Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804 (1804)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.97 MB)

Scans (43.09 MB)

XML (3.60 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804

(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Berigt, wegens het vallen van dampkringssteenen, en het verschynen van vuurige verhevelingen.

Op 13 December 1803, 's voormiddags tusschen elf en twaalf uuren, wierden de bewooners van het dorp St. Nicolaas, by het steedjen Mesing, vyftien mylen van Munchen, zeer verschrikt, door een gedruis, gelykende naar dat van kanonschooten. Een Boer ging uit zyn huis, en ziende de wolken donker worden, hoorde hy een zonderling gesnor in de lucht, en zag iets met een groot geraas op zyne schuur vallen. Na binnen

[pagina 444]
[p. 444]

gegaan zynde, vondt hy eenen steen, die de planken van het dak door zynen val hadt verbryzeld. Den steen opraapende, bemerkte hy dat dezelve een zwavelreuk van zich gaf, en eene meer dan gemaatigde warmte hadt; hy woog 3¼ pond. De buitenkorst was zwartagtig, naar leem gelykende. Gebroken zynde, wierdt de steen bevonden aschkleurig, aardagtig, naar hard geworden klei gelykende. By de ontbinding vondt men oorspronklyk yzer, zich vertoonende in de gedaante van kleine lichtgeevende punten, en bergsteenen in zeer kleine blinkende korreltjes, die, gestampt zynde, een zwart poeder opleverden. Men zag 'er daarenboven verscheiden platte klompjes, zwart en donker bruin van kleur, die zich door hunne hardheid onderscheidden, en helder blonken. Men ontdekte 'er eenige kleine korreltjes, in gedaante van een dobbelsteen; alsmede kleine schyfjes, geelagtig van kleur, doorschynende, zich als quartz vertoonende,j doch niet zoo hard. Door middel van het Mikroskoop ontdekte men korrels bleekgeel metaal, zynde waarschynlyk Nickel.

By de scheidkundige ontbinding van 10,000 greinen bekwam men:

1. Yzer in den metaalstaat 1800
2. Yzerkleurig oxide 2540
3. Zuivere nickel 1310
4. Magnesia 3250
5. Silice 1000
6. Zwavel 100
  _____
  10,000

De Akademie der Weetenschappen heeft, van een haarer Leden, uit Catharinenburg, het volgende Berigt ontvangen.

‘Op 13 December 1803, 's avonds ten acht uure, zag men in het zuidoosten eenen vuurkloot, rechtstandig na den grond nederdaalende. Zyne schynbaare grootte was die van een tafelbord, en het licht als dat der maane. Hy hadt een zeer langen roodkleurigen staart, die, voordat de kloot den gezigteinder hadt bereikt, met een dof geluid in dampen verdween. De bol scheidde zich vervolgens in twee stukken, en verdween in het zelfde oogenblik. Op 24 van die zelfde maand

[pagina 445]
[p. 445]

zakte de Thermometer van reaumur tot op 37 Graaden beneden Nul. 's Anderendaags stondt hy op 40 Graaden.’

Merkwaardig is het, dat deeze verheveling op den zelfden dag verscheen, als dien men in Beijeren heeft waargenomen. Het verschil van den tyd der verschyninge, en de omstandigheden des verschynzels, laaten niet toe, hier aan een zelfde lichaam te denken. Indien in 't vervolg door natuurkundige waarneemingen bleek, dat in zekere tyden van het jaar deeze verschynzels menigvuldigst zich vertoonen, zoude men dan daar uit niet mogen besluiten, dat het luchtgewest, welk de aarde alsdan in haaren loopkring bezoekt, met deeze vreemde lichaamen byzonderlyk doorzaaid is, dewyl zy dezelve in grooteren getale ontmoet?

Op 15 April 1804, 's avonds 9¾ uure, zagen alle menschen, die zich buiten hunne huizen bevonden, zommigen eensklaps een licht als dat der volle maane, anderen den verheveling of bol, die dat licht voortbragt. Met verbaazende snelheid bewoog zich dit lichaam van het zuid na het noord, eenige weinige graaden oostwaarts afwykende; loopende nagenoeg door het Zenith van Geneve. Het licht was roodagtig; het wierdt van eenige lichtende punten gevolgd, en verdeelde zich, terstond naa zynen doortogt door het Zenith, in een zeker getal kleinere stukken, die gelyklyk verdweenen.

Omtrent een minuut naa de verdwyning hoorde men een gerommel, naar dat eens afgelegenen donderslags gelykende; eenige oogenblikken daarnaa hoorde men van nieuws dit geraas, doch flaauwer, waarschynlyk door den weerklank der bergen.

Uit de loopstreek deezes verhevelings te oordeelen, moet dezelve overal in het westlyk gedeelte van Zwitzerland gezien zyn. Mogelyk en waarschynlyk zelf is het, dat de slag van het vallen van etlyke steenen zal verzeld gegaan zyn; doch van wegen den tyd des vallens, en omdat zy hun licht verloren, konden ze niet wel gezien worden.

Op Zondag 15 April 1804 vernam men een flaauwen blixemstraal; men zag een vuurigen streep, driemaal zoo sterk als het licht van vallende starren; dezelve wierdt veroorzaakt door eenen vuurkloot, oogschynlyk een weinig grooter dan een gewoone vuurpyl. Met eene tusschenpoozing van twee sekonden telkens gaf hy drie

[pagina 446]
[p. 446]

flikkeringen van zich. Thans kwamen 'er sterke vonken, of liever brokken, uit voort, ten getale van negen tot twaalf; met den laatsten verdween het licht. Dit geschiedde 's avonds ten 9 uure 40 minuuten. De snelheid des bols was gelyk aan die van een vuurpyl; de richting was na het zuidwest; hy verdween op de hoogte van ongeveer 35 graaden. Den gantschen dag hadt de Barometer zeer laag gestaan, zonder dat 'er regen viel, en de lucht was gemaatigd. 'Er waaide een labberig koeltje uit het zuidwest. Voor en naa den slag hoorde men geenerlei geraas. De lucht was in dat oogenblik zonder wolken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken