Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785 (1785)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.30 MB)

Scans (38.31 MB)

XML (3.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785

(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Londens tweemaalige Nederduitsche Psalmverwisseling beschouwd en beredeneerd, in eene Leerreden over Col. III. 16. Door H. Putman, Lid van de Koninglyke Societeit, te Londen, en Predikant in de Nederduitsche Gereformeerde Gemeente aldaar. Te Leyden, by S. en J. Lucht mans, en te Amsterdam, by J. Wessing, 1784. Behalven het Voorwerk 174 bladz. in gr. octavo.

Aengezien deze Leerreden, behalven dat zy, met betrekking tot het bepaelde oogmerk zeer wel uitgevoerd is, vergezeld gaet van eenige bykomende stukken, die inzonderheid strekken ter ophelderinge van het vroegere voorgevallen in de Psalmverwisseling, zo verdient dezelve wel eene plaets by de andere schriften, welken, ter gelegenheid van het invoeren der nieuwe Psalmberyminge, nopens dit stuk het licht gezien hebben.

Na eene voorafgaende oordeelkundige ontvouwing der Apostolische vermaninge, Col. III. 16, gegeven te hebben, laet de Eerwaerde Putman zich kortlyk uit over het Kerkgezang der eerste Christenen, het invoeren van Davids

[pagina 540]
[p. 540]

Psalmen in de vierde eeuw, en het later voorgevallen; dat, ten tyde der Hervorminge, in de Nederlanden, (gelyk ook elders) aenleiding gaf, om Davids Psalmen in onze Moederspraek te berymen. Hieraen hecht de Leeraer een beknopt verslag van de bekende Souterliedekens, die echter meer van een byzonder dan wel van een Kerklyk gebruik geweest zyn; van de beryming van Uitenhove, zo als dezelve trapwyze is voortgegaen; welke beryming de Nederduitsche Gereformeerde Gemeente te Londen, zints hare oprigting 1550, of althans zedert de eerste gedrukte afgifte dier beryminge 1551, tot haer Kerkgezang geschikt en behouden heeft, tot het jaer 1571; en eindelyk van de beryming van Dathenus, welke die Gemeente in dat jaer, in de plaets van die van Uitenhove, ten Kerkgebruike genomen heeft. Na dit berigt vermeldt hy in 't korte de beslootene, voltrokkene en ingevoerde nieuwe beryming, met welker aenneeming de Londensche Gemeente, in 't jaer 1777, haer Psalmboek ten tweedenmaele verwisseld heeft; en hier op besluit zyn Eerwaerde zyne Leerreden, met eene ernstige aenpryzing dezer beryminge tot onderlinge stigting en oefening der Godzaligheid.

By deze Leerreden komen voorts etlyke stukken, dienende grootlyks ter ophelderinge en bevestiginge van verscheiden byzonderheden, in de Leerreden zelve, met weinig woorden, vermeld. - Het eerste betreft het gebruik der beryminge van Uitenhove, en dient ter wederlegginge van de gissing van den Eerwaerden van Iperen deswegens, als ware die beryming slegts van weinig gebruik geweest. Hier tegen toont de Eerwaerde Putman, dat deze Psalmen in de Londensche Gemeente al in den jaare 1551 gezongen zyn; dat ze, met de verstrooijing dier Gemeente, in Oostfriesland en elders ook in gebruik geraekt zyn; als mede, dat ze, na de herstelling der Gemeente te Londen, aldaer, en zo ook te Sandwich, tot in het jaer 1571 het gewoone Kerklyke Gezangboek geweest zyn, met aenwyzing van 't geen aenleiding gegeven heeft, om deze beryming met die van Datheen te verwisselen. ----- De ontvouwing hier van doet onzen Schryver verder naspooren, den tyd van Uitenhoves overlyden; en zyn onderzoek, hoewel het hem tot gene volkomen zekerheid brenge, heeft hem echter zeer waerschynlyke gronden verleent, om den tyd van 's Mans overlyden te bepalen, op den 5 January 1566. En dit zo zynde, is het waerschynlyk, dat Uitenhove zyne geheele beryming van de 150 Psalmen, vóór Dathenus,

[pagina 541]
[p. 541]

voltooid zal hebben, schoon Dathenus hem, met het uitgeven zyner beryminge, voorgekomen zy. Uitenhove naemlyk heeft den Londenschen Predikant Wingius en deszelfs Medebroeders, vindende zich vermoedelyk in doodsgevaer, en dus buiten staet om zyne volledige beryming uit te geeven, verzogt die uitgave te vervorderen; 't welk ook geschied is, met eene Voorreden van den Eerwaerden Wingius, gedagtekend, Londen 12 Septembris 1566: en de Voorreden van Dathenus, voor de eerste uitgave zyner beryminge, is gedagtekend Frankenthal 25 Maart 1566. - Een volgend stuk behelst een verslag van de Letteroefeningen van Dathenus te Londen, waer door hy zig tot den Predikdienst bekwaem gemaekt heeft, met dat gevolg, dat hy, hoewel niet als een gevestigd Leeraer, maer als een Student en Proponent in Engeland gepredikt hebbe. By die gelegenheid deelt ons de Eerwaerde Putman mede een berigt van eene soort van Godgeleerde oefening, diestyds te Londen gehouden, welke tevens een Kweekschool van Leeraren was. ----- Verder worden ons hier medegedeeld eenige aenmerkingen over de vroegere en latere poogingen ter verbeteringe der Rympsalmen van Dathenus in Engeland; als mede over het invoeren van Euangelische gezangen; welk laetste de Eerwaerde Putman ten sterkste aenpryst. ----- Hieraen is nog gehegt een stuk, waerin getoond wordt, hoe 't gansch onwaerschynlyk zy, dat de Souterliedekens ooit te Londen in de Nederduitsche Kerk openlyk gebruikt zyn; en men veeleer te denken hebbe, dat enige geschreeven en van buiten geleerde Psalmen van Uitenhove, (voor dat de eerste vyf en twintig in 't jaer 1551 gedrukt waren,) ten Kerkgebruike geschikt geweest zullen zyn. ----- By deze stukken, die nog al etlyke byzonderheden behelzen nopens de Kerklyke Geschiedenissen van dien tyd, welken wy niet allen kunnen aenhalen, komt voorts 's Mans aenmerking over het schryven van Plinius, wegens de Godsdienst-byeenkomsten der Christenen, waar in hy onder anderen gewag maekt van een carmen dicere secum in vicem, het welk zyn Eerwaerde vertolkt, een gedigt onder elkander voortbrengen. Tertullianus noemt dit canere dat is zingen: en men heeft het zeggen van Plinius, in navolging hiervan, ook veelal in dien zin opgenomen. Dan dit schynt niet wel overeen te brengen te zyn, met hunne stille, heimelyke nagtvergaderingen; waerom zyn Eerwaerde hier eerder denkt, op het opzeggen van een Gedigt, 't welk de Christenen beurtlings onder elkander

[pagina 542]
[p. 542]

met de stem voortbragten; 't welk dan zagtlyk gedaen zal zyn, dat mogelyk in 't het woord secum (by zich zelven) opgeslooten ligt. ----- Ten laetste komen hier nog enige aenmerkingen voor, over de vereischte oplettendheid in het Tydrekenkundige, en andere omstandigheden, met aenwyzing van enige misslagen, uit onagtzaemheid hier omtrent ontstaen.

'Er is een brief, door Saravia aen Uitenbogaerd geschreven, getekend 13 April 1612, en 's Mans Grafschrift te Cantelberg stelt zynen sterfdag op den 15 Jan. 1612. Dit heeft de Hoogleeraer Ens, in zyn berigt van de publieke Schriften, bl. 91. niet overeen kunnen brengen; maar die schynstrydigheid zou terstond vervallen geweest zyn, als hy zich maer herrinnerd had, dat men diestyds in Engeland het jaer nog begon met den 25 Maert.

In het Register van Le Long, op zyne Boekzael der Nederduitsche Bybels, leest men Delenus (Petrus en Gualterus) twee geleerde Gebroeders. Maar Gualtherus is de Vader van Petrus Deloënus; en deze Gualtherus is waerschynlyk dezelfde, die voorkomt onder den naem van Walterus Deleen, des men met anderen om geen drie Deloënussen hebbe te denken.

De Hoogleeraer Gerdes gewaegt, in Scrinio Antiq. T. IV. p. 664, van Londensche Predikatien binnens huis, reeds in 't jaer 1548; doch de brief van Petrus Martyr, waer op hy zich grond, slaet vermoedelyk eer op Predikatien binnens huis te Kantelburg, met verlof van den Aartsbisschop gedaen.

De Eerwaerde Haemstede zegt, in zyne Jubelpreek, op het tweede Eeuwgetyde der Nederduitsche Kerke, bl. 23. dat a Lasco in de Lentetyd van 1550 met Joannes Uitenhove herwaarts quam. Dan dit is eene misvatting, a Lasco overkomende zal ongetwyfeld Uitenhove in Engeland gevonden hebben.

Hier agter zyn nog geplaatst twee Bylagen, behelzende de eerste twee Lysten, wegens de overeenkomst der zangwyzen van zommige Psalmen, in de Psalmen van Uitenhove en Dathenus. En de laetste bylage levert ons de Voorrede van Godfridus Wingius voor het Psalmboek van Uitenhove gesteld, by zyne uitgaef van het zelve, in 't jaer 1566. welke Voorrede de Eerwaerde Putman hier bygevoegd heeft, om dat ze zyns weetens nergens op zichzelve voorkomt, en dat Psalmboek ook reeds schaers word.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken