Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790 (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.13 MB)

Scans (40.13 MB)

XML (3.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 389]
[p. 389]

Leerwyze, om jonge Lieden bekwaam te maaken, om hunne gedachten schriftelyk welgeregeld uit te drukken. Naar het Hoogduitsch van den Heer Villaume, Hoogleeraar te Berlyn. Met eene Tafel, behelzende de beheersching der Naamvallen. Te Dordrecht by F. Wanner, 1789. In gr. octavo, 160 bladz.

Deeze Leerwyze is eigenlyk eene Prysverhandeling van den Heer villaume, eerst door den Heer rezewitz, met bygevoegde Aanmerkingen, in een Tydschrist van hem, geplaatst, en naderhand, met de Aanmerkingen in den tekst gevlogten, meermaalen uitgegeeven. Het oogmerk van den Hoogleeraar daar in, is niet om juist onnavolgbaare Schryvers te maaken, of zodanige die men Genien noemt, welke zich zelven vormen, zo als rousseau gedaan heeft; neen, hy wil slechts eenvoudige, duidelyke en verstandige Schryvers maaken, welke in hunne omstandigheden, dat is, in hun eigen werk, in hunne eigen zaaken, de pen wel weeten te gebruiken.

‘Deeze kunnen (zegt hy) zekerlyk gevormd worden; doch of het noodzaakelyk zy voor dezelve zo zeer bezorgd te zyn? dit is de vraag. Die gedachten heeft, en de taal verstaat, zal, naar myn begrip, zonder eenig onderwys schryven kunnen. Want schryven en spreeken is toch voor hem die geenen opschik verlangt, en dien niet kent, byna eenerley. Nogthands is het zeker, dat menig een die zeer slegt schryft, echter goed spreekt: dan ik geloof dat de oorzaak hoofdzaaklyk deeze is: dat, als hy schryft, hy optooijen en verfraaijen wil, en, als hy spreekt, daar aan in 't geheel niet denkt; maar zich bloot zoo uitdrukt gelyk hy denkt, en de uitdrukking neemt juist zoo als zy hem voorkomt. Deeze verderfelyke opschik is dus de vrucht, niet van een verzuimd onderwys; maar van eene naauwgezette kwalyk begreepen onderrichting, van eene te zeer verfynde leerwyze.

My dunkt derhalven, dat het toereikende zoude zyn, als men het kind, den jongeling, denken, en enkel zyne taal leerde. Maar men wil al te vroeg de vrucht van zynen arbeid genieten; men wil hebben dat het kind jongeling, en de jongeling man zy. Ouders en leeraaren willen uitblinken, en kunnen den tyd, door de natuur bestemd, niet afwachten. - Men wil kerssen in den winter plukken, en men maakt stookkasten. - Men wil dat een zeventien-

[pagina 390]
[p. 390]

jaarige knaap vaarzen maake, en op de hooge schoole gaa; in zyn twintigste jaar moet de jongeling zyne studiën reeds voleindigd hebben, en Dichter en Schryver zyn. - Hier toe zyn zeekerlyk schoolsche stookkasten, leerwyzen en kunst noodig. Dit wordt thans algemeen vereischt, en is eene noodzaaklykheid. - Wat zal men doen? Zoo 'er geen wederhouden aan is, moet men met den stroom maar mede dryven, of men raakt 'er onder.’

De Schryver geeft dus ook zyne Leerwyze op, welke veele goede Aanmerkingen bevat, doch hier en daar wat veel afgebroken is, door de byzondere bedenkingen van den Heer rezewitz, die men liever als Aanmerkingen onder de bladzyden had moeten plaatsen: zo als zy in de eerste Hoogduitsche uitgaave stonden. Over de taal is hy het uitgebreidst, overtuigd zynde, dat de kinderen die eerst moeten verstaan, willen zy dezelve als een middel gebruiken, om hunne kennis uit te breiden. Doch de taal heeft ook veel schuins, veel valsch licht. ‘Doch hier op (zegt de Schryver) wordt zelden gezien, wanneer een kind maar woorden van eene taal spreekt, dan denkt men al dat het dezelve verstaa, en dat men die taal gebruiken kan, om hetzelve onbekende dingen te leeren kennen. Neemt men, by voorbeeld, de met zoo veel regt geliefde Natuurlyke Historie tot het voorwerp van onderwys, zo zegt men het van den Leeuw, van den Tyger, van den Olyphant wonderlyke dingen, en den Os, het Paard en Schaap gaat men voorby, of als men van deeze spreekt, dan ontleent men zyne wetenschap van het Lam; men rangschikt, men telt de kentekenen van 't geslacht op, spreekt van de tanden, van den hoef, enz. doch men zwygt van 't voordeel en nadeel dat ze doen kunnen, enz. Maar de kinderen hebben deeze daaglyks voor hunne oogen; ja, evenwel weeten zy 't niet regt, zy maaken 'er zich geen duidelyk begrip van. Myn oogmerk is niet, de kinderen iets nieuws door zulke gesprekken te leeren. Maar hen te helpen zien, opmerken, spreeken en verstaan, by 't woord een bepaald begrip te hebben, de taal leeren, naamlyk, wanneer de kinderen myne woorden met zaaken die hun bekend zyn vergelyken, en derhalven bepaald hy de woorden denken, en zich niet met enkel geluid van dezelve vergenoegen. Daar door dat ik eerst lang van bekende dingen met hun spreeke, verkrygen zy een inzigt van dit taalmiddel; van zyne afwykingen, van den verrekyker, welken het alles voorhoudt, dat door denzelven gezien moet worden.

[pagina 391]
[p. 391]

Ik wil echter met hun daar over niet redeneeren, dat zou weinig baaten, maar ik zoek met de woorden een bepaald denkbeeld in hunne voorstellingskragt te verwekken. Ik breng altyd een ondeelbaar voorwerp onder de algemeene uitdrukking; ik spreek nooit van de Paarden, over 't geheel, maar van dit of dat Paard, Schimmel of Moor, datze hier of daar gezien hebben. Want, nog eens, kinderen blyven gaarne aan de woorden hangen.’

De Vertaaler heeft, op het spoor van den Heer villaume, eene Tafel, voor den Nederduitschen Leezer hier by gevoegd; behelzende eenige voorbeelden, om de bepaalende en onbepaalende geslachtwoorden by een manlyk, vrouwlyk en onzydig zelfstandig naamwoord, met een byvoeglyk naamwoord, volgends de zes naamvallen en den taalregel, te leeren schryven. Benevens eene lyst van alle de voorzetselen by de Naamvallen, welken zy beheerschen, geplaatst. Dezelve wordt ook afzonderlyk uitgegeeven, en is zeer geschikt, om den jongen Schryveren van dienst te zyn, ter herinnering van die taalkundige regelen, die zy, in alle gevallen, behooren te volgen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken