke echter de Openbaring, als ene gift van denzelfden God, die ons het Licht der Rede geschonken heeft, niets strydigs leeren kan. ----- De eerste soort van tegenbedenkingen komen in dit Geschrift niet in overweging; de Hoogleeraer stelt zich niet voor, deze Leerbegrippen uit de Heilige Schrift te bewyzen; hy houd ze voor bekend en erkend; maer zyn doelwit is, die der laetste soort tegen te gaen; en te toonen dat derzelver inhoud in genen deele strydig is, met het geen de gezonde Rede ons aen de hand geeft.

Hiertoe handelt hy, na ene voorafgaende ontvouwing van de Zonde en de Wet, in de eerste plaets over Gods Opperheerschappy, derzelver grondslag, en de noodzaeklykheid harer uitoefeninge. Daeraen hecht hy ene verdee-

[pagina 284]
[p. 284]

diging van de toelating der Zonde in de beste waereld; en dit leid hem ter beantwoordinge der vrage, hoe God de Zonde verbieden en straffen kan, daer zy een deel der beste waereld is? Op de beantwoording hiervan volgt dan verder ene overweging van de straffen der zonden, met ophelderende aenmerkingen over enige bedenkingen deswegens, en wederlegging der tegenwerpingen daeromtrent te berde gebragt. Wyders verledigt hy zich tot ene onderscheiden beschouwing der Zonde en derzelver strafbaerheid; waermede zich voorts verbind het nagaen der toerekeninge van Adams val, en de daermede verknogt gaende aengeboren verdorvenheid der menschlyke natuure, met de gevolgen hiervan; in de ontvouwing van dit alles handelt de Hoogleeraer over de voornaemste byzonderheden, die omtrent den val onzer eerste Ouderen, en 's Menschen aengeboren zedelyke krankheid, zo als hy zich uitdrukt, in aenmerking komen. Tot dus ver gesproken hebbende van de Zonde en derzelver straf, komt de Hoogleeraer eindelyk tot het stuk van de vergeeving der Zonde; waeromtrent wel in de eerste plaetse vaststaet, dat God de Zonde wil vergeven; maer dan de vraeg nog overig blyft, op welk ene wyze? of door welk een middel het zelve zo zal geschieden, dat, niet tegenstaende de vergeving, het oogmerk der straffen bereikt worde? ----- Deswegens komen in voorslag: (1.) De voltrekking van een gedeelte der straffen in de toekomende waereld. (2.) Offeranden, Gaven, Godsdienstplechtigheden. (3.) Zelfs verkoozene Boetdoeningen. (4.) Berouw, Verbetering en Afbede. (5.) Hoogere verbetering, Vergoeding of Vernietiging van de gevolgen der Zonden. (6.) Goede Werken, en laetstlyk (7.) de Genoegdoening van Christus. Over ieder dezer voorslagen deelt de Hoogleeraer zyne bedenkingen mede, en hy vind in de zes eersten de bereiking van 't oogmerk der straffen niet. Zommigen dezer voorslagen, te weten de drie eersten, doen hier, zynes oordeels niets ter zake: de drie volgende, schoon ze in een ander opzicht vereischt worden, voldoen echter niet aen 't opgemelde vereischte, en dus word het laetste, de Genoegdoening van Christus, als daeraen beantwoordende, gevorderd.

Ene ware zedelyke verbetering, naemlyk, nog voor het einde van dit leven, moet, volgens hem, de onveranderlyke voorwaerde van de vergeving der Zonde zyn; en derhalven word hier het voorgeslagen Berouw met de daer

[pagina 285]
[p. 285]

uit volgende Verbetering, en daedlyke betrachting der Goede Werken gevorderd: zo spreekt de Rede, zo spreekt de Heilige Schrift. ‘Maar, (dus vervolgt de Hoogleeraer,) dewijl hierbij nog dit gebrek overblijft, dat op die wijze het wezenlijkste oogmerk der straffen, de afschrikking van anderen van de Zonden, niet bereikt wordt, en dat wij menschen evenwel niet de eenige zedelijke onderdaanen van God zijn, maar dat hij buiten onzen aardbodem en in het Rijk der Geesten ontelbaare onderdaanen heeft, aan welken Hij, wanneer menschen opzettelijk zondigen, voorbeelden van straffen der menschen schijnt verschuldigt te zijn; om hun te toonen, dat de wet geen ijdele dreigementen doet, en om juist door de werklijke oeffening der straffe aan zijne wet bij hen den noodigen klem te geeven; zoo voegt de Bijbel 'er nog iets bij, de Genoegdoening van Christus, dat is, dat God werklijk de straffen van onze Zonden aan Christus heeft ter uitvoer gebragt, en het zich daardoor mogelijk gemaakt, om ze, behoudens zijne gerechtigheid, aan menschen, welken zich verbeteren, te vergeeven.

‘In de daad schijnt dit een groot en verheven denkbeeld te zijn, dien God waardig, welke niet alleen Opperheer van den kleinen aardbodem, maar van eene onmeetbaare weereld is. Men zal mij toestemmen, dat het eene volkomene oplossing van den knoop en van die zwaare vraag is, hoe kan God, behoudens zyne Gerechtigheid en Goedheid omtrent betere onschuldige schepzelen, welke door voorbeel den van straffe van de zonden moeten te rug gehouden worden, aan een gedeelte der schuldigen de straffe kwijt schelden? wanneer maar het overdraagen der straffe op Christus zoo gesteld is, dat

1.) Het geen overdraagen in schijn is. Dit zoude plaats hebben wanneer vreemde straffen op iemand, welke even deeze straffe reeds door eigene zonden verdiend hadde, wierden overgedraagen.

2.) Dat die persoon, op welken de straffe wordt overgedraagen; daardoor niet verongelijkt wordt.

3.) Dat het hoofd-oogmerk der straffe bereikt, en door deeze op eenen vreemden overgedraagene straffe anderen even zo sterk van zonden worden afgeschrikt, als wanneer zij aan den schuldigen zelven voltrokken ware. En

4.) Dat 'er geen ander oogmerk, het welke de straffen noodzaaklijk maakt, daarbij overblijft, het welk niet bereikt wordt. Hebben deeze voorwaarden plaats, zoo vervalt de

[pagina 286]
[p. 286]

voornaamste tegenwerping; waar toe zullen straffen, aan iemand anders dan den zondaar zelven voltrokken, dienen! Het antwoord ligt reeds in de derde voorwaarde. Maar, zal men zeggen, dan lijdt immers de zondaar zelf geene smart! Antwoord: dat is ook het oogmerk der straffe niet, dat iemand smart aangedaan, dat wraakzucht, (die geen Rechter en Wetgeever moet hebben, en die God, welke alleenlijk uit goedheid straft, niet kan hebben,) verzadigd worde; het is dus geen kwaad, maar genade, dat den zondaar geene smart aangedaan wordt. Zal God Zonden vergeeven, en wil men niet volstrektlijk alle menschen tot straffen in de toekomende weereld veroordeelen, zoo wordt immers den zondaar buiten dien geene smart aangedaan: want in deeze weereld zien wij niet, dat de straffen der Zonden uitgevoerd worden.’

Het laetste gedeelte van dit Geschrift dient ter uitbreidinge, ophelderinge en bevestiginge van de bovengenoemde voorwaerden, en geeft dus het volle beslag aen des Hoogleeraers onderneming, om de eenstemmigheid van dit Leerbegrip met de Reden te toonen.

In de Voorreden zegt ons de Hoogleeraer: ‘in het jaar 1748,’ (toen zyne Verhandeling over de Genoegdoening eerstmael uitkwam,) ‘was deeze Verhandeling niet rechtzinnig, en ze kon de Censuur in eene vreemde Stad niet doorstaan; tegenwoordig (in 't jaar 1779.) is zij wel al te rechtzinnig! zoo veranderen de tijden!’ Wy laten dit aen zyne plaetze; zulks is meermaels een Tydrekenkundig en Aardrykskundig verschil; welks beslissing niet tot onze taek behoort. Wat hiervan zy; de Wysgerige voorstanders en tegenstrevers van het in dezen beweerde Leerbegrip zullen, in dit Geschrift het voornaemste by een vergaderd vinden, dat ter wederzyde byeen gebragt word; en daer de Hoogleeraer het zelve met een welwikkend oordeel opgesteld heeft, is het voor hun wel der moeite waerdig, dat ze het zelve met alle oplettendheid overwegen. Doch voor hun, die het zelve aenzien, niet als een - Bybelsch maer als een Kerklyk-Leerbegrip, is het van dat belang niet; ook is het voor dezulken niet geschreven, gelyk we hier boven reeds aengeduid hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken