Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785 (1785)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.30 MB)

Scans (38.31 MB)

XML (3.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785

(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Brieven van C.G. van Windisch, over den Schaakspeeler of het Konstbeeld des Heeren W. van Kempelen. Naar het Fransch van C.H. van Mechel, Lid der Keizerlyk - Koninglyke Academie te Weenen, en van verscheiden anderen. Te Amsterdam, by J. Yntema, 1785 behalven de Voorreden, 47 bladz. in gr. octavo.

Zints de eerste aankondiging van dit Kunststuk, bestaande in een houten Schaakspeeler, die party houdt tegen een kundigen Schaakspeeler, te Presburg vertoond, is het zelve een voorwerp van de algemeene nieuwsgierigheid geweest; het welk aanleiding gegeeven heeft, tot het vervaardigen van verscheiden berigten deswegens; dog waarop men zig niet wel kan verlaaten. Eindelyk heeft de Heer van Windisch, dien 't aan geene ondervinding, opmerkzaamheid en goede trouw ontbrak, 'er een verslag van gemeen gemaakt, dat eene zeer naauwkeurige beschryving van dit Kunstbeeld verleent, zo dat 'er niets aan ontbreeke, dan de verklaaring van 't geheim des Uitvinders, 't welk deeze, terwyl hy voor het overige ten aanzien van zyn Kunststuk openhartig handelt, en genoegzaame gelegenheid geeft om alles te zien, voor zig zelven bewaart. Uit hoofde van het in zo verre voldoende verslag, heeft men deeze beschryving, in 't Hoogduitsch opgesteld, in de Fransche taal overgebragt, en nu ook in 't Nederduitsch het licht doen zien. ----- De Heer van Windisch deelt, in een zevental van Brieven, zynen Vriend mede, 't geen hy, by eene herhaalde ondervinding, deswegens opgemerkt heeft; en laat zig tevens verder uit over eenige byzonderheden, die den kunstryken Uitvinder, den Heer van Kempelen, en deszelfs kunstvermogen, betreffen. Hy geeft by den aanvang eene beschryving van alle de stukken die tot dit Kunstbeeld behooren, en doet ons opmerken, dat men zig volkomen verzekerd kan houden, dat deszelfs beweegingen niet onmiddelyk door eenig menschelyk weezen, in 't Kunststuk of deszelfs deelen verborgen, verwekt worden. Voorts ontvouwt hy ons het speelen zelve, vermeldende het kunstryke in de verschillende soor-

[pagina 481]
[p. 481]

ten van beweegingen, welke de houten Schaakspeeler maakt, dat aller verwondering tot zig trekt. Zie hier het geen hy ons daaromtrent, zonder het wonderbaare te vergrooten, (dat in veele andere berigten plaats heeft,) mededeelt.

‘Om in alles, zegt hy, naauwkeurig te zyn, moet ik u vooraf zeggen, dat het Kunststuk speelt met de linkerhand: ik vroeg hier van de reden, en kreeg ten antwoord, dat de oorsprong hiervan was eene onoplettendheid in den Maaker, die ze niet gewaar wierd, dan toen het werk reeds te verre gevorderd was om dit gebrek te kunnen verhelpen, dat in zichzelven ook zeer gering is: want, waarlyk, wat belang hebben wy 'er by of titiaan zyne tafereelen met de rechter of met de linkerhand geschilderd hebbe?

Wanneer het Beeld een zet moet doen, heft het den arm langzaam op, en brengt denzelven na den kant van het Schaakbord, daar het stuk geplaatst is, welk het in beweeging wil brengen. Het brengt zyne hand aan dat stuk, opent de vingers om het aan te grypen, neemt het op, brengt het over, en zet het neder op de plaats, welke het 'er voor schikt, trekt den arm te rug, en legt denzelven op nieuw op zyn kussen. Wanneer het een der stukken van zyne tegenparty moet wechneemen, maakt het dezelfde beweegingen om dat te vatten, zet het buiten het bord, neemt daarop zyn eigen stuk op, en stelt het op de plaats van het wechgenomene.

Op elken zet, dien het beeld doet, hoort men een dof geluid van raderwerk, omtrent gelyk aan dat van een repetitie uurwerk. Dit geluid houdt op, zo ras de zet gedaan, en de arm des Beelds weder op het kussen is; en de tegenparty kan als dan eerst een nieuwen zet beginnen.

Het Beeld heeft altoos den eersten zet. Men kan deeze onbeleefdheid over het hoofd zien, en dit kleine voordeel toestaan aan eenen houten Speeler.

By elken zet der tegenpartye beweegt het Beeld zyn hoofd, en doorloopt met zyne oogen het geheele Schaakbord. Wanneer het de Koningin schaak zet, knikt het tweemaal met het hoofd, en driemaal als het den Koning schaak zet. Het schudt met het hoofd, wanneer men eenig stuk een valschen zet doet maaken, het geen dikwyls gebeurt, dewyl de andere party, of de aanschouwers, nieuwsgierig zyn, om te zien, hoe het zich in zulke gevallen gedraagt. Maar het Beeld laat het by deeze schudding des hoofds niet blyven; en wanneer men, by voorbeeld, eenen Raadsheer den sprong van een Paard laat doen, zet het Beeld dien Raadsheer weder op de plaats, vanwaar hy gekomen was, en vaart voort met speelen, het geen zyne party een zet doet verliezen, tot straf van haare onoplettendheid of moedwillige doolinge. Dit is ook een klein voordeel, dat de Uitvinder zich heeft moeten voorbehouden, om zich de middelen, om het spel te winnen, zo veel

[pagina 482]
[p. 482]

mogelyk, gemaklyk te maaken, daar zyne aandacht buiten dien zo veel afgeleid wordt, dat hy ze slechts in eene geringe maat kan besteeden, om meer of min goed te speelen: eene omstandigheid, die, in den grond der zaake, zeer onverschillig moet voorkomen aan elken redelyken toeziener. Want, waarlyk, wat scheelt het, of het Beeld de partyen winne of verlieze, indien slechts de zetten, die het doet, juist en regelmaatig zyn?

De Uitvinder verzoekt de geenen, die onderneemen tegen het Beeld te speeelen, dat zy de oplettendheid gelieven te gebruiken, van hunne stukken net in het midden der ruiten te plaatzen. Deeze voorzorg is noodig, om te maaken, dat het Beeld, wanneer het de hand opent om een van deeze stukken te vatten, niet mistaste, of zelfs beschadigd worde, indien de eene of de andere vinger op het stuk mogt stooten, in plaatze van het in de zyde aan te grypen. Wanneer de zet eenmaal gedaan is, heeft men geene vryheid dien te veranderen; deeze regel wordt door het Beeld naaukeuriglyk in acht genomen, en de andere party is 'er ook vast aan gebonden.

Het Konstwerktuig kan niet meer dan tien of twaalf zetten speelen, zonder opgewonden te worden. Maar gy zult toestemmen, myn Vriend, dat de eenvoudige werking van het opwinden der veeren van den arm des Beelds, geene andere uitwerking kan doen dan het zyne beweegende kracht wedergeeven; zonder verder iets gemeen te hebben met de bestuurende kracht, of, om my beter uit te drukken, met het vermogen, om zich, naar vereisch der omstandigheden, nu herwaards dan derwaards te beweegen; waarin, evenwel, de grootste waardy des werktuigs bestaat: en gy zult, ongetwyffeld, zo wel als ik, van gedachten zyn, dat, van alle byzonderheden, die tot dit Werktuig betrekking hebben, de alleronbegrypelyk ste is, dat deeze zo onverschillige bewerking de eenige is, die men den Uitvinder ziet doen, en dit het eenige oogenblik, waarin hy het Beeld aanraakt.

Wiskundigen, uit alle landen, hebben dit Werktuig met de allerzorgvuldigste oplettendheid onderzocht, zonder het minste spoor te kunnen gewaar worden, dat tot de ontdekking van deszelfs manier van werkinge konde leiden. Ik ben meermaalen in het vertrek geweest, waarin het Beeld speelde, omringd door 20 of 30 menschen, die de oogen niet van den Uitvinder afdraaiden. Wy hebben altoos opgemerkt, dat hy zich zorgvuldiglyk op eenen afstand van drie of vier schreden van het Werktuig verwyderd hield, en zich nimmer verried door eenige beweeginge, die ons in het vermoeden had kunnen brengen, dat zy op eenigerleie wyze invloed had op het Werktuig.

Zy, die gemeenzaam zyn geworden met de zonderlinge uitwerkselen der zeilsteenkracht in de Wiskundige Verlustigingen,

[pagina 483]
[p. 483]

die te Parys zo veel gemaakt gemaakt hebben, gelooven, dat de Zeilsteen het middel is, dat men gebruikt om de beweegingen van den arm des beelds te regelen. Maar, zonder zich op te houden met alle tegenwerpingen, welke tegen deeze gissing zouden kunnen gemaakt worden, laat de Maaker, om ze met één woord om verre te stooten, aan ieder, die wil, de vryheid om den sterksten en best gewapenden Zeilsteen op het Werktuig te leggen, zonder te schroomen, dat de werkingen des Konstbeelds daardoor de geringste verandering zouden kunnen ondergaan.

De sprong van het Paard, het geen dit Werktuig het geheele Schaakbord doet doorloopen, is al te aanmerkenswaardig om 'er geene melding van te maaken. Zie hier waarin dezelve besta. Wanneer al de schaakstukken van het bord zyn genomen, plaatst een der Aanschouweren een paard op eene ruit, welke hy kiest naar welgevallen. Het Beeld grypt het aanstonds aan, en doet het, van die ruit beginnende, en naauwkeuriglyk den sprong des paards in acht neemende, de 64 ruiten van het Schaakbord doorloopen, zonder ééne over te slaan en zonder tweemaal op dezelfde ruit te koomen. Men toont dit door penningen, welke een der Aanschouweren zelve legt op elke ruit, welke het paard geraakt heeft, in acht neemende, dat hy eene witten penning legge, op de ruit, van welke het begonnen is, en roode op alle, die het vervolgens de eene na de andere doorloopt. Beproef gy eens dit zelve na te doen op uw Schaakbord; misschien zult gy 'er beter in slaagen dan ik: alle myne poogingen daartoe zyn zonder goeden uitslag gebleven.’

In een volgenden Brief wordt gemeld wat aanleiding gegeeven hebbe tot het zamenstellen van dit Kunststuk, en ter welker gelegenheid de Heer van Kempelen het zelve, na dat hy het al eenigen tyd genoegzaam verwaarloosd had, weder in orde bragt, met oogmerk, om het op zodanig eene wyze in te rigten, dat het na elders vervoerd, en dus ook in andere Landen ten toon gesteld kan worden. De zesde Brief maakt gewag van een nieuw kunststuk, dat die Heer onder handen heeft, bestaande uit een spreekend Kunstbeeld, waarmede hy reeds zo verre gevorderd is, dat 'er hoop zy om 'er in te zullen slaagen. Eindelyk schetst ons de laatste Brief 's Mans character, en geeft een berigt van zyne uitmuntende bekwaamheden; verleenende ons tevens een goeden grond van hoop, dat men ook in andere Landen ooggetuigen zal kunnen zyn van de verwonderlyke uitwerkingen van zynen kunstryken geest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken