Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787 (1787)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.07 MB)

Scans (49.50 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787

(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Bydragen tot bevordering van Waarheid en Godvrucht. Eerste Stuk. Te Amsterdam by M. de Bruin, 1786. Behalven het Voorbericht 174 bladz. in gr. octavo.

Naer luid van 't Voorbericht, hebben enige, reeds min of meer bejaerde Leeraers onzer Nederlandsche Kerke, te samen het besluit genomen, om ene soort van Tydschrift onder dezen Tytel te vervaerdigen, zonder zich echter aen enige tydsbepaling te verbinden; zullende men, zo 't voorkomt, een minder of meerder aental van Stukjes jaerlyks afgeven. - ‘Ons eerste algemeen oog-

[pagina 274]
[p. 274]

merk (zeggen ze) is, dit werk te maken tot eene verzamelplaats, tot een magazijn van goede en nuttige kleine geschriften, die tot bevordering van kennis en godvruchtigheid strekken kunnen; en schoon wij over het geheel de onderrechting en stichting van allerlei soorten van godsdienstige menschen bedoelen, zullen wij evenwel altijd in het bijzonder het belang van luiden van ons beroep, vooral van jonge predikanten, onder het oog houden, die hier, zoo wij naar onze wenschen slagen, van tijd tot tijd stukken zullen aantreffen, die de leerstellingen van onzen Godsdienst ophelderen, of bevestigen, of die tot verklaring van eenig deel van Gods woord dienen; of die over het een of ander deel van de herderlijke plichten van eenen leeraar licht verspreiden.’ - By de verdere ontvouwing van dit oogmerk geven ze tevens te kennen, van hoedanige buitenlandsche Geschriften, en op welk ene wyze, zy in dezen gebruik zullen maken; en zich voorts bedienen van oorspronglyke Verhandelingen, door henzelven opgesteld, of hun door hunne Vrienden medegedeeld. ‘Ook stellen wij (vervolgen ze ten dien opzichte) deze verzameling open, voor alle onze medebroeders, die ons voor dezelve iets gelieven toe te zenden, dat van zoodanigen inhoud is, dat wij het aan de opmerking van het publiek kunnen aanbevelen, 't zy het dan verhandelingen, losse gedachten, fragmenten, of hoe men het anders ook gelieve te noemen, zijn mogen.’ Hun voorname verzoek deswegens is, dat men zich, gelyk zy zelven in hunne geschriften zulks in agt hoopen te nemen, onthoude van alle haetlykheid; en dat de geest van christelyke zachtmoedigheid in zulke opstellen alomme heersche; waervan ze de betaemlykheid en noodzaeklykheid verder in 't breede en ten ernstigste aendringen. - Indien men dit bestendig in 't oog houde, is 't te wachten, dat deze verzameling hare nuttigheid zal kunnen hebben, zo voor de Leden in 't algemeen, als wel byzonder voor de Leeraers onzer Nederlandsche Kerke; waeromtrent de bewerking van dit eerste Stukje een vry goed vooruitzicht verleent. - Wy hebben 't niet ondienstig geoordeeld, een weinig breeder verslag van 't oogmerk dezer verzamelinge te geven; dan hierdoor zou dit Artykel te wyd uitloopen, indien wy ons verder inlieten in 't ontvouwen van deze of gene der uitvoerig behandelde onderwerpen. Genoeg zy het, voor tegenwoordig, nog kortlyk te mel-

[pagina 275]
[p. 275]

den, hoedanige onderwerpen in dit Stukje overwoogen worden.

Het behelst, Gedachten over de Proeven van nieuwe Overzettingen, inzonderheid van het Nieuwe Testament. Bedenkingen over de Wedergeboorte en Aanneming tot Kinderen. Gedachten over het Evangelisch prediken. Een onderzoek omtrent het denkbeeld der menschlijke Gelukzaligheid, als niet zeer geschikt ter beoordeeling van de Leerstellingen des Christendoms. Eene verhandeling over de eenvoudigheid in de Leerreden. En eene korte beantwoording der volgende Vragen. - Is de mensch, uit hoofde zijner geboorte, even geneigd tot het goede als tot het kwade? - Kan, door onloochenbaare ondervindingen, eerst de mogelijkheid, en daarna de werklijkheid bewezen worden, dat zedelijke onvolmaaktheden van Ouders op Kinderen overerven? - Welke is de eerste grond aller vriendschaplijke verbintenissen van denkende wezens, zonder welken ware vriendschap noch ontstaan, noch voortduren kan? - Welke is de beste en aangenaamste denkwijze van een mensch, dien men vele misslagen vergeeft, en vele en groote weldaden bewijst? - Welke zijn de oogmerken van een wijs en goed Regent bij zijne straffen? - Kan een straf, die van eenen schuldigen op eenen onschuldigen is overgedragen, eenen schuldigen verbeteren? - Kan God van een schepsel, de Almachtige van een onmachtigen mensch beleedigd worden? - Kan eene verborgenheid invloed op onzen wil, en op de vorming van ons gemoed hebben? - Het antwoord op de naestlaetste vraeg zullen wy, om deszelfs beknoptheid, hier nog overnemen. De Schryver het dienstig oordeelende, de beantwoording van enige andere vragen vooraf te laten gaen, richt zyn antwoord aldus in.

‘Kan de Alwetende en Alwijze de dingen anders beschouwen, dan zij zijn? Kan hij de duisternis als licht, zwart als wit, het schandelijke als edel, ondeugd als deugd zich voorstellen? Ik hope, dat een ieder met mij zal instemmen, dat dit onmogelijk zij. Ik vrage verder, heeft hij een gelijk behagen aan het ordenlijke en onordenlijke, aan het regelmatige en onregelmatige, aan het schoone en afschuwlijke? De verbazende ordening der starren, zoo dat geene de andere hindert, de op het nauwkeurigste afgemetene beweging der groote wereldlichamen, de schikking en pracht der gewassen, de leden der menschen en dieren, en derzelver aan hunne oogmerken beandwoorden-

[pagina 276]
[p. 276]

de evenredigheid toonen, dat God de orde en eene geregelde gesteldheid der dingen bemint. Een hoogst volmaakt wezen heeft een aangenaam welgevallen aan eene geregelde en schoone wereld. Zou God eindelijk wel onverschillig daarbij zijn, of zijne redelijke schepsels gelukkig dan ongelukkig zijn? Zaligheden genieten of onder ellenden zuchten? Wie kan zich zoo eenen ongevoeligen, ja zelfs harden God bedenken? Maar nu leert de ondervinding, dat het in de magt der redelijke en vrije wezens staat, dwaas of wijs, deugdzaam of ondeugend, weldoeners, of ballasten en geessels der wereld te zijn. Het staat aan hun, om de wereld schooner en aangenamer, en bijgevolg Gode zelven aangenamer te maken, of derzelver orde te storen, de wereld te ontsieren, zelfs afschuwelijke schandvlekken van dezelve te worden, ontelbare ellende in dezelve te brengen, en sommige van derzelver deelen tot zoo vele hellen te maken. Indien het nu waar is, dat den wijzen God eene geregelde welingerichte, schoone en gelukkige wereld aangenamer is, dan zulk eene, in welke vele dwaasheden, ongeregeldheden, noodelooze verwoestingen, kwellingen, folteringen, zuchten en weeklagen plaats hebben; dan is het ook mogelijk, dat de mensch God beledige. Hij kan gezindheden voeden, en daden verrigten, die de Alwijze als afschuwelijk, schandelijk, laag beschouwt, en Hem daarom onaangenaam zijn. Hij kan de wereld ontsieren, een gedeelte van den aardbodem verwoesten, een duivel zich betoonen, en de vreugde der wereld in smerte, en het geluk derzelve in ongeluk verkeeren; welk alles den Alwijzen niet zoo aangenaam kan wezen, dan het tegengestelde: en, wanneer het gebeurt, dan wijkt de mensch af van de billijke plichten, die hij zijnen Schepper schuldig is, en handelt tegen alle dankbaarheid. Iedereen noemt zulk een gedrag eene belediging. Het is derhalven mogelijk, dat een mensch, zoo onmagtig hij ook zij, God beledige. Hij kan iets doen, dat tegen deszelfs wil en welgevallen aanloopt’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken