Hier en daar zijn prozaïsche regels, b.v. bl. 15:
Dus brak de vierde dag van Februarij aan.
De navolgingen zijn doorgaans, maar niet altijd even gelukkig; goldsmith's Edwin and Angelina heeft nog al veel verloren. Van dat stukje bestaan er reeds twee, zoo niet meer, betere vertalingen. De correctie had ook wel naauwkeuriger mogen zijn. Desniettegenstaande blijven wij bij ons gevoelen, dat dit bundeltje veel behelst, dat goed, en ook wel iets, dat schoon is. Men vindt hier: Een blik in het geschapene. Gedachten bij den naderenden Winter. Klagten van den Twijfelaar. naar tiedge. Uitboezeming bij de Overstrooming van den 4 Februarij 1825. Aan den Dood, naar langbein, (soms wat stroef, b.v. D
ch noōit, nōoit slo
p ang
t mij
boēz
m binne
). Aan den Mensch. De Moed, naar het Hoogduitsch. Bespiegeling. Mirza's Droomgezigt, naar addison (uitmuntend!). In de bouwvallen van een oud Slot geschreven. naar matthisson. Ter verjaring van Z.K.H. den Erfprins. De Zomeravond op het Valkhof te Nijmegen. Edwin en Emma, naar goldsmith. Aan den Koning. Over het Geluk, naar het Engelsch. Aan A.Q. Dellius, naar horatius. Aan eenen Vriend. Aan de Hoop, naar bürger. Lofzang van de Priesteren van Isis, naar tiedge.
Nachtgedachten. Aan Elvire, naar lamartine. Het Onweder, naar dimond. Aan God. Hulde aan Z.K.H. den Erfprins. Zomerlied, naar gleim. Zegepraal van het menschelijk vernuft over de verwoestingen van den tijd. Opwekking tot vreugde, naar hölty; en eindelijk: Op den dood van een Kindje.