Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790 (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.13 MB)

Scans (40.13 MB)

XML (3.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 278]
[p. 278]

Verhandeling over de Vormdrift in de Voortteeling door J.F. Blumenbach, Hoogl. te Gottingen, enz. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Amsterdam by A. Fokke Simonsz., 1790. In octavo, 92 bladz.

Dit kleine Tractaatje is van dien aart, dat veele onzer Leezers veelligt begeerig zyn zullen, met derzelver inhoud en waardy eenigermate nader bekend te worden; aan beide deeze verlangens zullen wy kort en zakelyk trachten te voldoen.

De Hoogleeraar heeft het in drie Afdelingen vervat, in de eerste handelt hy over de verscheidene wegen, welken men ingeslagen heeft, om tot eenig besluit over het voorttelingswezen te geraaken. De tweede strekt ter beproeving der Hoofdgronden voor het voorgegeevene voorbestaan, der voorafgevormde kiemen in het vrouwelyk ei, en tegengronden tot derzelver wederlegging. In de derde en laatste worden de ondervindingen opgegeeven, ten bewys der vormdrift, en ter nadere bepaling van eenige wetten derzelven.

In de eerste Afdeling aangetoond hebbende, dat dit onderwerp, (zo als men ligtelyk denken kan) van alle tyden af, het onderzoek der Wysgeeren waardig geoordeeld is, dat veele der ouden en ook die der middeleeuwen, zig daarmede ingelaten hebben, voegt de Autheur 'er by, dat drelincourt alleen 262 ongegronde onderstellingen over het voorttelingsweezen uit de Schriften zyner voorgangeren saamgebragt heeft, en dat zyn eigen stelzel gewis de 263ste uitmaakt.

Uit alle deze tallooze paden, ter oplossing van dit grootste van alle Physiologische raadzels, leid hy deze twee hoofdwegen af, die onlangs onder de namen ontwikkeling (evolutio) en bygeboorte (epigenefis) zyn bekend geworden. Onder de laatste uitdrukking verstaat men, dat de rype, maar voor 't overige, ruwe ongevormde teelingstoffe der ouderen, wanneer die ter zyner tyd en onder de daartoe bevorderlyke omstandigheden ter plaatze zyner bestemming geraakt, alsdan allengskens tot een nieuw Schepzel gebeeld word.

De leer der (Evolutio) ontwikkeling brengt mede, dat men gelooft, dat by alle menschen, dieren en planten, die reeds geleefd hebben, of nog staan te leven, de kiemen, of allereerste beginzels, gelyk by de eerste Schepping, geschapen worden, zoo dat de eene voortplanting na de andere zig slegts

[pagina 279]
[p. 279]

heeft te ontwikkelen. Maar de aart en wyze, dezer ontwikkeling zelve, heeft men weder door zeer verschillende Theorien zoeken te verklaren. Hierop laat de Autheur de gedagten, van zommige oudere en van veele nieuwere Wysgeeren, volgen, welke, doch op verschillende wyzen, allen de leerstelling der ontwikkeling toegedaan waren, onder deeze zyn swammerdam, spalanzani, haller en bonnet, wel de merkwaardigste; en verklaart daar by, dat hy zelve voorheen dit gevoelen niet alleen toegedaan geweest is, maar ook het zelve geleeraard en in zyne Schriften verdedigd heeft.

De onverwagte uitkomst echter eener aangestelde proeve, om het laatstgenoemde leerstelzel tegen het eerste, te willen buiten allen twyfel stellen, bragt den Autheur op geheel tegengestelde gedagten. Aan een soort van groene Armpolypen, die zig door een lang uitgerekt spilvormig lichaam en korte, meestal styve, armen van de gemeene groene soort uitzonderen, wierd de bekende proeve van de wedervoortbrenging der leden ondernomen, welke zeer voorspoedig gelukte; doch bemerkte de Autheur met zyn byhebbend gezelschap zeer duidelyk, dat de vernieuwde polypen by al hun overvloedig voedzel toch veel kleiner dan voorheen waren, en dat een verminkte romp, wanneer hy de verloorne deelen weder na buiten uitdreef, ook in gelyke maate zeer zichtbaar inkromp, en korter en dunner scheen te worden. Hierby kwam, eenigen tyd daarna, eene waarneming, door den Autheur gedaan, van eene diepe rondom de knie verspreide zweer, welke genezen zynde, het nabuurig vleesch nedergezakt was tot de groef, dewelke door het lidteken geformeerd wierd; hier uit, en uit veele andere proeven en onderzoekingen, zedert dien tyd gedaan, maakt de Autheur dit besluit op. Dat 'er geene voorafgevormde Kiemen vooraf bestaan, maar dat 'er in de voorheen ruuwe ongevormde teelstoffe der bewerktuigde of georganizeerde Lighaamen, na dat zy tot heure opwekking, en ter plaatze heurer bestemming gekomen is, eene byzondere, maar het geheele leven door werkzaame, drift opgewekt wordt, om heure bepaalde gestalte aanvangkelyk aan te nemen, en het geheele leven door te behouden, en wanneer die zomtyds ergens verminkt wierde, za veel mogelyk is, weder te herstellen.

Een drift die gevolgelyk tot de levenskragten behoort; maar die even zo blykbaar van de overige zoorten der levenskragten van de bewerktuigde lighaamen (te weeten de zamentrekbaarheid, prikkelbaarheid en gevoeligheid -) als van de alge-

[pagina 280]
[p. 280]

meene physische kragten over het geheel genomen, onderscheiden is. Welke de eerste gewigtige kragt tot alle teeling, voeding en wedervoortbrenging schynt te zyn, en welke men, om dezelve van andere levenskragten te onderscheiden, met den naam van vormdrift (nisus formativus) betekenen kan.

Het overige deezer Afdeling strekt ter nader bestemming en verklaring van het gestelde.

De tweede dient, ter beproeving en wederlegging der hoofdgronden van hun, die daaromtrent anders denken, waarin voornamelyk het gevoelen van den grooten haller, met alle bescheidenheid onderzogt, de ongenoegzaamheid zyner bewyzen aangetoond, en aangevoerde waarnemingen met tegen-waarnemingen wederlegt worden.

Van de derde Afdeling, welke nog verscheide ondervindingen ten bewys der vormdrift behelst, en ter nadere bepaling van eenige wetten derzelven, laat ons bestek niet toe, iets meerder te zeggen.

Dit zal genoeg zyn om onze Lezers, welke lust en tyd tot nadenken hebben, aan te spooren, om dit Werkje dat klein in omtrek, maar ryk van inhoud is, met de vereischte oplettenheid, onzydigheid en voorzigtigheid, door te zien; en wy twyfelen niet, of zy zullen met ons deeze moeite zeer wel beloond vinden: te meer, daar de anderzins drooge stoffe, op een aangenaame en onderhoudende wyze, behandeld word.

De Vertaaling, echter, had wel wat vloeiender en met de gebruikte kunsttermen overeenkomstiger kunnen zyn, en byaldien 'er eens een tweede uitgaave van dit Stukje mogt volgen, zo zouden wy wel wenschen, dat zulks vooraf, door eenige der taal- en zakenkundige oogen, mogt nagezien en verbeterd worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken